Kamerbrief inzake Nederlandse maritieme bijdrage aan UNIFIL

Onderwerp: Nederlandse maritieme bijdrage aan UNIFIL

De huidige Nederlandse maritieme bijdrage aan de United Nations Interim Force In Lebanon (UNIFIL) loopt tot 31 augustus 2007. De Kamer is daarover geïnformeerd per brief d.d. 22 september 2006 (Kamerstuk 23 432, Nr. 208), waarover op 12 oktober 2006 een Algemeen Overleg met de Kamer is gehouden. Op 9 februari 2007 is de Kamer vervolgens per brief (Kamerst. 23 432, Nr. 219) geïnformeerd over de stand van zaken en de effectiviteit van deze Nederlandse bijdrage, naar aanleiding waarvan op 29 maart een Algemeen Overleg met de Kamer heeft plaatsgevonden.

Gelet op artikel 100 van de Grondwet informeren wij u hierbij over de verlenging van de Nederlandse bijdrage aan deze operatie.

Kern van het besluit

De regering heeft heden besloten om de VN aan te bieden de Nederlandse bijdrage aan de Maritieme Taskforce (MTF) van UNIFIL met zes maanden te verlengen, tot 1 maart 2008. Afhankelijk van de internationale ontwikkelingen is de regering in beginsel bereid een verlenging van de Nederlandse bijdrage met nogmaals zes maanden te overwegen. Hierover wordt te zijner tijd een apart besluit genomen, waarover de Kamer zal worden geïnformeerd.

Op verzoek van de Libanese regering zal deze maritieme taakgroep, die Duitsland naar alle waarschijnlijkheid de komende zes maanden zal blijven leiden, ondersteuning blijven bieden bij het beveiligen van de zeegrens om illegale invoer van wapens en aanverwant materieel te voorkomen. Nederland biedt achtereenvolgens een fregat en een bevoorradingsschip aan. Tot en met de eerste week van 2008 zal een fregat worden ingezet, vervolgens tot 1 maart 2008 een bevoorradingsschip. Een fregat is een degelijk maritiem platform dat uitstekend geschikt is om patrouilles en maritieme interdictie operaties uit te voeren. Een bevoorrader is een essentiële schakel in het maritieme logistieke concept.

De regering heeft dit besluit genomen na zorgvuldige afweging van de aandachtspunten van het Toetsingskader 2001 (Kamerstuk 23 591/26 454, nr. 7). In deze brief wordt het kabinetsbesluit nader toegelicht aan de hand van deze aandachtspunten.

Gronden voor deelname

Het tot stand brengen van vrede en stabiliteit in het Midden-Oosten is een belangrijke doelstelling van het Nederlandse buitenlands beleid, zoals verwoord in het regeerakkoord. Voor de beëindiging van het Israëlische militaire optreden in Zuid-Libanon in augustus 2006 was het besluit van de VN-Veiligheidsraad tot ontplooiing van een versterkte UNIFIL-missie, inclusief maritieme component, een belangrijke factor. Nederland heeft zijn verantwoordelijkheid genomen en is vanaf 15 december 2006 deelnemer aan de MTF van UNIFIL met een fregat, op dit moment de Hr. Ms. Van Speijk.

Tijdens het recente bezoek van de minister van Buitenlandse Zaken aan het Midden Oosten, waarvan de kamer separaat uitvoerig verslag toe zal gaan, bleek bovendien dat de landen in de regio, in het bijzonder Israël, groot belang hechten aan de maritieme component van UNIFIL.

Zoals verder is toegelicht in de brief van 22 september 2006 (Kamerstuk 23 432, Nr. 208), hecht Nederland verder groot belang aan de rol van de VN bij de aanpak van internationale crisissituaties en aan de uitstekende samenwerking met buurland Duitsland in deze operatie.

Politieke aspecten

Politieke situatie in Libanon

Nog immer is er sprake van een diepe verdeeldheid in politiek en maatschappij in Libanon. De politieke impasse tussen de pro-Syrische krachten (Hezbollah, President Lahoud, parlementsvoorzitter Berri) enerzijds en Premier Siniora anderzijds is, ondanks verschillende bemiddelingspogingen van onder meer de Arabische Liga, nog altijd niet doorbroken.

De recente gevechten tussen het leger en de extremistische groeperingen Fatah al Islam en Jund al Sham hebben een nieuwe dimensie toegevoegd aan een toch al gecompliceerde politieke situatie in Libanon.

Fatah al Islam

Fatah al Islam is een soennitisch salafistische beweging die in 2006 is ontstaan en naar schatting bestaat uit 250 tot 450 strijders, afkomstig uit de gehele Arabische regio. Zij zouden voorheen vooral actief zijn geweest in Irak. Van de groepering wordt zowel beweerd dat zij banden heeft met al Qaida als dat ze wordt aangestuurd door het Syrische regime. Geen van beide beweringen kan in dit kader door de regering worden gesubstantieerd.

De leider van Fatah al Islam is de Palestijn Shaker al Abssi (geboren in 1955 te Jericho) die in 2002 bij verstek in Jordanië is veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf vanwege zijn aandeel in de moord op een Amerikaanse diplomaat. Van 2000 tot 2003, dus ook op het moment van de Jordaanse rechtzaak, zat al-Abssi gevangen in Syrië. Onduidelijk is waarom Syrie al Abssi in 2003 heeft laten gaan. Naar verluidt is hij meteen naar Irak vertrokken om zich daar aan te sluiten bij de strijd tegen de VS. De Syrische autoriteiten hebben ontkend iets met de onrust in Libanon te maken te hebben. Sinds het begin van de gewelddadigheden heeft Syrië de grensovergangen met Noord-Libanon gesloten.

Inmiddels zijn bij de gevechten in het noorden al meer dan 100 slachtoffers gevallen. Zowel de Libanese regering als de leiding van Fatah al Islam blijven zich tot dusverre volstrekt compromisloos opstellen. Het Libanese leger voert de druk op in het Palestijnse vluchtelingenkamp Nahr al Bared alwaar de leden van Fatah al Islam zich hebben verschanst. Deze confrontatie vormt een belangrijke test voor de mate waarin het Libanese leger in staat is het gezag van de Libanese regering in het gehele land te herstellen. De VS en andere landen hebben gehoor gegeven aan een verzoek van premier Siniora om militaire middelen ter beschikking te stellen voor het uitvoeren van deze operatie.

Het is positief dat alle politieke en sektarische groeperingen (inclusief de Palestijnen) in Libanon zich op dit punt achter het beleid van de regering Siniora hebben geschaard. Ook de Arabische Liga heeft laten weten Fatah al Islam als een terroristische organisatie te beschouwen. Hezbollah heeft aangegeven het Libanese leger te steunen maar stelt vraagtekens bij de inval vanwege de zorg om (Palestijnse) burgerslachtoffers. Hoewel de meeste van de naar schatting 35.000 inwoners van Nahr al Bared elders in Libanon een veilig heenkomen hebben gezocht zijn er naar schatting toch nog enkele duizenden burgers achtergebleven. Nederland heeft inmiddels EUR 500.000,- bijgedragen aan het flash appeal van UNRWA voor opvang van deze groep Palestijnse vluchtelingen.

Hariri Tribunaal

Het Hariri tribunaal is op dit moment op politiek terrein de grootste splijtzwam in Libanon. Het is zaak dat de uitvoerders en verantwoordelijken voor de moord op oud-premier Hariri terecht zullen staan. Nederland verwelkomt in dit verband dan ook VNVR-resolutie 1757 waarbij conform het verzoek van premier Fouad Siniora de Veiligheidsraad is overgegaan tot de oprichting van een tribunaal dat de schuldigen aan de recente politieke moorden in Libanon moet berechten. Tegelijkertijd is het belangrijk dat er in Libanon een politiek proces op gang komt dat leidt tot een uitweg uit de huidige politieke impasse waarin alle partijen zich kunnen vinden en dat recht doet aan de etnisch-religieuze realiteit in Libanon. In dit verband is het toe te juichen dat Saoedi Arabië en de Secretaris-Generaal van de Arabische Liga, Amr Moussa, hun bemiddelingspogingen voortzetten. De moordaanslag op 13 juni jl. op onder andere het anti-Syrische parlementslid Eido, toont opnieuw aan hoe gespannen de verhoudingen nog steeds zijn.

UNIFIL

UNIFIL speelt een essentiële rol bij het herstel van de veiligheid in Libanon. Sinds een aantal maanden is UNIFIL op volle sterkte zowel op zee als op het land. In relatief korte tijd heeft UNIFIL bereikt dat er geen gewapende groeperingen actief en zichtbaar zijn in het gebied ten zuiden van de Litani rivier. Ook heeft het Libanese leger, voor het eerst sinds het uitbreken van de burgeroorlog in 1975, posities ingenomen in het voorheen door Hezbollah gecontroleerde zuiden van Libanon. Op een aantal kleinere incidenten na hebben zich aan de grens (de Blauwe Lijn) tussen Libanon en Israël geen moeilijkheden meer voorgedaan. UNIFIL heeft in overleg met het Libanese (LAF) en het Israëlische leger (IDF), de grens zichtbaar gedemarqueerd in de hoop hierdoor onduidelijkheden te voorkomen die kunnen escaleren in gewapende incidenten. Ook is een tripartiet overleg ingesteld waarbij periodiek tussen de betrokken partijen onderwerpen worden besproken die een gevaar (kunnen) vormen voor de stabiliteit in Libanon.

Bewapening Hezbollah en rol buurlanden

Helaas verloopt de implementatie van resolutie 1701 niet optimaal. Ondanks het effectieve toezicht op zee zijn er voortdurende berichten over wapensmokkel over de Syrisch-Libanese landsgrens, waarvan ook de Secretaris-Generaal van de VN in zijn recente rapporten over Libanon melding maakt. Het is in dit licht goed dat SG Ban Ki Moon heeft besloten een VN missie naar Libanon te sturen om te bezien hoe de grensbewaking kan worden verbeterd. De verantwoordelijkheid voor de grenscontroles zal moeten blijven liggen bij de bevoegde, dat wil zeggen Libanese en met name ook Syrische, autoriteiten, die in internationaal verband op die verantwoordelijkheid moeten worden aangesproken. Als het genoemde VN-assessment daarnaast leidt tot internationale actie ter versterking van de Libanese grensbewakingscapaciteit moet dat worden verwelkomd. De EU staat in dat geval klaar om daaraan een bijdrage te leveren. Overigens is bijvoorbeeld Duitsland op dit terrein sinds enige maanden al op bilaterale basis actief, in de vorm van training en het leveren van moderne middelen. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan de Libanese capaciteiten om op termijn zelf de kustbewaking volledig op zich te kunnen nemen.

Er zijn aanwijzingen dat Hezbollah en andere milities nog altijd over grote aantallen wapens beschikken. Uiteindelijk zal de noodzakelijke ontwapening van Hezbollah moeten plaatsvinden in het kader van het binnenlands politieke proces in Libanon. Ook hier blijft de eindverantwoordelijkheid immers liggen bij de Libanese autoriteiten zelf, die, met internationale steun, het geweldsmonopolie in hun land zullen moeten herstellen. Zolang milities hun gewapende bestaan kunnen voortzetten zal er immers geen vreedzaam en stabiel Libanon tot stand kunnen komen.

Met name buurland Syrië zal meer moeten doen om de bepalingen van resolutie 1701 en 1559 niet alleen met woorden maar ook met daden te onderschrijven. Syrië moet meewerken aan de door een VN-missie ondernomen demarcatie van de grenzen tussen Syrië en Libanon, waarbij de status van de Shebaa farms moet worden meegenomen. Er zal via een politiek proces druk op Hezbollah moeten komen om zich volledig te ontwapenen, de twee Israëlische soldaten vrij te laten en haar standpunten en belangen met politieke en democratische in plaats van met militaire middelen te verwezenlijken. De invloed van Syrië op Hezbollah is hierin cruciaal.

Naast Syrië zal ook Israël zich moeten inspannen om de implementatie van VNVR Resolutie 1701 te verwezenlijken. Zo zal er een oplossing gevonden moeten worden voor het noordelijk deel van het dorp Gahjdar en de aanhoudende overvluchten over Libanees grondgebied dienen te worden beëindigd.

Mandaat

De oorspronkelijke rechtsgrondslag voor UNIFIL is te vinden in VN veiligheidsraadresoluties 425 en 426, beide van 19 maart 1978. Deze zijn aangevuld door resolutie 1701 van 11 augustus 2006. In deze resolutie besloot de Veiligheidsraad het mandaat van UNIFIL uit te breiden met de volgende taken:

a. Het monitoren van het staken van de vijandelijkheden;

b. Het begeleiden en ondersteunen van de Libanese strijdkrachten bij hun ontplooiing in Zuid Libanon;

c. Het coördineren van activiteiten in het kader van de onder b. genoemde taak met de regeringen van Libanon en Israël;

d. Hulp bieden bij het verzekeren van de toegang van humanitaire hulp aan de burgerbevolking en bij de vrijwillige en veilige terugkeer van ontheemden;

e. Het bijstaan van de Libanese strijdkrachten bij het instellen van een gebied tussen de “Blauwe Lijn” en de Litani rivier waarin geen ander gewapend personeel, goederen en wapens aanwezig zijn dan die van de Libanese regering en UNIFIL;

f. Het op verzoek van de Libanese regering ondersteuning bieden bij het beveiligen van de grenzen en andere plaatsen van binnenkomst om de invoer van wapens en aanverwant materieel zonder toestemming van de Libanese regering te voorkomen.

Resolutie 1701 geeft UNIFIL de bevoegdheid om alle noodzakelijke actie te nemen om:

  • zeker te stellen dat haar operatiegebied niet wordt gebruikt voor vijandelijke activiteiten;
  • pogingen om met geweld te voorkomen dat zij haar mandaat kan uitvoeren tegen te gaan;
  • VN personeel, gebouwen, installaties en uitrusting te beschermen;
  • de veiligheid en bewegingsvrijheid van VN personeel en humanitaire hulpverleners te garanderen;
  • burgers die direct bedreigd worden met lichamelijk geweld te beschermen.

Deelnemende landen

UNIFIL bestaat op dit moment uit ruim 13.000 militairen uit 30 landen. De grootste bijdragen worden geleverd door Italië (2500 militairen), Frankrijk (1700 militairen), Spanje (1100 militairen) en Turkije (900 militairen), Indonesië (850 militairen) en Maleisië (350 militairen). De maritieme component wordt geleid door Duitsland. Naast Nederland wordt verder door Turkije, Griekenland, Noorwegen, Denemarken en Zweden een maritieme bijdrage geleverd.

Invloed op de besluitvorming

Nederland neemt als lid van de VN deel aan het internationale orgaan waarin de besluitvorming over de operatie plaatsvindt. In aanvulling hierop vinden rechtstreekse contacten plaats met betrokken partnerlanden, zoals in de eerste plaats Duitsland, dat naar alle waarschijnlijkheid de komende zes maanden leiding zal blijven geven aan de MTF. Ook met de betrokken landen in de regio, waaronder in de eerste plaats Libanon en Israël, maar bijvoorbeeld ook Syrië, heeft Nederland goede contacten.

Militaire aspecten

Militaire opdracht

De militaire opdracht berust op Veiligheidsraadresolutie 1701. De maritieme component richt zich op het assisteren van de Libanese regering bij het voorkomen van illegale wapentransporten naar Libanon. De inbedding van de maritieme component in de UNIFIL-missie als geheel is gewaarborgd door de maritieme operatiecel in het UNIFIL hoofdkwartier in Naqoura.

Libanon heeft 100 zeemijlen kustlijn. Vanaf de kust is een gebied van 50 zeemijlen naar het westen bestempeld als maritiem operatie gebied. In dit gebied zal een maritieme component de Libanese marine ondersteunen bij het bewaken van de territoriale wateren en zal zij assistentie verlenen bij het uitvoeren van operaties om wapensmokkel via de zee te voorkomen. Het maritieme operatiegebied is verdeeld in een aantal zones. De MTF opereert voornamelijk in de zone buiten de territoriale wateren. De territoriale wateren zijn verdeeld in een binnen- en een buitenzone. In de binnenzone (binnen 6 mijl van de kust) wordt overwegend gepatrouilleerd door eenheden van de Libanese marine. De MTF heeft geen eenheden die permanent zelfstandig in deze binnenzone opereren. Wel wordt regelmatig met Libanese eenheden geoefend in deze zone. De MTF eenheden hebben toegang tot die gebieden die noodzakelijk zijn om door het uitvoeren van patrouilleactiviteiten een volledig overzicht van zowel de bewegingen op zee als in de lucht te verkrijgen en zodoende een adequate dekking van het gebied te kunnen garanderen.

Met de Libanese regering is afgesproken dat de UNIFIL-MTF eenheden in een drietal speciale gevallen in de territoriale wateren zelfstandig mogen opereren:

  • er sprake is van een verzoek van Libanon;
  • in het geval van ‘hot pursuit’; in dit geval dienen de Libanese autoriteiten uitsluitend te worden geïnformeerd;
  • op verzoek van de commandant van de maritieme taakgroep, indien die van mening is dat daartoe een concrete aanleiding bestaat (‘if they consider that certain loopholes exist’).

Tot op heden heeft geen van deze speciale gevallen zich voorgedaan. Voor het opereren van de maritieme taakgroep in de buitenzone van de Libanese territoriale wateren (van zes tot twaalf mijl van de kust) verlenen de Libanese autoriteiten telkens voor enkele maanden toestemming.

Wijze van optreden

De commandant van de MTF hanteert een methodiek waarbij alle scheepvaart in het operatiegebied wordt gelokaliseerd, geïdentificeerd en ondervraagd. Scheepvaart onderweg naar Libanon dient vooraf te worden aangemeld en wordt via toegangsroutes (entry corridors) onder controle begeleid naar de Libanese havens. Met de hierboven beschreven bewegingsvrijheid is de MTF zeer goed in staat om verdachte scheepvaart te lokaliseren en te identificeren en alle bewegingen in het operatiegebied in kaart te brengen.

De MTF levert ondersteuning aan de Libanese autoriteiten en legt een belangrijk deel van de verantwoordelijkheid ten aanzien van het voorkomen van doorvoer bij deze autoriteiten. De MTF is in staat om schepen, desnoods onder dwang, over te dragen aan de Libanese marine en douane. In de praktijk draagt de MTF zorg voor het in de kaart brengen van alle scheepvaart in het maritieme operatiegebied en dat verdachte scheepvaart wordt begeleid en overgedragen aan de Libanese autoriteiten welke het schip boarden dan wel begeleiden naar een haven voor doorzoekingen. Tot op heden zijn ongeveer 6500 schepen op zee ondervraagd, waarvan 31 schepen in de haven door Libanese autoriteiten zijn onderzocht.

Recent is de samenwerking tussen de maritieme en landcomponent van UNIFIL nader geïntensiveerd. Door gebruik te maken van de inherente capaciteiten van de sensoren van de fregatten worden schendingen van het Libanese luchtruim waargenomen en gerapporteerd aan het hoofdkwartier van UNIFIL.

De samenwerking met de Libanese autoriteiten wordt door zowel Commandant van de MTF als de commandanten van Hr.ms. Van Galen en Van Speijk als positief ervaren. Op het Duitse vlaggenschip is een Libanese liaisonofficier aanwezig die optreedt als contactpersoon tussen de MTF en de Libanese autoriteiten. Aan boord van het Nederlandse fregat is doorgaans geen liaisonofficier aanwezig. In diverse oefeningen van de MTF wordt de Libanese marine waar mogelijk betrokken. De Libanese marine maakt een positieve, gemotiveerde en professionele indruk. Het personeel is welwillend, goed opgeleid en goed getraind. Het ontbreekt echter aan adequate middelen om wapensmokkel vanuit zee effectief tegen te gaan. Dit is de reden waarom UNIFIL-MTF eenheden zijn uitgenodigd door de Libanese regering.

Het vereiste militaire vermogen

Het oogmerk van de VN operatie is bij te dragen aan het herstel van vrede en veiligheid in Zuid-Libanon en de doelstellingen van VN Veiligheidsraadresolutie 1701. De soevereiniteit van de Libanese regering wordt hersteld en de instroom van illegale wapens een halt toegeroepen.

Het vereiste militaire vermogen voor de maritieme taakgroep is vastgesteld op vier fregatten, drie ondersteunende schepen, tien snelle patrouillevaartuigen en drie maritieme patrouille vliegtuigen. Vooralsnog is er geen behoefte aan mijnenbestrijdingscapaciteit. Naar alle waarschijnlijkheid zal Duitsland in ieder geval de komende zes maanden de rol van lead nation blijven vervullen. Een Nederlandse militair zal deel blijven uitmaken van de staf in de VN-bevelsstructuur te Naqoura.

Geweldsinstructie

Op 11 september 2006 heeft de VN de Rules of Engagement (RoE) voor UNIFIL vastgesteld. Deze zijn gebaseerd op de geweldsbevoegdheid van UNIFIL zoals omschreven in het mandaat. Zij zijn robuust en bieden voldoende mogelijkheden voor zelfbescherming en het uitvoeren van de opgedragen taken. Op basis van de RoE zijn Nederlandse instructiekaarten geweldgebruik vastgesteld door de Commandant der Strijdkrachten. Deze instructiekaarten blijven geldig.

Bevelsstructuur

De Secretaris-Generaal van de VN heeft het bevel over deze missie en de Force Commander valt rechtstreeks onder hem. Bij de VN in New York is een militair-strategische cel die de SGVN adviseert. In de staf van de Force Commander is een maritiem operatiecentrum opgezet dat de maritieme operatie aanstuurt en integreert in de UNIFIL-operatie als geheel. In resolutie 1701 wordt gesteld dat UNIFIL de Libanese overheid assisteert.

Risico’s

Tijdens het laatste conflict bleek dat de strijdende partijen de bereidheid hebben en over voldoende middelen beschikken om de andere partij met militaire of geïmproviseerde middelen te bestrijden. Zowel een fregat als een bevoorradingsschip zijn echter bewapend met zelfverdedigingsmiddelen en beschikken over voldoende waarnemingscapaciteit om deze dreiging het hoofd te kunnen bieden. Het operatieconcept van de maritieme taakgroep en de procedures van het schip moeten ertoe bijdragen het risico te minimaliseren. De mijnendreiging op zee is gering.

Vroegtijdige beëindiging van de missie

Door de aard van de Nederlandse militaire bijdrage is de afwezigheid van garanties door derden ten behoeve van extractie van de Nederlandse militairen niet van doorslaggevend belang.

Geschiktheid en beschikbaarheid

Nederlandse maritieme eenheden zijn gewend om in internationaal verband op te treden. Op maritiem gebied wordt regelmatig met Duitse eenheden geoefend. De wijze van optreden van beide landen sluit op elkaar aan. Door het plaatsen van een militair op het maritieme operatiecentrum in het militaire hoofdkwartier bij de VN in Naqoura (Zuid-Libanon) wordt nauw contact gehouden met de VN.

De Nederlandse bijdrage past qua operationele mogelijkheden goed in de multinationale strijdkracht. Een fregat is een degelijk maritiem platform dat uitstekend geschikt is om de opgedragen taken uit te voeren. Een bevoorrader is een essentiële schakel in het maritieme logistieke concept. Gelet op overige verplichtingen, uitzendbeleid en onderhoudscyclus biedt Nederland achtereenvolgens een fregat en een bevoorrader aan.

Duur van de deelname

De Nederlandse deelname loopt in ieder geval tot 28 februari 2008. Afhankelijk van verdere internationale afstemming zal de bijdrage aansluitend mogelijk nogmaals met zes maanden worden verlengd, tot 31 augustus 2008.

Financiën

De additionele uitgaven die gemoeid zijn met de verlenging met 6 maanden van de Nederlandse bijdrage aan UNIFIL, met een maritieme component inclusief de inzet van een helikopter, worden bij een inzetduur van 6 maanden geraamd op circa 6,4 miljoen euro. Hiervan zal naar verwachting circa € 4,2 miljoen in 2007 en € 2,2 miljoen in 2008 gerealiseerd worden. Hierbij is rekening gehouden met inverdieneffecten doordat geplande activiteiten geen doorgang vinden. Over de mogelijke vergoeding die Nederland van de Verenigde Naties voor de inzet van personele en militaire middelen ontvangt, zal nader met de VN worden onderhandeld. In deze ontvangsten zit een tijdsfasering. De additionele uitgaven komen ten laste van de structurele voorziening 'uitvoeren crisisbeheersingsoperaties' van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) op de defensiebegroting. De eventuele tekorten op de voorziening als gevolg van deze verlenging zullen binnen de HGIS worden gecompenseerd.

De minister van Buitenlandse Zaken,
drs. M.J.M. Verhagen

De minister van Defensie
E. van Middelkoop