Kamerbrief inzake het verslag van het beleidsoverleg over Suriname

Graag bied ik u hierbij het verslag aan van het beleidsoverleg met mijn Surinaamse ambtsgenoot Van Ravenswaay, minister van Planning en Ontwikkelingssamenwerking (PLOS), op 12 juni 2007 te Den Haag.
Beleidsoverleg

Het beleidsoverleg werd gevoerd in een vriendelijke en constructieve sfeer, waar ruimte was voor dialoog en verkenningen met betrekking tot de toekomstige relatie tussen Nederland en Suriname. De besprekingen concentreerden zich op de voortgang in de huidige ontwikkelingsrelatie en de inzet van de Pariteitsmiddelen, het laatste deel van de Verdragsmiddelen. Met de afspraak om de NIO-lening vervroegd af te lossen lastens de Pariteitsmiddelen, is een doorbraak gecreëerd ten behoeve van de door beide partijen beoogde versnelde afbouw van de Verdragsmiddelen.

De resultaten van het overleg passen in de context van de afbouw van de huidige brede ontwikkelingssamenwerkingsrelatie. Het Nederlands beleid staat daarmee in het teken van continuïteit in relatie tot de beleidsnotitie ‘Een Rijke Relatie’, die in 2005 is goedgekeurd door de Tweede Kamer. Voor Suriname lagen de prioriteiten bij de aanleg van dijken, oeververdediging en de ontwatering van Groot-Paramaribo. Ten behoeve van deze infrastructurele werken is een gedeeltelijke herschikking van de resterende Verdragsmiddelen overeengekomen. Bovendien creëert de overeengekomen vervroegde aflossing door Suriname van de NIO-lening, ten bedrage van circa 72,5 miljoen euro uit de Pariteitsmiddelen, meerjarig ruimte op de Surinaamse begroting voor de aanleg van dijken en het opzetten van een energiefonds.

Tijdens de lunch is gesproken over de inspanningen van Nederland ten aanzien van de Millennium Development Goals. Het overleg werd afgesloten met een diner. De ondertekening van de Gemeenschappelijke Verklaring vond op 19 juni 2007 plaats.

Voortgang in de sectoren

Zowel van Surinaamse als van Nederlandse zijde is steun uitgesproken voor handhaving van de sectorale benadering, ondanks de wederzijdse zorgen over de trage voortgang. Herbevestigd werd dat 2007 het jaar van de implementatie zal zijn. Mijn ambtsgenoot gaf aan bij de in uitvoering zijnde sectorplannen te streven naar een gemiddelde jaarlijkse besteding van 20% van de in totaal gealloceerde sectorfondsen uit de Schenkingsmiddelen.

Garantiemiddelen

De laatste Garantiemiddelen zijn in 2001 ingezet ten behoeve van de NIO-lening. Daarmee zijn de Garantiemiddelen in hun geheel besteed. Suriname is echter van mening dat er in de jaren 1990 een zogeheten dubbeltelling van de Garantiemiddelen met de Schenkingsmiddelen zou hebben plaatsgevonden, waardoor Suriname ten onrechte voor 26,4 miljoen euro zou zijn ‘gekort’. Het gaat om afgegeven garanties, die lastens de Schenkingsmiddelen zijn gematerialiseerd. Ik ben met Suriname overeengekomen dat ambtelijk overleg zal worden gevoerd over deze vermeende dubbeltelling. Hiertoe zal door beide partijen een schriftelijke onderbouwing van standpunten gegeven moeten worden. Afgesproken is dat het ambtelijk overleg uiterlijk 31 augustus 2007 dient te zijn afgerond. In het geval dat de beide partijen het niet eens worden, kan worden overgegaan tot arbitrage door derden, conform artikel 11 van het Raamverdrag uit 1992.

Vervroegde aflossing NIO-lening

Afgesproken is dat Suriname het restant van de lopende NIO-lening in een keer en vervroegd af zal lossen, en wel vóór 1 augustus aanstaande. De aflossing wordt in mindering gebracht op de Pariteitsmiddelen. Het gaat om een bedrag van 72,5 miljoen euro. Nederland en Suriname reduceren hiermee het restant Verdragsmiddelen aanmerkelijk en voldoen daarmee versneld aan de afgesproken afbouw van de huidige ontwikkelingssamenwerking.

Suriname verkreeg in 2001 een lening van de NIO ter waarde van 137,8 miljoen euro. Deze lening met een looptijd van 10 jaar is aangewend voor schuldherschikking (25%) en wederopbouw van de deviezenvoorraad van de Centrale Bank van Suriname (75%). De lening werd door de Nederlandse Staat gegarandeerd lastens de resterende Garantiemiddelen. Het rentepercentage werd vastgesteld op 5,18%.

Suriname betaalt de schuldendienst op deze lening (jaarlijkse aflossing plus rente) stipt af, waarbij het land jaarlijks een bedrag van ruim 13,7 miljoen euro aan de NIO overmaakt ter betaling van de hoofdsom (in totaal tot nu toe 68,9 miljoen euro), plus in totaal tot op heden een bedrag van 26,9 miljoen euro aan rente. De eerstvolgende betalingstermijn vervalt op 31 juli 2007, waarbij Suriname wederom 13,7 miljoen euro op de hoofdsom zal betalen plus dit jaar 3,6 miljoen euro aan rente.

De vervroegde aflossing door Suriname van het restant van de NIO-lening lastens de Pariteitsmiddelen (in totaal 136 miljoen euro) bespaart Suriname in totaal 7,1 miljoen euro aan rentebetalingen over de resterende looptijd van deze lening, verbetert de credit rating van Suriname en creëert meerjarig ruimte op de Surinaamse begroting. Om deze vervroegde aflossing mogelijk te maken is een herschikking van de Pariteitsmiddelen ten opzichte van de afspraken van het beleidsoverleg van november 2006 overeengekomen.

Suriname heeft aangegeven van de besparingen die overeenkomstig en meerjarig ontstaan op de Surinaamse begroting 13,5 miljoen euro beschikbaar te zullen stellen ten behoeve van een energiefonds (aangevuld met 16,5 miljoen euro uit de Pariteitsmiddelen) en 59 miljoen euro ten behoeve van de aanleg van dijken en oeverversterkingen.

ORET en Surinaamse voorstellen

In relatie tot de Surinaamse voorstellen voor de bouw van een zeedijk in Coronie en een oeververdediging in Commewijne, die men voornemens is in te dienen voor ORET financiering, heb ik een toelichting op het kabinetsbesluit gegeven om de huidige ORET-regeling na 2007 aan te passen. Ik heb benadrukt dat het hierbij gaat om aanpassingen in het algemeen beleid en dat de aanpassing dus niet specifiek voor Suriname geldt.

Ik heb aangegeven dat het indienen van de voorstellen bij ORET nog steeds mogelijk is, maar heb mijn counterpart geïnformeerd over het verplichtingenplafond dat geldt voor ORET-aanvragen in 2007, en de daarmee gepaard gaande tijdslimiet. Van Surinaamse zijde werd aangegeven de projectvoorstellen toch met voorrang ter hand te zullen nemen en deze alsnog te zullen indienen voor ORET financiering.

Mocht Nederland via ORET alsnog betrokken raken bij de bouw van dijken in Suriname, dan dient de milieu-effectrapportage en de social impact study positief te zijn, zo heb ik aangevoerd.

Hervorming van de publieke sector

Minister Van Ravenswaay gaf een toelichting op de stand van zaken rond het proces van overheidshervormingen, de zogenaamde public sector reform (PSR). Hij gaf aan de eerder gereserveerde 20 miljoen euro voor public sector reform op zo kort mogelijke termijn te willen committeren voor een hervormingsprogramma door het UNDP. Ik heb het belang van overheidshervormingen benadrukt en in dat kader gewezen op de noodzaak van een goede algemene ziektekostenverzekering en een goed pensioenstelsel. Er blijft 20 miljoen euro extra gereserveerd staan voor public sector reform, mocht het eerste bedrag op termijn niet voldoende blijken. In totaal is derhalve 40 miljoen euro beschikbaar voor public sector reform, lastens de Pariteitsmiddelen.

Ontwatering en drinkwater

Ten behoeve van de ontwatering van het door wateroverlast geteisterde Groot-Paramaribo en van het Surinaamse drinkwaterprogramma werd de herallocatie van eerder gereserveerde middelen besproken. Ik heb benadrukt dat herallocatie op dit terrein aan Suriname zelf is en dat voorstellen daartoe bij onze ambassade in Paramaribo kunnen worden ingediend. Wel heb ik mijn counterpart gewezen op de noodzaak van kostendekkende tarieven teneinde de duurzaamheid van investeringen te waarborgen.

Volgend beleidsoverleg

Het volgende beleidsoverleg zal plaatsvinden in Paramaribo. Mijn counterpart en ik wezen over en weer op de mogelijkheid om ook buiten het formele overleg met elkaar te (blijven) communiceren. Onderkend werd dat een eenjaarlijks in plaats van tweejaarlijks beleidsoverleg op termijn wellicht mogelijk is. Zowel minister Van Ravenswaay als ikzelf staan hiervoor open.

Bijgaand doe ik u de gemeenschappelijke verklaring toekomen, die de heer Van Ravenswaay en ik ondertekenden na afloop van het beleidsoverleg.

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Bert Koenders