Kamerbrief inzake het verslag van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB) d.d. 14 - 15 mei 2007

Hierbij hebben wij het genoegen u het verslag te doen toekomen van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 14-15 mei jl.

Tegelijk dient deze brief ter aanvulling op brief DIE-723 van 11 mei jl. , waarin de antwoorden waren opgenomen op de schriftelijke vragen van de vaste Kamercommissies van de Tweede Kamer voor Europese Zaken en Buitenlandse Zaken over de RAZEB-agenda van 14-15 mei jl.

De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Drs. A.G. Koenders

De staatssecretaris voor Europese Zaken,
Drs. F.C.G.M. Timmermans

Verslag van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB) van 14-15 mei 2007.

Algemene Zaken

Voorbereiding Europese Raad 21-22 juni
De Raad stelde zonder discussie de geannoteerde agenda vast van de Europese Raad. Dit beknopte document zal als basis dienen voor de ontwerp-conclusies van de Europese Raad. De geannoteerde agenda is beperkt tot een opsomming van mogelijke onderwerpen onder de volgende noemers: het proces van verdragswijziging (met een vermelding “p.m.”), Justitie en Binnenlandse Zaken, economische en sociale aangelegenheden, en externe betrekkingen. Tijdens de Raad gaf het voorzitterschap echter wel aan alleen conclusies op te willen nemen over onderwerpen waarover de Europese Raad daadwerkelijk zal spreken. Het voorzitterschap stelde tevens dat het thema klimaatverandering, genoemd onder ‘economische en sociale aangelegenheden’, mogelijk uiteindelijk niet in de conclusies zal komen, omdat de Europese Raad van maart jl. hierover uitgebreide conclusies heeft aangenomen.

Verdragswijziging
Het voorzitterschap heeft vlak voor aanvang van de RAZEB het onderwerp verdragswijziging geagendeerd om de lidstaten een overzicht van de stand van zaken in de verdragsdiscussie te geven. Het voorzitterschap gaf aan dat een grote meerderheid van de lidstaten niet wenst te tornen aan het institutionele compromis van het Grondwettelijk Verdrag (GV). Het sprak de hoop uit om via verdere consultaties de RAZEB van 18 en 19 juni en de Europese Raad van 21 en 22 juni zodanig voor te bereiden dat er zo min mogelijk vragen open blijven voor verdere onderhandelingen. Verder werd aangekondigd dat het voorzitterschap ook zondagavond 17 juni wil gebruiken voor overleg op RAZEB-niveau over dit onderwerp, opdat er tijdens de RAZEB van maandag 18 juni genoeg tijd zal zijn voor behandeling van de overige punten op de agenda. De minister van Buitenlandse Zaken heeft tijdens het overzicht van de stand van zaken de Nederlandse inzet verwoord en daarbij onderstreept dat deze inzet in lijn is met de zorgen en wensen die in het referendum en de daaropvolgende reflectieperiode zijn geuit.

Externe Betrekkingen

Sudan
Op verzoek van Nederland sprak de Raad over de situatie in Darfur. Commissaris Ferrero-Waldner wees op het belang van de financiering van AMIS en kondigde een aanvullende bijdrage van 40 miljoen euro aan. Zij riep andere donoren op ook financieel bij te dragen. Ook Nederland deed een dringend beroep op andere donoren en informeerde de ministers over een voorziene additionele Nederlandse bijdrage van 10 miljoen euro. De minister van Buitenlandse Zaken heeft daarnaast het belang benadrukt om de druk op de partijen in Sudan en Darfur te handhaven. Indien de situatie niet daadwerkelijk verbetert, dient gekeken te worden naar sancties tegen de partijen die voortgang in de weg staan. Eendrachtige steun van de EU voor de inspanningen in VN-kader om te komen tot maatregelen blijft nodig. Als er in VN-kader geen overeenstemming wordt bereikt, zou de EU volgens Nederland zelf sanctiemaatregelen dienen te treffen. Nederland en de EU zullen tevens druk op Sudan blijven uitoefenen om medewerking te verlenen aan het Internationaal Strafhof. Op de vraag tegen welke personen sancties getroffen zouden moeten worden, loopt Nederland/EU niet vooruit.

Somalië
De situatie in Somalië blijft instabiel en er lijkt vooralsnog geen uitzicht op verbetering. Commissaris Ferrero-Waldner sprak met nadruk haar zorgen uit over de humanitaire situatie. Zij meldde aanvullende humanitaire hulp te overwegen. De voorziene bijdrage van 2 miljoen euro aan een verzoeningsconferentie was volgens de Commissie afhankelijk van de transparantie van het voorziene proces en de uiteindelijke lijst van deelnemers. EU-steun aan AMISOM moest volgens de Commissaris worden ingebed in een vredesproces. De Raad aanvaardde vervolgens conclusies waarin de strijdende partijen worden opgeroepen tot een brede verzoeningsdialoog en waarin tevens bij alle partijen in Somalië wordt aangedrongen op het verschaffen van toegang aan internationale hulporganisaties ten behoeve van de vluchtelingen.

Voorbereiding EU-Rusland Top op 18 mei as.
De Raad besprak de stand van zaken in de voorbereiding van de EU-Rusland Top op 18 mei 2007. Het Duitse voorzitterschap stelde vast dat de Top geen inhoudelijke besluiten zou opleveren, maar wel een goede gelegenheid zou bieden om alle aspecten van de EU-Rusland relaties te bespreken. De voorzitter benadrukte dat de Top niet alleen zou moeten bijdragen aan het verder uitbouwen van constructieve relaties tussen de EU en Rusland maar evenzeer aan het verminderen van bilaterale spanningen tussen bijvoorbeeld Estland en Rusland. De Top zou ook gelegenheid bieden om van gedachte te wisselen over o.a. Kosovo. De Raad sprak steun uit voor een pragmatische en constructieve benadering van Rusland op de Top. Veel ministers benadrukten het belang van de Top en wezen op de noodzaak om met één stem te blijven spreken en krachtdadig te blijven handelen richting Rusland.

Zwarte Zee regio
Op verzoek van Griekenland sprak de Raad kort over de betrekkingen tu ssen de EU en de Zwarte Zee regio. Een aantal ministers benadrukte het strategisch belang om met deze regio een werkbaar partnerschap aan te gaan en wezen op de mogelijkheid om hierbij gebruik te maken van de bestaande Black Sea Economic Cooperation (BSEC) organisatie. Tevens werden Raadsconclusies aangenomen waarin de onlangs verschenen Mededeling van de Europese Commissie inzake de EU-Zwarte Zee Synergie werd verwelkomd als onderdeel en voortzetting van het Europees Nabuurschapsbeleid. In de eerste helft van 2008 zal een evaluatie plaatsvinden van het initiatief op basis waarvan de Raad verdere beslissingen zal nemen over het EU-beleid ten aanzien van de Zwarte Zee regio.

Iran
Hoge Vertegenwoordiger Solana informeerde de Raad kort over zijn gesprek dat hij op 25 april jl. in Ankara voerde met de hoofdonderhandelaar in het nucleaire dossier, Ali Larijani. Het gesprek verliep in goede sfeer en betrof vooral een herhaling van de bekende wederzijdse posities, waarbij Larijani wederom te kennen had gegeven dat Iran niet bereid was zijn verrijkingsgerelateerde- en opwerkingsactiviteiten op te schorten. In het licht van de uitgebreide agenda van de Raad, sloot de voorzitter de bespreking na de toelichting van HV Solana af.

Irak
Voorzitterschap informeerde de RAZEB dat de conferenties van 3 en 4 mei jl. in Sharm El Sheik goed waren gelopen. De lancering van het “International Compact with Iraq” op 3 mei was een belangrijke stap en de buurlandenconferentie op 4 mei had het belang van stabiliteit in Irak duidelijk gemaakt. Wegens tijdgebrek vond er geen discussie plaats. De Raad bekrachtigde voorbereide Raadsconclusies waarin de uitkomsten van conferenties in Sharm El Sheik werden verwelkomd.

Het was in Nederlandse visie van groot belang dat zowel VS, Syrië en Iran op ministerieel niveau aan de conferentie in Sharm El Sheik deelnamen. Een directe ontmoeting tussen Secretary of State Rice en de Iraanse minister Mottaki vond uiteindelijk niet plaats. Toenadering tussen VS en Iran op hoogste niveau is om bekende redenen niet eenvoudig. Het is evenwel positief dat sindsdien op 28 mei jl. een eerste officiële ontmoeting plaats vond tussen Iraanse en Amerikaanse ambassadeurs in Bagdad.

MOVP
Ministers spraken tijdens de Raad slechts kort over het MOVP wegens de ingelaste bijeenkomst in de marge van de Raad met vertegenwoordigers van de Arabische Liga.

Enkele ministers brachten naar voren dat zij voorstander waren van normalisering van de betrekkingen van de Unie en de Lidstaten met de gehele Palestijnse regering van nationale eenheid (RNE) en van hervatting van directe hulp. Andere ministers daarentegen wilden aan de afspraken van het zogeheten Gymnich in maart 2007 vasthouden. De voorzitter gaf aan daar nu geen verdere discussie over te houden en behoedzaamheid te betrachten. Nadere informatie over de standpuntbepaling van individuele Lidstaten kan uiteraard niet worden verstrekt. Dit zou het vertrouwelijke karakter van de besprekingen ondermijnen.

Gewezen werd voorts nog op de politieke bereidheid van de EU om de EUBAM Rafah-missie te verlengen, waaraan Nederland ook in de komende periode bereid is bij te dragen middels 3 marechaussees. Tot slot bevestigde de voorzitter van de Raad dat de Israëlische minister van buitenlandse zaken, Livni, voor de Razeb van 18 juni zal worden uitgenodigd.

En marge van de Raad sprak de minsiter van Buitenlandse Zaken met de Palestijnse minister van Buitenlandse Zaken Ziad Abu Amr, voorafgaand aan de bijeenkomst met de vertegenwoordigers van de Arabische Liga. Het verslag van dit gesprek is opgenomen in de brief aan uw Kamer ter voorbereiding van het Algemeen Overleg dat is voorzien voor 6 juni. Het voorgenomen bezoek van de minister van Buitenlandse Zaken aan Egypte, Israël en Palestijnse Gebieden komt ook aan de orde in deze aanvullende brief. Tijdens de Raad heeft Nederland de Europese collega’s geïnformeerd over de gesprekken met de Israëlische partners. Het verschil in het beleid van Nederland en de EU ten aanzien van contacten met Israëlische en Palestijnse gesprekspartners vloeit voort uit de drie voorwaarden die door het Kwartet aan (leden van) de Palestijnse regering zijn gesteld.

Op het rapport van B’tselem over martelingen van Palestijnse gevangenen zal nader worden ingegaan bij de beantwoording van de schriftelijke vragen gesteld door het lid Van Gennip (CDA) ( kenmerk 2060715330). Deze vragen zullen op korte termijn worden beantwoord.

In de marge van de Raad was door het voorzitterschap een bijeenkomst van de ministers met een delegatie van de Arabische Liga voorzien. De delegatie, ook wel ‘Arab League Follow-up Committee’ genoemd, werd op 18 april jl. te Caïro opgericht met als oogmerk internationale bevordering van het Arabische Vredesinitiatief (AVI) en bestond op 14 mei uit Jordanië, Saoedi-Arabië, Syrië, Palestijnse Gebieden, Qatar, Libanon, Egypte, Marokko en de Secretaris-Generaal van de Arabische Liga.

Veel sprekers wezen op het historische karakter van deze bijeenkomst. De Saudische minister Al-Faisal en de Secretaris Generaal van de Arabische Liga, Amr Moussa, memoreerden de kernboodschappen die het follow-up comité tijdens het overleg met de zogeheten Kwartet ‘principals’ in de marge van de Buurlandenconferentie op 4 mei jl. te Sharm-el-Sheikh had benadrukt:

  • Het beoogde politieke proces zou alomvattend moeten zijn met inbegrip van normalisering van betrekkingen met Israël en zou bovendien alle sporen (PA, Syrië en Libanon) moeten omvatten;
  • Onderhandelingen dienden direct tussen partijen en onder auspiciën van het Kwartet te geschieden;
  • Een duidelijk tijdpad was noodzakelijk en de Arabische wereld was niet bereid tot een proces met open einde;
  • Wederkerigheid van concessies werd cruciaal geacht;
  • Huidige momentum betreffende het AVI diende te worden benut;
  • Het belang van vertrouwenwekkende maatregelen aan beide zijden werd benadrukt.

HV Solana, Vzschap en verschillende EU ministers verwelkomden het AVI en onderstreepten het belang optimaal gebruik te maken van de gelegenheid die zich nu leek voor te doen.

De ministers van de EU-lidstaten en de delegatie van de Arabische Liga waren het eens dat de bijeenkomst zeer nuttig en waardevol was, aangezien openhartig was gesproken over de ontwikkelingen in de regio, waarbij allen het belang onderstreepten van voortgang in het vredesproces.

Westelijke Balkan
De Raad besprak kort de recente ontwikkelingen in Servië. De formatie van een nieuwe regering op 14 mei 2007 onder leiding van premier Vojislav Kostunica werd door de ministers verwelkomd. Enkele ministers spraken zich uit voor spoedige hervatting van de onderhandelingen over de Stabilisatie en Associatie Overeenkomst (SAO). Onder meer België en Nederland wezen op de conclusies van de Raad van 12 februari jl., namelijk dat pas sprake kan zijn van hervatting van de onderhandelingen, als de nieuwe Servische regering concrete en effectieve daden, hervormingen en maatregelen doorvoert die leiden tot volledige samenwerking met het ICTY.

De Raad aanvaarde tevens Raadsconclusies waarin de uitkomst van de bijeenkomst over het Stabiliteitspact voor Zuidoost-Europa van 10 en 11 mei werd verwelkomd. In die bijeenkomst zijn door de landen uit de regio afspraken gemaakt over versterkte regionale samenwerking.

Moratorium op het uitvoeren van de doodstraf
Op verzoek van Italië sprak de Raad over de mogelijkheid om reeds dit jaar een resolutie in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in te dienen voor een moratorium op de doodstraf. Het voorzitterschap verwees nadere bespreking van eventuele vervolgactie naar de Razeb van 18 juni 2007, wanneer ook meer bekend zal zijn over het resultaat van de wereldwijde sondage door de EU naar het aantal derde landen dat een eventuele moratoriumresolutie zou steun en.

Libië
Op verzoek van Bulgarije sprak de Raad opnieuw kort over de zaak van Bulgaarse verpleegkundigen en de Palestijnse co-assistent en over de wijze waarop de Europese Unie zich het beste kan inspannen om zo spoedig mogelijk tot een rechtvaardige en humanitaire oplossing van deze zaak te komen. Nederland benadrukte dat de vijf Bulgaarse verpleegkundigen en de Palestijnse co-assistent bij de totstandkoming van een oplossing als één groep dienen te worden behandeld.

Oezbekistan
De Raad besprak de visumrestricties tegen Oezbekistan, waarvan de looptijd op 13 mei 2007 was verstreken. Overeen werd gekomen om de visumrestricties voor acht van de twaalf personen te hernieuwen. De bereidheid van de Oezbeekse autoriteiten om met de EU in dialoog te treden over de mensenrechten werd verwelkomd, maar de Raad blijft onverminderd bezorgd over de mensenrechtensituatie in Oezbekistan en zal nauwlettend blijven volgen in hoeverre de mensenrechtendialoog bijdraagt aan concrete en duurzame verbetering van de mensenrechtensituatie. De visumrestricties zullen over zes maanden worden geëvalueerd, gelijktijdig met het dan aflopende wapenembargo tegen Oezbekistan.

EVDB missies in Kosovo en in Afghanistan
Hoge Vertegenwoordiger Solana benadrukte het belang van de voorbereidingen van twee nieuwe EVDB-missies in Afghanistan en Kosovo. De Afghanistan-missie (EUPOL) zal per medio juni a.s. van start gaan. De Kosovo-missie ter opvolging van UNMIK zal, afhankelijk van besluitvorming over de resolutie over de Kosovo/status in de VNVR, naar verwachting na de zomer kunnen beginnen. Solana onderstreepte voorts de noodzaak van beleidscoherentie tussen de diverse EU-actoren in zowel Afghanistan als Kosovo en van pragmatische samenwerking tussen de NAVO en de EU-missies ter plaatse, hetgeen door de minist ers onderschreven werd. De ministers verwelkomden de twee EVDB-missies. Een aantal ministers was van mening dat de samenwerking EU-NAVO ook buiten deze specifieke operaties meer inhoud moest krijgen door middel van een permanent strategisch dialoog. Nederland onderstreepte ten aanzien van Kosovo de noodzaak van heldere taakverdeling en goede samenwerking tussen het hoofd van de EVDB-missie en de toekomstige civiele vertegenwoordiger van de internationale gemeenschap in Kosovo.

Nederland heeft tevens gewezen op de waarde van de civiele EUPOL-missie in Afghanistan. Het is van belang dat de EU deze taak op zich neemt en er de komende tijd op strategisch niveau meer aandacht wordt besteed aan het verder opbouwen van het Afghaanse politieapparaat en de rule of law. Meer steun op het terrein van goed bestuur is cruciaal en deze missie levert een belangrijke bijdrage aan de zo broodnodige capaciteitsopbouw van politie en openbaar ministerie. Nederland stelde tevens dat samenwerking tussen EUPOL en ISAF niet alleen de EU-doelstellingen dienen, maar ook de veiligheid van ingezet personeel. Die goede samenwerking moest zich uiteraard uitstrekken tot de Afghaanse autoriteiten en andere actoren ter plaatse.

Security Sector Reform in Congo
Hoge Vertegenwoordiger Solana stelde dat de EU het nodige in stabilisering van de Democratische Republiek Congo (DRC) had geïnvesteerd en nu op de ingeslagen weg moest voortgaan, met verhoogde inzet op het gebied van security sector reform (SSR). De ministers onderschreven het belang van verdere stabilisering van de DRC, ook ten gunste van de bredere veiligheidssituatie in centraal-Afrika. Het inkomende Portugese voorzitterschap benadrukte dat de EU-inzet moet worden ingebed in een brede benadering, waarin ontwapening, demobilisatie and reïntegratie (DDR) hun plaats zouden moeten krijgen en waarin nauw met VN zou worden samengewerkt.

Economic Partnership Agreements (EPA’s)
Na een intensieve discussie wist de Raad overeenstemming te bereiken over Raadsconclusies inzake de EPA onderhandelingen. De discussie spitste zich toe op het EU aanbod voor markttoegang voor ACS landen (Afrika, Caraïben, Stille Oceaan). Nederland sprak bij monde van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking nadrukkelijk steun uit voor het Commissieaanbod voor tarief- en quotavrije markttoegang met alleen overgangsregelingen voor rijst en suiker. Dit aanbod kwam al laat in het onderhandelingsproces en het zou een slecht signaal zijn naar de ACS regio’s als dit aanbod nu zou worden afgezwakt. Verschillende lidstaten namen soortgelijke posities in, maar Spanje en Frankrijk bleven eisen dat bananen buiten het aanbod voor vrije markttoegang zouden worden gehouden. Uiteindelijk werd een oplossing gevonden in de vorm van een voetnoot in de Raadsconclusies. Deze voetnoot stelt dat de Commissie voor het einde van de onderhandelingen een evaluatie van de bananensector zal verrichten met het oog op de interne hervorming, verschillende lopende handelsbesprekingen en gezien de productie in bepaalde overzeese gebiedsdelen, waarna de Commissie indien nodig met voorstellen zal komen. Commissaris Mandelson gaf nadrukkelijk aan dat de banaan hiermee geen gevoelig product was bestempeld in de EPA onderhandelingen. Daarmee is mede door Nederlandse druk het Commissieaanbod voor markttoegang vrijwel ongeschonden in de Raadsconclusies opgenomen en bekrachtigd.

Een ander hoofdpunt voor Nederland betrof de door ons gewenste evaluatie van de EPA onderhandelingen, om tijdig te kunnen bezien of daadwerkelijk alle regio’s vóór de einddatum van 1 januari 2008 een ontwikkelingsvriendelijke en WTO-conforme EPA met de EU kunnen afsluiten. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking gaf aan dat hij er niet gerust op was dat dit voor alle regio’s zal lukken, gezien de voortgang tot nu toe. Indien niet op tijd overeenstemming over EPA’s kon worden bereikt zou dat de toegang tot de EU markt drastisch verslechteren voor Afrikaanse landen die niet tot de categorie van de Minst Ontwikkelde Landen behoren, zoals Ghana, Kenya en Botswana. Nederland wee s op het grote belang om aanvaardbare terugvalopties achter de hand te houden, ook met het oog op de bredere politieke consequenties voor de relatie met Afrika (zoals de geplande tweede EU Afrika top en het EU Afrika energiepartnerschap)

Nederland heeft de beoogde evaluatie in het najaar met steun van het inkomende Portugese voorzitterschap en Italië vast weten te leggen in de begeleidende aanbiedingsnotitie bij de Raadsconclusies. Een tekst hierover in de Raadsconclusies zelf bleek onhaalbaar: vrijwel alle lidstaten en de Commissie vonden dit in deze fase van de onderhandelingen een slecht signaal in de richting van de ACS regio’s. De aanbiedingsnotitie legt nu de afspraak vast dat de Commissie in september/oktober 2007 de Raad een rapport zal aanbieden met een uitgebreide update van de onderhandelingen in de zes regio’s, om de voortgang te beoordelen en de onderhandelingen in de laatste fase te begeleiden. Hiermee is tegemoet gekomen aan de Nederlandse wens. Mede gezien de steun van het inkomende Portugese voorzitterschap, mag een substantieel debat worden verwacht tijdens de volgende RAZEB met OS-onderwerpen (20-21 november 2007).

EU gedragscode voor werkverdeling en complementariteit in OS
De Raad stelde zonder veel verdere discussie conclusies vast over betere complementariteit en werkverdeling in het EU ontwikkelingsbeleid, inclusief de EU gedragscode. De uiteindelijke tekst van de EU gedragscode heeft de steun van alle lidstaten en de Commissie en vormt een goed uitgangspunt voor verdere actie. De – vrijwillige-- gedragscode bevat concrete aanwijzingen over werkverdeling op veldniveau. Zo zou een EU donor in een specifiek partnerland in niet meer dan drie sectoren actief moeten zijn. Dit maximum geldt voor de lidstaten en voor de Commissie. Verder zouden niet meer dan drie tot vijf EU donoren actief moeten zijn in een bepaalde sector in een partnerland. EU donoren zouden vaker gedelegeerde indirecte steun moeten geven, waarbij één of meerdere leidende donoren voor een specifieke sector worden geïdentificeerd, in nauw overleg met het partnerland. Het Duitse voorzitterschap benadrukte dat dit politieke wil vergde en dat de aanname van de gedragscode bewees dat deze politieke bereidheid aanwezig was.

Nederland heeft in zijn interventie de EU Gedragscode omarmd en aangegeven dat nu de nadruk moet liggen op communicatie en implementatie. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking stelde voor om de verantwoordelijke Directeuren-Generaal van lidstaten en Commissie een gezamenlijke brief te laten sturen aan alle posten in partnerlanden, om een krachtig signaal af te geven over de gewenste toepassing van de code. Dit voorstel werd positief ontvangen door het Voorzitterschap en de Commissie. Nederland wees tevens op het belang van monitoring om de toepasbaarheid van de werkafspraken in de praktijk te volgen. De minister benadrukte dat de werkverdeling ook gold voor de Commissie en verzocht de Commissie haar aanwezigheid in het grote aantal sectoren nog eens kritisch te bezien. Nederland maakte van de gelegenheid gebruik om aandacht te vragen voor de Burundi donorconferentie op 24-25 mei 2007, die samen met de Noren wordt voorgezeten.

Gender
Op verzoek van Zweden werd stilgestaan bij de Raadsconclusies over gender-gelijkheid. Zweden verwelkomde deze conclusies, maar was ook verontrust over de rol van de EU in het internationale debat over Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR). Impliciet refererend aan de opstelling van Ierland, Malta en Polen, gaf de Zweedse minister aan dat het steeds moeilijker was om een gezamenlijk EU standpunt te formuleren en de leiderschapsrol van de EU in internationale fora te blijven vervullen. De geloofwaardigheid van de EU stond op het spel. Nederland hield namens de Benelux een krachtig pleidooi om niet terug te komen op eerdere standpunten. Verschillende lidstaten (Nederland, Frankrijk, Zweden Spanje, Denemarken, Luxemburg, Verenigd Koninkrijk, Oostenrijk, Finland) benadrukten dit punt in een schriftelijke verklaring.

EU Afrika Strategie
Het Duitse voorzitterschap gaf onder het agendapunt diversen een toelichting bij de beoogde gezamenlijke EU Afrika strategie. De strategie zal betrekking hebben op geheel Afrika (dus niet alleen Sub Sahara Afrika) en de basis vormen voor lange termijn samenwerking tussen de EU en Afrika. De strategie wordt in samenwerking en partnerschap met Afrika opgesteld, waarbij ook een belangrijke rol is weggelegd voor het maatschappelijke middenveld. De strategie zal de gezamenlijke verantwoordelijkheden benadrukken, met mensenrechten, de rechtsstaat en goed bestuur als hoekstenen. Het inkomende Portugese voorzitterschap streeft naar het aannemen van de gezamenlijke EU Afrika strategie tijdens de geplande EU Afrika eind dit jaar.

Ratificatie Cotonou Verdrag en 10e Europese Ontwikkelingsfonds
Onder het agendapunt diversen benadrukte de Commissie (bij monde van Commissaris Rehn) het belang van een tijdige ratificatie door de lidstaten van het herziene Cotonou verdrag en het Intern Akkoord over het 10e Europese Ontwikkelingsfonds (EOF). Om een breuk in de financiering van de ACS landen te voorkomen moet het ratificatieproces vóór november 2007 zijn afgerond in alle lidstaten.

Duurzaam bosbeheer in Congo
België vroeg aandacht voor de ontbossing in Congo (DRC) en hield een pleidooi voor steun van de internationale gemeenschap voor duurzaam beheer. In het bijzonder moest aandacht worden besteed aan goed bestuur, het tegengaan van illegale houtkap, het betrekken van NGOs bij het beheer en het beschermen van de bevolkingsgroepen die afhankelijk zijn van de bossen. De Commissie benadrukte het belang van een regionale aanpak voor het Grote Meren gebied.

Afghanistan
Voor het diner van OS ministers was de Afghaanse minister van Financiën uitgenodigd om een presentatie te geven over financieel bestuur en de aanpak van corruptie in Afghanistan. Nederland verspreidde een non-paper met als onderwerp het verbeteren van de Europese OS inspanningen in Afghanistan.

Madagaskar Actieplan
De minister van Financiën van Madagaskar gaf tijdens het diner voor OS ministers een presentatie van het Madagaskar Action Plan (MAP). Dit is een ambitieus plan voor armoedebestrijding waarvoor deze ‘donorwees’ actief steun probeert te verkrijgen van de internationale gemeenschap. Het Duitse voorzitterschap prees het document aan als voorbeeld voor andere ACS landen.

Monterrey afspraken
De ministers voor Ontwikkelingssamenwerking spraken tijdens de lunch over de Monterrey afspraken over de financiering van OS. De prestatie van de EU ten aanzien van de ODA doelstellingen was goed en diende te worden gecontinueerd, zodat de EU tijdens de Doha conferentie over de voortgang van de Monterrey afspraken in 2008 positieve resultaten kon laten zien