Kamerbrief inzake reactie op de motie Franken over verbeterde procedures van de lijsten van terroristische organisaties

Graag bied ik u hierbij de reactie aan op de motie, ingediend door het lid Franken c.s. over Verbetering procedures voor de plaatsing op en verwijdering van de lijsten van terroristische organisaties. De motie werd aangenomen op 7 november 2006 en heeft kenmerk 28 764.

De Eerste Kamer heeft bij de behandeling van het wetsvoorstel voor de goedkeuring van het op 24 april 1986 te Straatsburg totstandgekomen Europees Verdrag inzake de erkenning van de rechtspersoonlijkheid van internationale niet-gouvernementele organisaties bovengenoemde motie aangenomen waarin de regering wordt opgeroepen zich in te zetten voor verantwoorde en transparante procedures inzake de plaatsing op en verwijdering van de lijsten van de Verenigde Naties en de Europese Unie met betrekking tot terroristische organisaties.

Kort na de aanname van de motie door uw Kamer, heeft de minister van Justitie dit met mij besproken. Naar aanleiding van dit gesprek en de motie wil ik u per brief informeren over de inspanningen die Nederland reeds heeft geleverd, de verbeterde procedures en over wat Nederland nog voornemens te doen is.

Maatregelen op EU-niveau

In de Europese Unie is de afgelopen periode veel werk verzet om de procedures te verbeteren. Nederland heeft daarin een actieve rol gespeeld en constructieve bijdragen geleverd. Vanuit het reeds langer levende besef binnen de Raad dat de rechtsbescherming van op de EU-lijst geplaatste personen en organisaties versterking behoefde, is gewerkt aan de verbetering van de onderbouwing van de voordracht en de verbetering van het informeren van de getroffen organisaties, groepen of personen over de plaatsing op of de verwijdering van de EU-lijst van personen en organisaties met banden met terrorisme, alsmede de bezwaarmogelijkheden voor betrokkenen. Hiermee zijn getroffenen beter in staat zich te verweren, aangezien zij dan weten wat de belastende elementen voor hun plaatsing zijn. Deze verbeteringen betreffen eveneens de procedures voor de halfjaarlijkse herziening van de lijst, waarvoor Nederland zich ook heeft ingezet.

Op 12 december 2006 heeft het Gerecht van Eerste Aanleg uitspraak gedaan in de zaak van de Mujahedin-e Khalq Organisation (MKO) tegen de Raad. Het Gerecht heeft daarin geconcludeerd dat de procedures voor de totstandkoming van de EU-lijst onvoldoende beantwoorden aan de vereisten van effectieve rechtsbescherming, de motiveringsplicht en de rechten van verdediging (hoor en wederhoor). Met de in gang gezette verbeteringen heeft de Raad de punten van kritiek van het Gerecht ondervangen. Mogelijk worden de komende tijd echter nog verdere wijzigingen doorgevoerd.

Op basis van de vernieuwde procedures, zijn op 28 december 2006 in het Publicatieblad van de EU namen van personen en organisaties bekendgemaakt die zijn toegevoegd aan de lijst van personen en organisaties met banden met terrorisme. Deze toevoegingen zijn gepubliceerd en toegelicht in het Publicatieblad (Besluit 2006/1008/EG, van 21 december 2006 gepubliceerd in L 379/123 en kennisgeving 2006/C 320/02 gepubliceerd in C 320/3). Hiermee is de Raad tegemoetgekomen aan de procedurele waarborgen zoals geformuleerd door het Gerecht. In het Publicatieblad is kort aangegeven waarom deze namen zijn toegevoegd, zonder dat informatie nodeloos de privacy van de betrokkenen schendt. Bovendien zijn de betrokkenen, voor zover zij traceerbaar zijn, individueel in meer detail op de hoogte gesteld van de redenen. Degenen die niet persoonlijk benaderd kunnen worden, kunnen zich tot de Raad wenden om deze informatie te verkrijgen. Indien de personen en organisaties dat wensen, hebben zij de mogelijkheid om hun visie op deze maatregel kenbaar te maken aan de Raad, daarbij argumenten aan te dragen die hun visie onderbouwen en de Raad om heroverweging vragen. Ook kunnen betrokkenen beroep tegen plaatsing aantekenen bij het Gerecht van eerste aanleg van de EG.

De regering onderzoekt thans of het vonnis ook inhoudelijk aanleiding geeft de plaatsing van de MKO te heroverwegen. Hierbij wordt vanzelfsprekend ook de beraadslagingen in Raadsverband over de uitspraak en de gevolgen die de andere EU-lidstaten daaraan wensen te verbinden, meegenomen. De Eerste Kamer zal hierover worden geïnformeerd nadat het beraad hieromtrent is afgerond, conform de nog openstaande toezegging aan de Eerste Kamer.

Maatregelen op VN-niveau

De mogelijkheden voor Nederland om invloed uit te oefenen op de verbetering van de procedures van het VN Al Qa’ida/ Taliban Sanctie Comité zijn beperkt. Nederland is immers geen lid van de VN Veiligheidsraad, en heeft dus ook geen zitting in dit Comité.

De EU heeft bij besprekingen in de VN regelmatig de noodzaak tot verbeteringen van de rechtsbescherming van personen en organisaties op de lijst onderstreept. Nederland heeft dat in juni 2005 ook individueel gedaan bij de getuigenis voor het VN Al Qa’ida/ Taliban Sanctie Comité, en daarmee de boodschap direct overgebracht aan het orgaan dat besluit over de procedures. Nederland heeft aangedrongen op verbetering van de rechtsbescherming, zodat het mechanisme aan legitimiteit wint. Dat zou de preventieve werking ten goede komen. Immers, een versterkte legitimiteit van het mechanisme kan ertoe leiden dat lidstaten eerder tot een voordracht voor plaatsing zullen overgaan. Als meer landen actief gebruik gaan maken van het mechanisme, wordt de wereldwijde aanpak van de financiering van terrorisme effectiever.

Voor Nederland is daarbij, naast het belang van een afdoende rechtsbescherming, de bevoegdheid van de Veiligheidsraad op het terrein van internationale vrede en veiligheid, bepalend. Dat wil zeggen dat ook bij het opleggen van bevriezingsmaatregelen aan personen of organisaties die zich schuldig maken aan terrorisme of de ondersteuning ervan geen ander orgaan de besluiten van de Veiligheidsraad kan toetsen.

Uit recente consultaties in VN-verband is gebleken dat veel lidstaten doordro ngen zijn van de noodzaak tot verdere verbetering van de procedures. Dit heeft ertoe geleid dat voordragende landen tegenwoordig geacht worden een motivering aan te dragen bij het Sanctiecomité1. Het Sanctiecomité heeft daartoe in 2006 een formulier ontwikkeld waarmee voordragende landen op een overzichtelijke manier de benodigde informatie, inclusief de motivering kunnen aandragen. Daarbij kunnen de voordragende landen aangeven of de motivering openbaar gemaakt mag worden. Het gebruik van dit formulier wordt stellig aangeraden door het Sanctiecomité. In de procedures is tevens de verplichting voor lidstaten opgenomen om getroffen personen en organisaties te informeren over de procedures van het Comité. Dit geldt met name de wijze waarop namen worden toegevoegd aan de lijst of er vanaf gehaald kunnen worden en de mogelijkheid om ontheffingen aan te vragen.

Na een open debat in de VN Veiligheidsraad, waarbij ook het rapport ‘Strengthening Targeted Sanctions Through Fair and Clear Procedures’2 besproken werd, zijn diverse voorstellen voor verbetering gedaan:

  1. Instelling van een ombudsman die onafhankelijk zaken opnieuw kan beoordelen. Nederland en diverse leden van de VNVR zijn hier tegen, omdat deze ombudsman feitelijk boven de VNVR komt te staan.
  2. Het creëren van een meldpunt in het VN-Secretariaat waar getroffenen tegen plaatsing op de lijst bezwaar kunnen maken, zodat het bezwaar in behandeling genomen kan worden.
  3. De creatie van de mogelijkheid om bezwaren tegen plaatsing via meerdere landen aan het Comité te richten. Daarmee wordt voorkomen dat iemand afhankelijk blijft van zijn eigen overheid, wat nu wel het geval is.

Op 19 december heeft de Veiligheidsraad VN VR Resolutie 1730 aangenomen waarin een nieuwe procedure om personen of organisaties van de lijst te verwijderen is vastgelegd. In het vervolg kunnen getroffen personen zich richten tot het VN-Secretariaat als zij een verzoek willen doen om van de lijst gehaald te worden. Het Secretariaat legt dit verzoek voor aan het voordragende land, het land van verblijf en het land waarvan de betrokkenen de nationaliteit bezit. Die beoordelen in eerste instantie het verzoek, waarna het wordt voorgelegd aan het Comité. De verzoeker zal aan het einde van het traject door het Secretariaat geïnformeerd worden over het besluit op het verzoek.

De halfjaarlijkse EU-VS besprekingen in september 2006 over de bestrijding van financiering van terrorisme waren geheel gewijd aan de verbetering van de procedures. Bij de toekomstige besprekingen zal dit een prominent onderwerp van discussie blijven.

De nieuwe procedures zullen nu in de praktijk gebracht moeten worden. Nederland zal actief de werking van de procedures blijven volgen en waar nodig zich wederom inspannen voor verbeteringen. Dat zou kunnen door als EU hiervoor aandacht te vragen, maar ook door bij bilaterale contacten met landen die zitting hebben in het VN Al Qa’ida/ Taliban Sanctie Comité het onderwerp te bespreken.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot

1: VNVR Resolutie 1526 (30 januari 2004), o.p. 17 en VNVR Resolutie 1617, (29 juli 2005), o.p. 4.
2: White Paper prepared by the Watson Institute for International Studies, Brown University.