Kamerbrief inzake de OVSE Ministeriële Raad in Brussel

Op 4 en 5 december jl. vond in Brussel de jaarlijkse bijeenkomst van de OVSE Ministeriële Raad plaats. Deze vergadering vormde de afsluiting van het Belgische OVSE-Voorzitterschap dat grotendeels in het teken heeft gestaan van het hervormingsdebat, dat in 2005 op basis van het rapport van het “Panel of Eminent Persons” is begonnen (en waarover ik u informeerde in mijn brief d.d. 22 december 2005 met kenmerk DVB/VD-540/05).

Het doel van het hervormingsdebat was tweeërlei:

  • versterking van de effectiviteit van de organisatie, waarbij bevordering van coherentie en slagvaardigheid centraal staan;
  • herstel van vertrouwen van alle deelnemende staten in de organisatie (zulks tegen de achtergrond van kritiek van m.n. de Russische Federatie en een aantal andere GOS-landen op het huns inziens eenzijdige en onevenwichtige karakter van de organisatie).

De hervormingsdiscussie verliep in de loop van het afgelopen jaar uitermate moeizaam. Waar eind vorig jaar nog enig zicht leek te bestaan op een constructieve en resultaatgerichte discussie, bleek al snel dat de tegenstelling tussen enerzijds landen als de VS die weinig noodzaak tot hervorming onderkennen en anderzijds landen als de Russische Federatie die radicale hervormingen wensen, nauwelijks te overbruggen was. Het momentum in deze discussie ging dan ook vrij snel verloren. In de aanloop naar de Ministeriële Raad gaven de ministers van buitenlandse zaken van een aantal GOS-staten (waaronder de Russische Federatie) duidelijk aan dat in hun ogen meer hervormingen noodzakelijk zouden zijn om alle OVSE-landen vertrouwen te laten hebben in de organisatie.

Concrete resultaten waarover in Brussel overeenstemming kon worden bereikt, zijn er nauwelijks. Slechts over de “rules of procedure” en een reeks maatregelen ter versterking van financieel en personeelsmanagement werd overeenstemming bereikt. Voorts zal experimenteel voor de duur van één jaar gewerkt gaan worden met de door het Panel of Eminent Persons voorgestelde structuur van drie sub-comité’s onder de Permanente Raad (één per dimensie: veiligheid, economie/milieu en menselijke dimensie). In 2007 zal verder worden gewerkt aan de uitwerking van een vorm van rechtspersoonlijkheid voor de organisatie. Dit pakket van maatregelen, dat ten doel heeft de effectiviteit van het OVSE-optreden te bevorderen, is een kleine stap voorwaarts.

Voor het herstel van het vertrouwen van alle deelnemende staten in de organisatie is een ander deel van het hervormingsdebat minstens even belangrijk. Bij de vorige Ministeriële Raad eind 2005 in Ljubljana was aan het autonome “Office for Democratic Institutions and Human Rights” (ODIHR ) gevraagd een evaluatie op te stellen over een viertal punten:

  • implementatie van bestaande verplichtingen in de Menselijke Dimensie;
  • mogelijke aanvullende verplichtingen;
  • versterking en bevordering van ODIHR’s activiteiten met betrekking tot verkiezingen en verkiezingswaarneming;
  • verbetering van de effectiviteit van de ondersteuning van deelnemende staten door ODIHR bij het nakomen van verplichtingen in de Menselijke Dimensie.

Afgelopen jaar heeft ODIHR in nauwe consultatie met deelnemende staten de vier genoemde elementen tegen het licht gehouden en op alle terreinen conclusies en aanbevelingen ter verbetering geformuleerd. Deze vinden hun weerslag in het rapport dat ODIHR onder de titel “Common Responsibility: commitments and implementations” aan de Ministeriële Raad van Brussel aanbood en waarvan u de conclusies en aanbevelingen in de bijlage bij deze brief aantreft.

Bij de afgelopen Ministeriële Raad van Brussel werden afspraken gemaakt over een concrete opvolging van de aanbevelingen en conclusies uit dit rapport. Bij de discussies hierover bleek nog eens overduidelijk dat de inhoudelijke verschillen over

de rol van ODIHR nog geenszins zijn overbrugd. Het blijft de inzet van de Russische Federatie en haar bondgenoten om ODIHR onder politieke controle van de Permanente Raad te stellen. Hiertegenover staan andere (waaronder alle Westerse) landen die de autonomie van ODIHR binnen de OVSE willen behouden.

Dit alles neemt niet weg dat ook ODIHR zelf heeft aangegeven dat verbeteringen (waaronder op het gebied van verkiezingen en verkiezingswaarneming) mogelijk zijn. Het komend jaar zal uitwijzen of er op constructieve wijze over dergelijke verbeteringen kan worden gesproken, zonder dat de autonome positie van ODIHR ter discussie wordt gesteld.

Voor het herstel van het vertrouwen van met name een aantal landen “oostelijk van Wenen” in de OVSE, was naast hervormingen nog een ander element van belang: de behandeling van de kandidatuur van één van deze landen, namelijk Kazachstan, voor het OVSE-Voorzitterschap in 2009. De Ministeriële Raad in Brussel heeft besloten dit uit te stellen tot een later tijdstip in de loop van 2007. Hierbij werd aangegeven dat Kazachstan zich bereid had verklaard serieus werk te maken van politieke hervormingen. Daarmee werd impliciet een koppeling gelegd die het landen die momenteel een consensus over een Kazachstaans Voorzitterschap blokkeren, mogelijk zou kunnen maken uiteindelijk toch hiermee in te stemmen. Het verloop van de discussie over een mogelijk Kazachstaans OVSE-Voorzitterschap heeft echter tot een duidelijke verharding van standpunten geleid, waardoor het voor het inkomende Spaanse OVSE-Voorzitterschap in 2007 niet gemakkelijk zal zijn een oplossing te vinden.

Ten slotte zijn de landen “oostelijk en westelijk van Wenen” nauwelijks dichter tot elkaar gekomen waar het de oplossing van “bevroren conflicten” in het OVSE-gebied betreft. Niet alleen verhinderde gebrek aan vooruitgang bij de vervulling van de zogenaamde “Istanboel-verplichtingen” (de verplichting die de Russische Federatie bij de OVSE-Top in 1999 in Istanboel aanvaardde om troepen terug te trekken uit ondermeer Georgië en Moldova) voor de vierde achtere envolgende keer dat er over een Ministeriële slotverklaring overeenstemming werd bereikt, ook bleek het dit jaar niet mogelijk (zulks in tegenstelling tot vorig jaar) om een regionale verklaring aan te nemen over Georgië. Met name de Russische economische druk op Georgië werd fel

bekritiseerd door de VS, hetgeen van Russische kant even stellig van de hand werd gewezen. Het waren deze botsingen die bij een aantal deelnemers sterk de herinnering opriep aan confrontaties uit de tijd van de Koude Oorlog. Dit neemt niet weg dat er binnen de veiligheidsdimensie wel een aantal besluiten en verklaringen is aangenomen op het gebied van de bestrijding van terrorisme en georganiseerde misdaad.

Positief is dat er bij deze Ministeriële Raad een reeks van besluiten kon worden genomen die de basis kunnen vormen voor meer toekomstgerichte constructieve samenwerking in OVSE-kader, zowel binnen de drie dimensies als dimensie-overstijgend.

In dit verband wil ik met name de aandacht vestigen op een thema dat binnen de OVSE de afgelopen jaren geleidelijk meer aandacht heeft gekregen, namelijk de bevordering van tolerantie en non-discriminatie. De Ministeriële Raad onderstreepte nadrukkelijk het belang van OVSE activiteiten op dit terrein, met name die van ODIHR, en wees op de rol die civil society in het algemeen en media en jeugd in het bijzonder kunnen spelen. Aan de Permanente Raad is opgedragen zich het komend jaar scherper te richten op de implementatie van de OVSE-verplichtingen en op versterking van de effectiviteit van OVSE-activiteiten terzake. In dit kader werd ook aangegeven dat in 2007 de bijdrage van de drie huidige Persoonlijke Vertegenwoordigers van het Voorzitterschap op het gebied van Tolerantie en Non-discriminatie (wier mandaat door het Spaanse Voorzitterschap nogmaals met één jaar wordt verlengd) nader zal worden geëvalueerd. Het zal van de uitkomsten van deze evaluatie afhangen voor welk mechanisme in de toekomst zal worden gekozen. Tenslotte werd besloten dat in de eerste helft van 2007 in Boekarest een “High-Level Conference on Combating Discrimination and Promoting Mutual Respect and Understanding” zal plaatsvinden. De laatste conferentie op dit gebied vond in 2005 plaats in Cordoba.

Nederland zal zich ervoor blijven inzetten dat de OVSE een brugfunctie blijft vervullen tussen landen “Oost en West van Wenen”. Zoals ik in mijn interventie bij de afgelopen Ministeriële Raad onderstreepte, is dit alleen mogelijk wanneer beide groepen van staten zich voldoende in de organisatie kunnen herkennen en concrete resultaten worden bereikt op terreinen als conflictoplossing en de nieuwe gemeenschappelijke uitdagingen, zoals bevordering van tolerantie en non-discriminatie.

In de Nederlandse visie betekent dit ook een succesvolle afronding van de laatste elementen van de hervormingsdiscussie waarover nog geen overeenstemming kon worden bereikt (m.n. juridische status en de concrete verbeteringen op basis van het bovengenoemde ODIHR-rapport). Ook een positief besluit over de kandidatuur van Kazachstan kan ertoe bijdragen dat de organisatie niet alleen als een “Westerse” organisatie wordt ervaren en een meer constructieve rol kan vervullen in de Centraal-aziatische regio.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot