Kamerbrief inzake commissieverzoek over NRF

Graag bieden wij u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken en voor Defensie. Deze vragen werden ingezonden op 8 februari 2007 met kenmerk 07-BUZA-B-007

De minister van Buitenlandse Zaken,

Drs. M.J.M Verhagen

De minister van Defensie,

E. van Middelkoop

Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, en de heer Van Middelkoop, minister van Defensie, op vragen van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken en voor Defensie.

1.

Is de Supreme Allied Commander Europe (SACEUR) al ingegaan op het eerdere aanbod van Nederland voor NRF 9 en NRF 10? Zo ja, welke bijdrage wordt daadwerkelijk van Nederland verwacht?

Het Nederlandse aanbod voor NRF 9 en NRF 10, waarover wij u op 19 januari 2006 in Kamerbrief 29 521, nr. 22 hebben geïnformeerd, is door SACEUR ongewijzigd geaccepteerd. De voorziene Nederlandse bijdrage is met dit aanbod in overeenstemming.

2. 4. 8. 10. 15. 16.

Zijn NRF 11 en 12 al volledig 'gevuld' en wanneer is de deadline dat dit moet gebeuren?

Welke andere NAVO-partners leveren voor NRF 11 en voor NRF 12 een belangrijke bijdrage, en hoe verhoudt die zich zowel materieel als personeel tot de Nederlandse inzet?

Heeft er over de inhoud van het Nederlandse aanbod voor NRF 11 en 12 vooraf een overleg of afstemming plaats gevonden met de overige relevante partners?

Heeft de Supreme Allied Commander Europe (SACEUR) de aanbiedingen van de lidstaten inmiddels kenbaar gemaakt? Welke aanbiedingen zijn geaccepteerd?

Wat zijn de redenen dat SACEUR nog aanvullende verzoeken tot extra deelname zou kunnen doen om de nog ontbrekende capaciteiten op te heffen?

Kunt u aangeven wat de nog ontbrekende capaciteiten zijn? Is het te verwachten dat er op Nederland een beroep zal worden gedaan om de nog ontbrekende capaciteiten op te heffen?

De resultaten van de Navo-planningsconferentie in november 2006 zijn onlangs bekend gemaakt. SACEUR heeft de initiële vulling van NRF 11 en NRF 12 en de daarop volgende rotaties bemoedigend genoemd, maar de aanbiedingen van de landen zijn nog niet geaccepteerd. Vooral voor de vulling van de land- en luchtcomponent zijn nog aanvullende aanbiedingen nodig. De voornaamste tekorten hebben betrekking op helikoptercapaciteit, logistieke ondersteuning, vliegvelddiensten, gevechtsondersteuning en medische capaciteiten. De grootste bijdragen voor de vulling van NRF 11 en NRF 12 worden geleverd door de Verenigde Staten, Frankrijk en Spanje. Samen leveren deze landen ongeveer 10.000 militairen, dat is 40 % van elk van de NRF-rotaties. Nederland heeft voor NRF 11 ongeveer 500 militairen aangeboden en voor NRF 12 ongeveer 1000. De Nederlandse bijdrage bestaat vooral uit maritieme eenheden en gevechtsvliegtuigen. In voorbereiding op de planningsconferentie van november heeft afstemming plaatsgevonden tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk over de intentie om voor NRF 12 de amfibische taakgroep aan te bieden. In beginsel moeten de bijdragen aan de NRF uiterlijk een half jaar voorafgaand aan de rotatie beschikbaar zijn, opdat invulling kan worden gegeven aan de multinationale integratietraining. Voor NRF 11 ligt die datum op 1 januari 2008. SACEUR zal zich inspannen om voor die datum de ontbrekende capaciteiten op te heffen. Daarbij is het verwachtbaar dat hij ook op Nederland een beroep zal doen.

3.

Welke permanente behoefte is er in NRF-kader aan onderzeeboten, voor welke mogelijke inzetdoelen, en welke NAVO-lidstaten komen hier met welke beschikbare capaciteit voor in aanmerking?

De standaard samenstelling van de NRF omvat de permanente behoefte aan drie onderzeeboten, waarvan bij voorkeur één met nucleaire voortstuwing.

Als onderdeel van de NRF kunnen onderzeeboten worden ingezet bij operaties ter handhaving en bevordering van de internationale rechtsorde en operaties ter verdediging van het Navo-grondgebied. Binnen deze taakstelling kunnen onderzeeboten specifiek worden ingezet voor:

  1. de bescherming van eigen schepen en het operatiegebied tegen bedreigingen vanuit zee;
  2. de bestrijding van vijandige schepen en onderzeeboten;
  3. inlichtingenvergaring en voorwaarschuwing;
  4. de uitvoering en ondersteuning van speciale operaties en amfibisch optreden.

Er zijn elf Navo-lidstaten, inclusief Nederland, die hebben aangeboden bij toerbeurt één dan wel twee onderzeeboten te kunnen leveren.

6.

Wat is thans de stand van zaken bij de bouw van het tweede amfibische transportschip, de Johan de Witt? Wanneer wordt deze, naar verwachting, aan de vloot toegevoegd?

Het tweede Landing Platform Dock (LPD-2), ‘Johan de Witt’, bevindt zich in de fase waarin het schip door Schelde Marine Bouw (SMB) gereed wordt gemaakt om te worden overgedragen aan de Defensie Materieel Organisatie (DMO). Hiertoe worden zogenaamde werfproeftochten uitgevoerd, waarbij momenteel vooral de betrouwbare werking van de voortstuwing van het schip de aandacht heeft. Na overname door de DMO worden in de garantietermijn tests uitgevoerd, waarna het schip naar verwachting medio 2008 aan de vloot zal worden toegevoegd.

7.

Wat betekent het beschikbaar stellen van beide amfibische transportschepen, het commando van de amfibische taakgroep en een bevoorradingsschip in de eerste helft van 2009 voor de mogelijkheid om vanuit een nationaal belang (bijv. ten behoeve van de Nederlandse Antillen en Aruba) amfibische operaties van enige omvang uit te voeren in de eerste helft van 2009?

De regering behoudt altijd het oppergezag (“full command”) over de krijgsmacht. Dit houdt in dat de regering eerder toegezegde eenheden aan de NRF kan onttrekken als het nationale belang hiertoe noopt. Het NRF-concept houdt hier rekening mee.

9. 12.

Welke concrete voornemens zijn er om voor toekomstige rotaties te komen tot een meer gestructureerd vooroverleg over de kwantitatieve en kwalitatieve invulling van de ter beschikkingstelling van halfjaarlijkse capaciteiten, anders dan het in een vroeger stadium aanwijzen van een leidinggevend land?

Tijdens de laatste NAVO-planningsconferentie (in november 2006), werd voor de eerste keer invulling gegeven aan het voornemen om ook voor de langere termijn (tot 2012) capaciteitstoewijzingen voor de NRF te inventariseren. Zijn er inmiddels landen aangewezen om te bemiddelen, c.q. leiding te geven aan NRF-rotaties? Zo ja, welke landen zijn dat?

De nieuwe langere termijn planningssystematiek is nog in ontwikkeling. De systematiek is bedoeld om SACEUR beter in staat te stellen vroegtijdig in te spelen op ontbrekende capaciteiten voor de NRF. Wezenlijk principe van de nieuwe systematiek is dat vraag en aanbod voor de vulling van de NRF niet langer wordt uitgedrukt in specifieke eenheden, maar in militaire capaciteitsmodules. In hun aanbiedingen gaan lidstaten individueel dan wel in gezamenlijkheid de verantwoordelijkheid aan voor de vulling van complete modules. Landen die hun hoofdkwartier(en) aan de NRF aanbieden kunnen door SACEUR worden aangewezen om met andere landen te bemiddelen over multinationale oplossingen voor de vulling van essentiële capaciteitsmodules. Voorts voorziet de nieuwe systematiek in een langere termijn rooster van waarin lidstaten aan capaciteitsmodules worden gekoppeld. Het oogmerk van dit rooster is om de inbreng van capaciteiten te harmoniseren, de lasten naar evenredigheid te verdelen en de samenwerking tussen de lidstaten te bevorderen.

De langere termijn planningssystematiek is tijdens de Navo-planningsconferentie in november 2006 voor de eerste keer toegepast. Met de langere termijn aanbiedingen van de landen is de basis gelegd voor het beoogde rooster. De lidstaten zijn nog in afwachting van SACEUR’s eerste opzet van dit rooster.

11.

Kunt u voorbeelden geven van zelfstandig opererende NRF en de NRF als onderdeel van een grotere strijdmacht?

Uitgangspunt is dat de NRF voor alle NAVO-missies kan worden ingezet. De NRF is zelfstandig in staat om in de initiële fase van een crisissituatie een toereikend antwoord te bieden. De NRF kan daarbij zowel worden ingezet voor de handhaving of de bevordering van de internationale rechtsorde als voor de verdediging van het NAVO-grondgebied. Tijdens de Navo-top in Riga is afgesproken dat de mogelijkheden zullen worden onderzocht om de NRF ook in te zetten als reservemacht ten behoeve van lopende Navo-operaties. Hierover is verder van gedachten gewisseld tijdens de Defensieministeriële in Sevilla op 8 en 9 februari jl., onder meer aan de hand van het Nederlandse voorstel om een nauwere relatie aan te gaan tussen de NRF en de Strategic Reserve Force. Concrete voorstellen terzake zullen tijdens de Defensie ministeriële van juni 2007 worden voorgelegd. Voorts is het mogelijk dat de NRF als initiële strijdmacht wordt ingezet en later wordt aangevuld met troepen die de vervolgoperatie van de NRF zullen overnemen. Tot slot impliceert de beschikbaarheid voor alle Navo-missies dat de NRF ook als onderdeel van de bondgenootschappelijke verdediging kan worden ingezet voor een artikel 5 operatie.

5. 14.

De regering stelt voor een belangrijk deel van de Nederlandse amfibische eenheden (m.n. de twee amfibische transportschepen die op dat moment beschikbaar zijn) beschikbaar ter stellen voor de NRF 12 (eerste helft 2009).Deze eenheden zouden dan samen met een Brits mariniersbataljon moeten optreden. In het rapport 'Inzet met instemming - de rol van de Tweede Kamer bij het uitzenden van militairen' is onderkend dat een negatief besluit van het Nederlandse parlement over de daadwerkelijke inzet van de Brits-Nederlandse Amphibious Force de relatie met een dergelijk militaire partner onder druk kan zetten. Niettemin is ook voor die situatie aanbevolen dat de Kamer in dient te stemmen met een daadwerkelijke inzet van de NRF. Zal de regering zich tot het uiterste inspannen om nu zo spoedig mogelijk haar standpunt over dat instemmingsrecht aan de Kamer mee te delen? Een nieuw AIV-advies is door de regering voor mei 2007 gevraagd. Zal in mei 2007 dat advies inderdaad beschikbaar zijn en wanneer zal de regering vervolgens haar eigen positie bepalen?

Is men binnen de NAVO op alle relevante niveaus geïnformeerd over het voornemen van de Kamer om bij wet de expliciete parlementaire goedkeuring vast te leggen voor elke inzet van Nederlandse militairen? Hoe is daar vanuit de NAVO en door NAVO-partners op gereageerd?

De regering heeft de Kamer op 18 augustus 2006 (Kamerstuk 30 162, nr. 6) bericht dat zij het wenselijk achtte zich terzake nader van advies te laten voorzien. Mede naar aanleiding daarvan zal de regering vervolgens met een reactie komen op het rapport van de werkgroep NRF. Vervolgens zal de regering bezien of er aanleiding is de Navo terzake formeel te informeren.

13.

Welke (uitputtende) mogelijkheden acht u denkbaar waarbij de Tweede Kamer over een inzet in NRF-kader niet “voorafgaand geïnformeerd” zou kunnen worden?

De regering zal zich tot het uiterste inspannen om de Tweede Kamer voorafgaand aan de inzet van Nederlandse eenheden in het kader van de NRF te informeren. Het lijkt hoogst onwaarschijnlijk dat dat in de praktijk niet mogelijk zal blijken. Het doornemen van scenario’s voegt in dat licht naar onze mening weinig toe.

17.

In hoeverre komt de “gemeenschappelijke financiering” van de gehele NRF-inzet, anders dan alleen die van het strategisch luchttransport, op termijn in zicht?

Bij de uitvoering van Navo-operaties komen diverse capaciteiten in aanmerking voor gemeenschappelijke financiering. Per operatie en dus ook voor de inzet van de NRF worden deze capaciteiten bij de planontwikkeling geïdentificeerd en door de lidstaten goedgekeurd. In algemene zin kan worden gesteld dat het capaciteiten betreft die de operatie als geheel ondersteunen. Voorbeelden hiervan zijn: de inzet van hoofdkwartieren, inlichtingencapaciteit en het gebruik van het vliegveld en/of de haven van waaruit de logistiek richting het operatiegebied wordt verzorgd. In aanvulling op deze regeling is tijdens de Navo-Top in Riga is de afspraak bevestigd om te komen tot een gemeenschappelijke financiering van strategische transportcapaciteit voor die gevallen dat de NRF op korte termijn wordt ingezet. Tevens is afgesproken deze eerste aanzet tot gemeenschappelijke financiering na een periode van twee jaar te evalueren. Eerst na deze proefperiode en afhankelijk van de evaluatie komt een eventuele uitbreiding van de gemeenschappelijke financiering van de NRF-inzet aan de orde. Zoals eerder aan Uw Kamer gemeld blijft dit onderwerp onder Bondgenoten echter omstreden.