Kamerbrief inzake het verslag van de reis van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking naar Uganda, Sudan en Tsjaad

Graag bied ik u hierbij het verslag aan van mijn reis naar Uganda, Sudan en Tsjaad van 4 tot en met 9 mei 2007.

Ik bezocht juist deze landen, aangezien zij in de voor Nederland prioritaire regio’s, Hoorn van Afrika en Grote Meren, liggen. Nederland speelt in deze regio’s een aanzienlijke rol door middel van het verlenen van humanitaire hulp en hulp aan wederopbouw, actieve ondersteuning van vredesprocessen, deelname aan de kerngroep voor Noord-Uganda en bijdragen aan discussies over de rol van de AU en de EU in deze regio’s. Uganda is bovendien een partnerland waaraan Nederland begrotingssteun verstrekt.

Uganda

Doel van het bezoek

Doel van mijn bezoek aan Uganda was naast kennismaking het uitspreken van steun voor de vredesbesprekingen tussen de regering van Uganda en de rebellenbeweging Verzetsleger van de Heer (LRA) en het benadrukken van het belang van wederopbouw en vrede in het noorden. Voorts was het bezoek gericht op het enerzijds bevestigen van de goede relatie tussen Nederland en Uganda en anderzijds het uiten van zorg over de geconstateerde achteruitgang in ‘goed bestuur’ en effectiviteit van de begrotingssteun.

Gesprekspartners

Tijdens mijn bezoek aan Uganda bezocht ik zowel Kampala als Gulu (Noord-Uganda). Ik heb uitgebreide gesprekken gevoerd met vice-president Bukenya, minister van buitenlandse zaken Kutesa, minister van onderwijs Bitamazire, de Ugandese vice-delegatieleider in de vredesbesprekingen Okello, het anti-corruptie instituut (Inspector General of Government), parlementsleden, de vice-politie-inspecteur, het hoofd van het district Gulu, Norbert Mao, NGOs in Kampala en Gulu en de traditionele leider van de Acholi, paramount chief Rwot Acana. Voorts bezocht ik een lagere school, een ontheemdenkamp en een school voor meisjes die door de LRA ontvoerd zijn geweest. In Juba (Zuid-Sudan) sprak ik nog over de vredesbesprekingen met de vice-president van Zuid-Sudan, Riak Machar.

De keuze om met deze gesprekspartners te spreken was mede ingegeven door hun bereidheid te discussiëren over punten van zorg, met name over de achteruitgang in ‘goed’ bestuur en effectiviteit van begrotingssteun. Naast ontmoetingen met regeringsvertegenwoordigers hecht ik er aan ook tegengeluiden te horen, onder andere van parlementariërs en NGOs. Voorts was de betrokkenheid bij de vredesbesprekingen van belang in de keuze van de gesprekspartners.

Bevindingen en toezeggingen / vervolgstappen

Met mijn gesprekspartners heb ik uitgebreid gesproken over de vredesbesprekingen en wederopbouw van het noorden, dat veiliger begint te worden. De vredesbesprekingen hebben na enkele maanden oponthoud eind april jongstleden een doorstart gemaakt, dankzij de inspanningen van de Speciaal Gezant van de VN Chissano. Op 2 mei jongstleden ondertekenden betrokken partijen een overeenkomst over de deelname van de LRA aan de nationale politiek en het leger, terugkeer van ontheemden en de sociaal-economische ontwikkeling van het noorden. Mijn gesprekspartners bezien de vredesbesprekingen positief. Ook zijn de verwachtingen van de bevolking toegenomen.

Ik heb deze positieve ontwikkelingen in de vredesbesprekingen verwelkomd, maar tegelijkertijd benadrukt dat er nog een lange weg is te gaan. In aanvulling op de reeds gegeven financiële steun aan de vredesbesprekingen (EUR 0.9 miljoen) heb ik toegezegd EUR 1 miljoen extra te willen bijdragen aan de vredesbesprekingen via het door VN OCHA beheerde Juba Initiative Fund.

Met de toegenomen veiligheid in het noorden keren steeds meer mensen (inmiddels 15%) terug uit de ontheemdenkampen naar kleinere satellietkampen in de omgeving van hun oorspronkelijke woongebieden. Het is cruciaal dat tijdens deze overgangsfase humanitaire hulp wordt gehandhaafd totdat wederopbouw van de grond komt. Voor Uganda had ik reeds EUR 7.5 miljoen gereserveerd voor humanitaire hulp in 2007. Daarnaast heb ik tijdens mijn reis aangekondigd te overwegen om financiële steun te geven aan het wederopbouwprogramma van de regering van Uganda, neergelegd in het Peace, Recovery and Development plan (PRDP). Ik denk daarbij aan een bedrag van EUR 5 miljoen, met speciale aandacht voor de sectoren waarin Nederland in Uganda actief is (onderwijs en justitie / rechtsstaat). Hierbij acht ik het van groot belang dat de lokale overheden en traditionele leiders betrokken worden bij de uitvoering van dit plan. Ook is het zaak dat de wederopbouw niet wordt gepolitiseerd.

In Gulu heb ik vastgesteld hoe belangrijk de wederopbouw van de politie is. De Nederlandse bijdrage daaraan (EUR 8.1 miljoen in 2006) is duidelijk welbesteed. Bewoners van het door mij bezochte IDP-kamp gaven aan de aanwezigheid van de politie te ervaren als een verbetering van hun veiligheid, zeker in vergelijking met de militia’s die aanvankelijk de bevolking moesten beschermen. Zij gaven aan de politie in te schakelen bij problemen (bijvoorbeeld huiselijk geweld). Ook het beurzenprogramma voor ex-LRA soldaten en andere behoeftige kinderen (waaraan Nederland EUR 2 miljoen per jaar bijdraagt met een extra bijdrage van EUR 1.9 miljoen in 2006) voorziet in een grote behoefte. Tijdens mijn bezoek aan een school voor meisjes die ontvoerd zijn geweest door de LRA, bleek dat zij onderwijs noemden als een van de grote gemissen in hun LRA-tijd. Het beurzenprogramma geeft deze meisjes nu de mogelijkheid deze achterstand in te halen. Aangezien het programma ook steun geeft aan een kinderopvang (veel van de ontvoerde meisjes hebben kinderen), krijgen hiermee twee generaties de kans op het volgen van onderwijs.

Tijdens mijn gesprekken met mijn gesprekspartners heb ik nadrukkelijk een verband gelegd tussen mijn nog te nemen besluit over begrotingssteun aan Uganda voor het komende Ugandese begrotingsjaar 2007-2008 en mijn zorgen op het gebied van ‘goed bestuur’ en de effectiviteit van begrotingssteun. De minister van onderwijs heb ik aan de ene kant gecomplimenteerd met de vergroting van het aantal kinderen dat naar school gaat, maar aan de andere kant duidelijk te kennen gegeven dat meer aandacht moet worden besteed aan kwaliteit en output. Op het gebied van anticorruptie kreeg ik een gemengd beeld: op papier zijn de anticorruptieinstituties aanwezig, maar in de praktijk worstelen deze instituties met grote uitdagingen. Voor het Ugandese begrotingsjaar 2006-2007 handhaaf ik, zoals mijn voorganger u schreef bij brief van 13 juni 2006, de korting van EUR 6 miljoen op de begrotingssteun (dus totaal EUR 15.9 miljoen). De basis daarvoor is nog steeds aanwezig. Het is enerzijds noodzakelijk de dialoog open te houden met de Ugandese overheid ter versterking van instituties in Uganda en anderzijds noodzakelijk om een signaal te geven in reactie op de afvlakking van de verbeteringen in armoedebestrijding en de verslechtering in goed bestuur (geweld bij demonstraties, uit de hand gelopen rechtszaak tegen de People’s Redemption Army, mensenrechtenschendingen in Karamoja).

Over begrotingssteun voor het Ugandese begrotingsjaar 2007-2008 ben ik voornemens op korte termijn een besluit te nemen. Op 28 mei aanstaande spreek ik – op de terugweg van mijn reis naar Burundi en Rwanda – alsnog met president Museveni. Ik zal daarbij mijn zorgen over goed bestuur en de effectiviteit van de begrotingssteun ook met hem bespreken.

Sudan en Tsjaad

Doel van het bezoek

Het bespreken van de verslechterende situatie in Darfur en het wijzen op het belang van de strikte implementatie van de Comprehensive Peace Agreement (CPA) waren de belangrijkste doelen van mijn bezoek aan Sudan. In Tsjaad heb ik gesproken met een aantal non-signatories uit Darfur en heb ik de humanitaire situatie aldaar bediscussieerd. Tevens kwam een aantal binnenlandse aangelegenheden aan de orde. Het bezoek was gericht op het bevestigen van het Nederlandse beleid ten aanzien van geheel Sudan waarbij 1) het handhaven van de eenheid van Sudan en 2) het voorkomen dat Darfur een splijtzwam wordt, van groot belang zijn. Voorts is tijdens het bezoek de rol van Nederland als constructieve kritische partner bij zowel het Comprehensive Peace Agreement (CPA) als het Darfur Peace Agreement (DPA) bevestigd.

Tijdens mijn bezoek aan Khartoem heb ik gesprekken gevoerd met president Bashir, presidentieel adviseur voor Darfur Majoub Khalifa, de vice-minister van buitenlandse zaken, non-gouvernementele organisaties, oppositiepartijen, leden van het parlement en de civil society. Zowel de implementatie van het CPA, de verkiezingen in 2009 en het referendum in 2011 zijn aan de orde gekomen. Betreffende de situatie in Darfur heb ik mijn grote zorgen geuit over het gebrek aan voortgang in het politieke proces, de veiligheidssituatie en de schrijnende humanitaire situatie. Ik heb in Khartoem eveneens gesproken met de VN Missie in Sudan (UNMIS), de Afrikaanse Unie missie in Sudan (AMIS) en een ontheemdenkamp bezocht.

Mijn gesprekken in Juba (Zuid-Sudan) stonden in het teken van de implementatie van het CPA, de wederopbouw, het functioneren van het Multi Donor Trust Fund (MDTF) en het initiatief van vice-president Salva Kiir om de niet-ondertekenaars van het DPA bijeen te brengen. Bovendien heb ik een bezoek gebracht aan het door Nederland mede-gefinancierde Joint Donor Office. Voorts heb ik gesproken met een vertegenwoordiger van de VN-missie in Zuid-Sudan (UNMIS).

Tijdens mijn bezoek aan Darfur heb ik gesprekken gevoerd met verschillende rebellenleiders, de senior presidentieel assistent Minni Minawi en AMIS Force Commander Generaal Aprezi. Met OCHA en de VN heb ik de humanitaire situatie besproken. Ik heb eveneens het ontheemdenkamp Abu Shouk bezocht in Noord Darfur. In Tsjaad heb ik zowel met rebellenleiders gesproken alsook met president Déby en de minister van Buitenlandse Zaken. Voorts heb ik met het Eritrese onderhandelingsteam gesproken over het politieke proces in Darfur. Tenslotte werd ik door UNHCR en in Tsjaad aanwezige NGO’s geïnformeerd over de humanitaire situatie in Oost-Tsjaad.

Bevindingen

Comprehensive Peace Agreement (CPA)

Het CPA is de ruggengraat voor stabiliteit en vrede in Sudan. De aandacht die Darfur terecht vraagt mag niet ten koste gaan van die voor het CPA. Het vredesakkoord is alomvattend, met een ambitieus tijdspad. Implementatie is redelijk van start gegaan, maar ligt op een aantal belangrijke onderwerpen ver achter op de voorgestelde tijdslijnen. Door de onderlinge samenhang van de verschillende protocollen leidt vertraging op één dossier onverbiddelijk tot stagnatie op meerdere onderwerpen. Als rode draad door alle protocollen heen loopt de demarcatie van de Noord-Zuid grenslijn.

a. Deling van de macht

Eén van de belangrijkste vraagstukken is de uitkomst van het referendum in 2011. Deze zal bepalend zijn voor de vraag of Sudan als eenheid zal voortbestaan of dat er sprake zal zijn van een gedeeld Sudan. Zowel president Bashir als vice-president Kiir van Zuid-Sudan geven aan dat het streven gericht is op het bewaren van de eenheid. Beiden onderstrepen echter wel dat er nog enkele grote knelpunten op te lossen zijn. Bashir meent dat er tijd nodig is en dat oplossingen te bereiken zijn via het politieke proces tussen de National Congress Party (NCP) en de Sudan Peoples Liberation Movement (SPLM). Vice-president Salva Kiir en zijn deputy Riak Machar zijn echter minder overtuigd van de goede wil van de NCP en wijzen op het belang van grensdemarcatie en Abyei voor de voorbereiding van de verkiezingen. Door besluitvorming te vertragen kan de NCP de uitkomst van de census en verkiezingen beïnvloeden. De oppositiepartijen hebben evenzeer weinig vertrouwen in de wil van de NCP om transparante verkiezingen te houden. Ook wijzen zij op het gevaar om verkiezingen te houden als het conflict in Darfur niet opgelost is. Sommige partijen beraden zich op deelname aan de verkiezingen omdat ze vrezen dat de uitkomst bij voorbaat vaststaat. Ik heb bij alle gesprekspartners gewezen op het belang van vrije en transparante verkiezingen waarbij werd herhaald dat Nederland als co-voorzitter van de donorwerkgroep steun wil bieden om het verkiezingsproces in goede banen te leiden.

b. Deling van de welvaart

Deling van de welvaart betreft de verdeling van de financiële middelen en natuurlijke bronnen (vooral olie en land) waar Sudan rijk aan is. Voor een aanzienlijk deel zijn deze nog in handen van de NCP, al krijgt de SPLM geleidelijk meer zeggenschap op deze terreinen. De verdeling van inkomsten tussen Noord- en Zuid-Sudan lijken grotendeels in lijn met de uitgangspunten van het CPA.

Onduidelijkheden over de werkelijke olie-inkomsten duren echter voort en betreffen vooral de transparantie m.b.t. olieproductie en concessieverlening. De recente instelling van de petroleumcommissie waaraan vertegenwoordigers van Noord en Zuid deelnemen is een stap in de goede richting. In dat kader heb ik me overigens openlijk afgevraagd in hoeverre Sudan ontwikkelingshulp nodig heeft als het zoveel olie-inkomsten heeft. Er werd evenwel gewezen op de grote armoede en de enorme wederopbouwinspanningen waardoor hulp vooralsnog gerechtvaardigd lijkt. Tegen president Bashir en Salva Kiir heb ik mijn zorgen geuit over de patstelling rond de demarcatie van de grenzen van Abyei en de installatie van een interimbestuur. Inmiddels is een NCP-SPLM commissie in het leven geroepen om hiervoor een oplossing te vinden. Juist vanwege de olierijkdommen in dit gebied is demarcatie voor beide partijen van groot belang. Op de vraag waarom de bevindingen van de Abyei Border Commission niet aanvaardbaar zijn, werd aangegeven dat de Commissie zich niet aan haar mandaat heeft gehouden en de bevindingen baseert op demarcatie uit 1956: volgens president Bashir moet men uitgaan van de situatie van 1905. Vice-president Salva Kiir meent dat de bevindingen van de Abyei Border Commission, waarbij het grootste deel van de olievoorraden aan het Zuiden toekomt, uitgevoerd moeten worden. Het gevolg van deze situatie is dat er geen bestuur voor Abyei bestaat waardoor de bevolking geen toegang heeft tot overheidsdiensten. Ik heb aangedrongen op een spoedig besluit over een interimbestuur en aangeboden als voorzitter van de “Drie Gebieden “- werkgroep, dit proces te faciliteren.

President Kiir van Zuid-Sudan wees tevens op de dalende overmakingen van olieinkomsten door Khartoum. De laatste maanden zijn deze aanzienlijk gedaald en het is niet duidelijk wat de oorzaak is omdat het Zuiden geen toegang heeft tot de productiegegevens. Op korte termijn levert dit grote cash flow problemen op hetgeen ook gevolgen heeft voor de bijdragen van de Zuid-Sudanese overheid aan het wederopbouwproces. Ik heb mijn zorgen geuit over de trage voortgang van het wederopbouwproces en navraag gedaan naar de knelpunten. Zowel de overheid als de donoren wijzen op de gebrekkige capaciteit en de problemen tussen de WB en de VN in de eerste fase van de wederopbouw. Het akkoord tussen de WB en de VN over de uitvoering van projecten zou dit jaar moeten leiden tot zichtbare resultaten voor de bevolking. Tenslotte heb ik gewezen op het gevaar van groeiende corruptie. De regering lijkt zich hiervan bewust en heeft met de donoren actief de strijd tegen corruptie gestart.

Het gezamenlijke donorkantoor waarin naast Nederland vier andere landen deelnemen, functioneert niet optimaal. Er is nu een meerjarenstrategie opgesteld en een plan om de aansturing en het interne management te verbeteren. Ik ben van mening dat het donorkantoor een zichtbaardere rol moet spelen en concrete resultaten moet laten zien. Ik zal er op toezien dat dit ook gebeurt. Zoals door de Kamer verzocht, heb ik me laten informeren over het Basic Services Fund en de toegang hiertoe voor NGO’s. De meeste gesprekspartners beamen dat het fonds bevredigend functioneert en dat het bijdraagt aan de toegang tot basisvoorzieningen. Het fonds is toegankelijk voor NGO’s, maar doordat de criteria voor deelname streng zijn, kan het voorkomen dat bepaalde organisaties niet in aanmerking komen voor financiering.

c. Veiligheidssituatie

Veiligheid en stabiliteit zijn, samen met infrastructuur en basisvoorzieningen, het meest aansprekende vredesdividend voor iedere burger in Sudan. Het protocol met betrekking tot de veiligheidsarrangementen laat weliswaar vooruitgang zien, maar is tegelijkertijd de grootste bedreiging voor het CPA indien het protocol in 2007 zijn beslag niet krijgt, zoals voorzien in de (ambitieuze) tijdspaden van het verdrag. Hoewel het Sudanese leger zich volgens de afspraken uit grote gebieden heeft teruggetrokken, hergroeperen deze zich in de olierijke gebieden. Volgens het CPA dienen alle Noord-Sudanese eenheden zich op 9 juli 2007 teruggetrokken te hebben. Ook blijkt dat Other Armed Groups activiteiten blijven uitoefenen en steun ontvangen van het Noorden. Het is noodzakelijk om spoedig over te gaan tot uitvoering van een Security Sector Reform (SSR) programma en een Disarmement Demobilisation and Reintegration (DDR) programma. Met Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk zijn reeds voorstellen geformuleerd en Nederland zal nagaan over de wijze waarop deze zo spoedig mogelijk gestart kunnen worden. De regering van Zuid-Sudan toonde zich dankbaar voor deze inzet. Over de mogelijkheid om religieuze actoren te betrekken bij SSR-activiteiten heb ik geen nadere informatie verkregen. Tenslotte vroeg president Kiir steun bij de versterking van het politie- en diplomatieke apparaat. Ik heb toegezegd dit verder uit te werken en tevens heb ik gewezen op de activiteiten van het IMD en de mogelijke steun aan de omvorming van de SPLM naar een politieke partij.

Darfur Peace Agreement (DPA)

Precies één jaar na de ondertekening van het Darfur Peace Agreement (5 mei 2006) is de situatie in Darfur geenszins verbeterd. De veiligheidssituatie blijft zeer zorgwekkend. Ik heb hier zowel de Sudanese regering als de rebellen zeer kritisch over aangesproken. Aanvallen op burgers en dorpen gaan door, welke veelal het werk van Arabische milities (Janjaweed), bandieten en rebellengroeperingen zijn.

a. Politiek proces

Bij president Bashir heb ik aangegeven dat er geen militaire oplossing voor het conflict in Darfur bestaat en dat de bombardementen gestaakt moeten worden. De VN geeft aan dat er sinds 19 april, met uitzondering van 30 april, iedere dag bombardementen uitgevoerd werden. De wapentransporten met witte vliegtuigen zijn in dat kader ook onaanvaardbaar. President Bashir rechtvaardigde deze acties omdat rebellen een helikopter hebben neergeschoten maar de burgerbevolking zou ontzien worden. Ik heb gesteld dat de internationale gemeenschap dit onacceptabel acht en, mede gelet op de halsstarrige houding ten aanzien van een VN-missie, bereid is hardere maatregelen uit te werken.

Met president Bashir en vice-president Kiir is tevens uitgebreid gesproken over de versplintering van de niet-ondertekenaars van het DPA en de wijze waarop het politieke proces resultaten kan opleveren. Het aantal verschillende rebellengroeperingen is zorgwekkend. In 2004 waren er twee rebellengroeperingen, inmiddels is het aantal gegroeid tot veertien, met ieder een eigen agenda en een eigen visie.

De regering van Sudan lijkt het AU/VN–vredesproces te steunen en erkent dat regionale initiatieven onder de paraplu van dit initiatief uitgevoerd moeten worden zoals eind april ook in Tripoli werd afgesproken. Bij vice-president Kiir heb ik gewezen op het belang van integratie van het SPLM initiatief in het AU/VN proces. Hij zou dit tijdens het bezoek van de envoys Eliasson en Salim aan Juba bespreken. Tevens vroeg hij financiële steun voor dit proces. De Nederlandse ambassade in Khartoum zal dit verder oppakken. Het is van groot belang dat de regering van nationale eenheid de rebellenleiders aanspoort om zich ook aan de AU/VN-iniatieven te verbinden

Vanwege bombardementen uitgevoerd door het Sudanese leger kon mijn bezoek aan Umm Rai (Noord-Darfur) niet plaatsvinden. Ik heb hierover mijn ongenoegen uitgesproken. Al maanden zijn in Umm Rai SLA commandanten bij elkaar, maar vooralsnog hebben deze besprekingen nog niet tot concrete resultaten geleid.

Hierdoor werd het bezoek aan Tsjaad van groot belang omdat ik daar wel uitgebreid met verschillende rebellengroeperingen heb kunnen spreken. Uit deze gesprekken bleek dat de commandanten van de verschillende facties het niet eens lijken te kunnen worden over het verenigen van hun facties c.q. het innemen van een gezamenlijke positie. Ik heb zowel bij de rebellengroeperingen als in mijn gesprekken met het Eritrese onderhandelingsteam het belang benadrukt van een gezamenlijke positie van de niet-ondertekenaars. De Nederlandse regering steunt het initiatief van het Eritrese onderhandelingsteam en van vice-president Kiir, zolang deze samenwerken met het initiatief van de speciale vertegenwoordigers van de VN en de AU. Er bestaat bij de groeperingen wel consensus over de positieve rol die de VN kan spelen maar over de rol van de AU was men over het algemeen negatief. De AU wordt teveel verbonden met het DPA en de belangrijkste onderhandelaars zijn nauw betrokken geweest bij de totstandkoming hiervan. De belangrijkste problemen die genoemd worden zijn de uitgangspunten van de onderhandelingen. De meeste groepen opteren voor de Declaration of Principles als basis voor de onderhandelingen. Daarnaast streven verschillende groepen naar een Darfur als een bestuurlijke entiteit terwijl anderen opteren voor een Darfur bestaande uit drie verschillende regio’s.

Ik heb bij alle partijen gesuggereerd dat eenheid cruciaal is om effectief te onderhandelen met Khartoum en heb tevens gewezen op de voordelen die vrede biedt en de bereidheid van de donoren om te investeren in de wederopbouw van Darfur. Echter, deze bereidheid is niet oneindig en de groeperingen moeten de welwillendheid tonen om zich te verenigen en om over echte vrede te praten.

De Kamer suggereerde op 24 april om na te gaan of Suleiman Jamous, voormalig humanitair coördinator van SLM/Minawi een rol kan spelen bij het vredesproces. Om politieke en veiligheidsredenen lijkt Jamous geen geschikte kandidaat te zijn als bemiddelaar in het Darfur conflict. Jamous is geen voorstander van het DPA, hetgeen nog steeds de onderliggende pijler is van het AU/VN-initiatief.

b. Humanitaire situatie

Met verschillende gesprekspartners werd gesproken over de nijpende humanitaire situatie in de IDP-kampen. UNMIS wijst op de nog steeds groeiende aantallen vluchtelingen. Een nieuw element is het groter wordende watertekort in sommige kampen. Door langdurige droge perioden en de grote bevolkingsdruk op kleine oppervlakten, daalt de grondwaterspiegel waardoor steeds minder water opgepompt kan worden. UNMIS wijst specifiek op het risico bij de ontplooiing van het Heavy Support Package (HSP). Een gemiddelde IDP-familie gebruikt ca. 12 liter water per dag terwijl AMIS troepen tussen de 120-140 liter per dag per persoon gebruiken. Een toename van 3000 troepen kan derhalve grote gevolgen hebben voor de toegang tot water. Tijdens mijn bezoek aan Tsjaad werd door UNHCR bevestigd dat men daar met dezelfde problemen kampt.

Inzake de humanitaire toegang is enige vooruitgang geboekt door de afspraken die gemaakt zijn over de verbetering van de toegang voor hulpverleners. Spoedige uitvoering van dit Joint Communique heeft nu een prioriteit. NGO’s hebben nog geen duidelijke aanwijzingen dat de situatie daadwerkelijk verbetert, maar zijn hoopvol dat dit spoedig gebeurt. Donoren zullen deze uitvoering nauwlettend in de gaten houden en de overheid er op aanspreken als NGO’s belemmerd worden bij de uitvoering van de taken. Een ander probleem is de onveiligheid die veelal wordt veroorzaakt door de versplinterde rebellengroeperingen. Zij zijn verantwoordelijk voor veel autodiefstallen en de dood van een aantal hulpverleners. Ik heb de rebellen aangesproken op hun verantwoordelijkheid en het belang van onbelemmerde humanitaire toegang.

c. Veiligheid

President Bashir herhaalde zijn instemming inzake de HSP, maar liet zich niet uit over een hybride missie. AMIS force commander Generaal Aprezi herhaalde zijn eerdere standpunt dat de veiligheid in het gebied onmogelijk gewaarborgd kan worden zonder de hybride missie. Het HSP kan wel leiden tot grotere effectiviteit van de huidige AU vredesmissie en zal er zeker voor zorgen dat een groot gebied gestabiliseerd kan worden. Echter bij de huidige versplintering van de rebellen, is een duurzame oplossing noodzakelijk.

d. Wederopbouw

Nederland is als voorzitter van de Core Coordinating Group (CCG) sterk betrokken bij het wederopbouwproces in Darfur. Echter, de Darfur Joint Assessment Mission (DJAM) die de noden in Darfur in kaart moest brengen is vanwege de veiligheidssituatie voorlopig stop gezet. Dit maakt het politiek onmogelijk om in de huidige situatie een start te maken met de uitvoering van wederopbouw en ontwikkeling op basis van de DJAM. Zowel de Sudanese regering als mede DPA-ondertekenaar Minni Minawi wezen op het belang van de start van de wederopbouw. Minawi gaf aan dat het gebrek aan voortgang zijn positie verzwakt. Hij heeft het DPA ondertekend om de bevolking te tonen dat het vredesakkoord leidt tot vredesdividend. Doordat de donoren niet over de brug komen, heeft de bevolking geen vertrouwen meer in het DPA. Ik heb met verschillende partners gesproken over het inzetten van ontwikkeling als incentive voor vrede en het politieke proces. De mogelijkheden hiervoor dienen echter nog onderzocht te worden. Op lokaal niveau kan in situaties waar dit mogelijk is, begonnen worden met ruim te interpreteren humanitair plus activiteiten. Hiermee wordt aan alle partijen het signaal afgegeven dat vrede en veiligheid lonen. Ik zal mijn ideeën verder uitwerken en de Kamer hierover informeren.

e. Regionale dimensie

Tijdens mijn bezoek aan Tsjaad heb ik me laten informeren over de spill-over effecten van de Darfur crisis. De humanitaire situatie is ernstig en men kampt met moeilijkheden om extra vluchtelingen op te vangen. UNHCR wees op gelijke waterproblemen als in Darfur en gaf tevens aan dat Tsjaad overweegt om grote groepen vluchtelingen te verplaatsen om op deze manier de druk op de lokale gemeenschappen te beperken. Dit betekent waarschijnlijk dat ze naar nog verder afgelegen gebieden verplaatst moeten worden. Ik heb hierover met president Déby gesproken die zijn inzet en betrokkenheid om de vluchtelingen te ondersteunen herhaalde. Over een VN troepenmacht om de grens met Darfur en de Centraal Afrikaanse Republiek te bewaken, gaf hij aan dat het eigen leger dit grotendeels zelf zou kunnen doen. Een aanvullende troepenmacht van ca. 300 civiele politiewaarnemers zou voldoende zijn. Inzake de relatie met Sudan noemde Déby het onlangs bereikte akkoord tussen de beide landen in Saudi-Arabië en hij hoopt dat de relatie langzaam kan verbeteren. Een oplossing voor het Darfur conflict is hiervoor van groot belang.

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Bert Koenders