Kamerbrief inzake verlenging Nederlandse militaire bijdrage aan de NAVO-trainingsmissie in Irak

Hierbij informeren wij u conform artikel 100 lid 1 van de Grondwet en aan de hand van het Toetsingskader over het besluit van de regering om de Nederlandse militaire bijdrage aan de NAVO-trainingsmissie in Irak (“NTM-I”) per 15 februari 2007 met zes maanden voort te zetten.

Daarnaast informeren wij u, in vervolg op eerdere brieven aan uw Kamer over de ontwikkelingen in Irak, over de politieke ontwikkelingen inclusief de nieuwe VS strategie ten aanzien van Irak, de mensenrechten en de veiligheidssituatie ter plekke.

Het besluit tot voortzetting van de deelneming

Het kabinet heeft tijdens de vergadering van de Ministerraad van heden besloten tot de verlenging van de Nederlandse militaire bijdrage aan de NAVO-trainingsmissie, voor de duur van zes maanden van medio februari 2007 tot en met medio augustus 2007. Nederland zal 14 militairen beschikbaar stellen. Nederland neemt thans aan de missie deel met 15 militairen. Nederland zal in de komende periode geen tolk beschikbaar stellen.

De NAVO-trainingsmissie richt zich op de opbouw van de Iraakse veiligheidssector die van belang is voor het aanpakken van het geweld en voor het politieke wederopbouwproces. Veiligheid en stabiliteit zijn een voorwaarde voor duurzaam vertrouwen van de Iraakse bevolking in een democratisch tot stand gekomen bestuur. Een stabiel Irak is tevens van belang voor de stabiliteit van de regio. De regering acht het derhalve wenselijk de deelname aan de trainingsmissie voort te zetten.

Ondanks de moeilijke omstandigheden verloopt de uitvoering van de taken van de NAVO-trainingsmissie volgens schema. De opbouw van de Iraakse veiligheidsorganisaties verloopt volgens het operatieplan van de trainingsmissie.

Mandaat/Juridische grondslag

Het verzoek van toenmalig premier Allawi van 20 juni 2004 aan de NAVO om ondersteuning bij de opbouw van de Iraakse veiligheidsorganisaties vormt in hoofdzaak de juridische basis voor de NAVO-trainingsmissie. In Veiligheidsraadresolutie 1546 ( 8 juni 2004) worden lidstaten, internationale en regionale organisaties opgeroepen de multinationale troepenmacht te assisteren bij het creëren van veiligheid en stabiliteit, humanitaire hulp en wederopbouw. Ook worden zij opgeroepen de inspanningen van de 'United Nations Assistance Mission in Iraq' (UNAMI) te ondersteunen, dit alles in overeenstemming met de Iraakse regering. Deze Veiligheidsraadresolutie is inmiddels door resolutie 1723 (28 november 2006) opgevolgd. In november 2006 heeft premier Al-Maliki een verzoek gedaan aan de NAVO om te assisteren bij de training/opleiding van de politie voor gendarmerie taken binnen het kader van de NAVO- trainingsmissie. De NAVO onderzoekt thans de mogelijkheden hiertoe.

Politieke aspecten

Politieke Ontwikkelingen

De regering van premier Al-Maliki trad in mei 2006 aan onder een relatief gunstig gesternte. De regering en parlement hadden een brede samenstelling. Bij de parlementsverkiezingen van december 2005 was het opkomstpercentage 76 procent. Positief was ook dat de regering Al-Maliki met een programma kwam met als hoofdpunten onder meer nationale verzoening en het aangaan van hernieuwde relaties met de internationale gemeenschap. Het nationale verzoeningsplan voorzag onder meer in een amnestieregeling en een mogelijke heroverweging van de beslissing leden van de Baath-partij van Saddam Hoessein uit te sluiten van overheidsfuncties. De nieuwe betrokkenheid van de internationale gemeenschap voorzag in de totstandkoming van een overeenkomst met wederzijdse verplichtingen.

Het politieke proces heeft nadien weinig voortgang geboekt. Er zijn nog geen substantiële resultaten bereikt bij het voornemen de in het verleden uitgevoerde de-Baathificatie deels te herzien. Verder is in het parlement nog geen overeenstemming bereikt over de wet op de verdeling van inkomsten uit olie. De controverse over de vorming van autonome regio’s dreigde het politieke proces te ontregelen. De wet terzake werd met een kleine meerderheid aangenomen, maar pas nadat was overeengekomen dat de implementatie achttien maanden moest wachten. Het was een teken aan de wand dat een aantal partijen, waaronder een partij in de regeringscoalitie, de besluitvorming boycot. Sinds de bijeenkomst van premier Al-Maliki en de Amerikaanse president Bush in Jordanië van november vorig jaar werd het politieke proces zowel in de regering als in het parlement geboycot door partijgenoten van de radicale geestelijke Muqtada Al-Sadr. De Sadr-partij, met 32 zetels en vijf (onder)ministers, heeft onlangs haar boycot beëindigd.

Het politieke proces heeft zo aan gezag ingeboet. Intimidatie en wraakacties door milities hebben de interetnische spanningen in delen van het land verder doen stijgen. Een toenemend aantal Irakezen heeft toevlucht gezocht in het buitenland of is ontheemd geraakt in Irak.

Het is echter belangrijk te constateren dat er ook gebieden zijn waar het relatief stabiel is. In de drie noordelijke provincies, die samen de autonome regio vormen waarover de Koerdische Regionale Regering gezag uitoefent, wordt met de opbouw en de economische ontwikkeling goede voortgang geboekt en is de veiligheidssituatie beter dan elders in het land.

VS-beleid ten aanzien van Irak
Het nieuwe VS-beleid ten aanzien van Irak voorziet onder meer in een tijdelijke versterking van de militaire inzet. Deze extra troepen zullen in Bagdad en in de provincie al Anbar worden ingezet. In Bagdad zullen in elk van de negen districten een Iraakse brigade van de Iraqi National Army (INA) en een brigade van de Iraqi Special Police worden gekoppeld aan een Amerikaanse brigade. Samen zullen ze verantwoordelijk zijn voor de veiligheid in het district waar ze gelegerd zijn. Aan elke van deze negen Amerikaanse brigades zal een Amerikaans Provincial Support Team (PST), dat zich bezig houdt met wederopbouwprojecten, worden gekoppeld.

Het doel is de Iraakse regering te ondersteunen. Tegelijk eist de Amerikaanse regering dat de Iraakse politiek een aantal belangrijke knopen doorhakt. Er is dringend behoefte aan een duidelijke koers met betrekking tot de uitwerking van de federatieve opzet die de grondwet voorziet. De verhouding tussen de bevoegdheden van de centrale regering en die van de provincies en regio’s is het centrale punt in de Iraakse politiek. De extra inzet van Amerikaanse troepen is met de regering Al-Maliki afgestemd. De Nederlandse regering heeft begrip voor deze extra inzet. De regering meent ook dat een extra Iraakse militaire inzet nodig is en dat de Iraakse politiek verantwoordelijkheid voor de bestuurbaarheid van het land moet nemen.

De nieuwe Amerikaanse strategie voorziet verder in het intensiveren van trainingsactiviteiten om de inzetbaarheid van Iraakse veiligheidstroepen te vergroten. Dit gebeurt ondermeer door meer troepen van de VS bij Iraakse eenheden in te bedden. Deze intensievere trainingsactiviteiten zouden de overdracht van de verantwoordelijkheid voor de veiligheid aan de Iraakse overheid moeten versnellen.

Mensenrechten

Hoewel de grondwet uit 2005 op papier een aantal fundamentele vrijheden waarborgt (waaronder vrijheid van meningsuiting, vrijheid van vereniging en vergadering, vrijheid van godsdienst en overtuiging en gelijke behandeling van man en vrouw), is de realiteit dat de mensenrechten in bepaalde delen van Irak momenteel op grote schaal worden geschonden. Dit hangt vooral samen met de aanhoudend instabiele veiligheidssituatie in deze gebieden. Er vinden in de Iraakse samenleving massale schendingen plaats van het recht op leven en er is onder meer sprake van discriminatie en geweld op grond van religie, etniciteit, geslacht en seksuele voorkeur. Er is bovendien niet altijd sprake van een correcte behandeling van verdachten in detentie door veiligheidsdiensten en een onafhankelijke en correcte rechtsgang. Ondanks pleidooien door de EU en Nederland voor afschaffing, werd de doodstraf in 2004 opnieuw ingevoerd.

De Nederlandse militairen besteden, zoals ook gemeld in de vorige Kamerbrief, nadrukkelijk aandacht aan mensenrechtentrainingen. Dit past in het Nederlandse streven om de mensenrechtensituatie in Irak structureel te helpen verbeteren. De Human Rights Branch van de UN Assistance Mission to Iraq (UNAMI) assisteert de NAVO bij de training aan Iraaks veiligheidspersoneel.

NAVO-trainingsmissie

Algemeen

Het operatieplan van de NAVO-trainingsmissie wordt gekenmerkt door een gefaseerde benadering.

De opbouw van de Iraakse veiligheidsorganisaties verloopt volgens het operatieplan van de trainingsmissie. Nadat diverse opleidingsinstituten zijn opgericht, hebben de eerste Irakezen hun opleiding aan deze instituten voltooid. Sinds aanvang van de missie in 2004 zijn meer dan 4.000 Iraakse militairen met NAVO steun getraind en opgeleid in Irak. Daarnaast heeft de NAVO de opleiding gecoördineerd voor ruim 900 Irakezen buiten Irak. Voorts heeft de NAVO de levering van 110 miljoen euro aan materieel gefaciliteerd.

De Iraqi National Defence University in Ar Rustamiyah is inmiddels volledig ingericht. Er worden verschillende opleidingen gegeven: de eerste studenten zijn afgestudeerd aan het Joint Staff College, de basisofficiersopleiding ( Basic Officer Commissioning course, de voormalige Iraakse Militaire Academie) is opgenomen in het trainingsplan van NTM-I en de eerste cursus aan het National Defence College is van start gegaan. Geleidelijk begint de Iraakse betrokkenheid bij de diverse NAVO activiteiten meer gestalte te krijgen. Zo heeft Irak zijn goedkeuring gegeven aan de structuur, de missie en de taken van het Iraqi Training and Doctrine Center (ITDC). Daarmee hebben de Irakezen zelf een blauwdruk vastgesteld voor de methode waarop in de toekomst binnen dit centrum militaire doctrines worden gedefinieerd, ontwikkeld en aangepast.

Op de diverse operatiecentra van het Iraakse Ministerie van Defensie en het Ministerie van Binnenlandse Zaken wordt het Iraakse personeel door middel van training, advies en mentoractiviteiten verder voorbereid op het zelfstandig opereren. Hierbij wordt veel aandacht besteed aan samenwerking en communicatie tussen de operatiecentra en de diverse hoofdkwartieren.

De missie bevindt zich thans in de tweede fase van het operatieplan. Inmiddels wordt gewerkt aan het in kaart brengen van de derde stap in fase 2, waarbij de trainingsmissie zou kunnen worden uitgebreid met nieuwe activiteiten. Dit is de fase waarin geleidelijk diverse trainingsactiviteiten worden ontwikkeld, waarna tijdens de derde fase de verantwoordelijkheid hiervoor wordt overgedragen aan de Iraakse autoriteiten. Fase vier begint als de verantwoordelijkheid voor alle trainingsactiviteiten en de diverse instituten is overgedragen aan de Iraakse autoriteiten. In het kader van het verder ontwikkelen van trainingsactiviteiten in de huidige fase, wordt in het eerste kwartaal van 2007 begonnen met het geven van commando- en leiderschapstraining aan Iraakse onderofficieren op de Onderofficiers Academie in Kirkush. Dit gebeurt door een Mobiel Trainingsteam van de NAVO.

Trainingsactiviteiten buiten Irak zouden effectiever kunnen worden uitgevoerd als deze training zou worden ondersteund met adequate tolken en vertalers.

De uitbreiding van trainingsactiviteiten binnen de huidige fase van de missie geschiedt na goedkeuring door de Noord Atlantische Raad.

De NAVO levert met al deze activiteiten een wezenlijke bijdrage aan de vorming van de veiligheidsstructuren in Irak. Naast de NAVO voorzien ook andere organisaties in trainingsactiviteiten, onder meer de coalitietroepen, de VN en de EU.

Deelnemende landen

De missie bestaat uit ongeveer 220 personen uit negentien verschillende landen. De landen die naast Nederland militairen bijdragen zijn: Bulgarije, Denemarken, Estland, Hongarije, IJsland, Italië, Polen, Portugal, Roemenië, Slowakije, Tsjechië, Litouwen, Noorwegen, Slovenië, Turkije, Oekraïne, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten.

Force Protection

De Iraakse veiligheidseenheden spelen een belangrijke rol bij de beveiliging van het kamp in Ar Rustamiyah. Deze beveiligingseenheid wordt actief begeleid door een NAVO Military Assistance and Liaison Team (MALT). Dit MALT zorgt dat de beveiliging wordt uitgevoerd overeenkomstig de NAVO eisen. Italië nam dit eerst voor haar rekening. Vanaf 1 februari 2007 heeft Polen dit overgenomen. Ondersteuning van de Irakezen door de NAVO blijft van wezenlijk belang. Het is daarom belangrijk dat de NAVO-lidstaten mensen blijven leveren voor dit MALT voor periodes van 6 maanden. Lange-termijn Force Generation door SHAPE dient hierin te voorzien.

Nederlandse bijdrage aan de NAVO-trainingsmissie

Nederland levert sinds februari 2005 een bijdrage aan de NAVO-trainingsmissie in Irak.

Voor de eerste rotatie (februari - augustus 2005) heeft Nederland 25 militairen ter beschikking gesteld. Hiervan zijn dertien mensen, plus een later toegevoegde tolk, ingezet. Voor de tweede rotatie (augustus 2005 - februari 2006) heeft Nederland 15 militairen ter beschikking gesteld, die allen zijn ingezet. Voor de derde rotatie (februari 2006 – augustus 2006) heeft Nederland ook bijgedragen met 15 militairen. De omvang van de Nederlandse bijdrage blijft nagenoeg gelijk. In de vierde rotatie zal Nederland als gevolg van capaciteitsgebrek, geen tolk beschikbaar stellen, zodat de totale bijdrage op 14 militairen komt. Het betreft stafpersoneel en instructeurs. De inzet is voorzien vanaf medio februari 2007 voor de duur van zes maanden.

Veiligheidsaspecten

De veiligheidssituatie in Irak is aanhoudend instabiel. Het geweldsniveau in de afgelopen maanden licht gestegen. Het gemiddelde aantal geweldsincidenten steeg van 90 naar ruim 100 per dag. Een derde van deze geweldsincidenten werd in Bagdad gepleegd. De stijging van het geweldsniveau is vooral toe te schrijven aan het toegenomen sektarische geweld. De meeste aanslagen worden gepleegd met Improvised Explosive Devices (IED’s). De aanslagen worden gepleegd op Iraakse veiligheidsorganisaties, burgers en coalitietroepen.

De opbouw van de Iraakse veiligheidsorganisaties vordert gestaag. In totaal beschikt Irak thans over ongeveer 320.000 veiligheidstroepen. De nadruk ligt nu op kwaliteitsverbetering.

Premier al-Maliki lijkt vastbesloten gevolg te geven aan zijn verklaring begin januari 2007, waarin hij aankondigde dat de Iraakse strijdkrachten voortaan harder zullen optreden tegen soennitische en sjiitische geweldplegers. Steun hierbij zal komen van de 20.000 extra Amerikaanse manschappen die primair zullen worden ingezet in Bagdad. Recent zijn reeds meer dan zeshonderd strijders van de Mahdi-militie van Al-Sadr (waaronder ook zestien leiders) aangehouden. Iraakse en Amerikaanse troepen hebben de afgelopen twee maanden ruim vijftig operaties tegen deze militie ondernomen. Tegelijkertijd zijn er ruim veertig operaties uitgevoerd gericht tegen soennitische verzetsgroeperingen.

De voornaamste dreiging ten aanzien van de woon- en werklocaties van het (Nederlandse) NTM-I-personeel bestaat uit indirect vuur, te weten mortiergranaten en raketten van diverse kalibers. Deze beschietingen kenmerken zich, ondanks hun regelmaat, door een grote onnauwkeurigheid. De door de coalitietroepen (en ook door Iraakse veiligheidstroepen) gehanteerde beveiligingsconcepten zijn tot op heden effectief gebleken. De veiligheidssituatie wordt voortdurend geactualiseerd. Aan de werk- en veiligheidsomstandigheden van het Nederlandse personeel wordt de grootst mogelijke zorg besteed.

Financiën

De additionele uitgaven die gemoeid zijn met de verlenging met zes maanden van de Nederlandse bijdrage aan NTM-I, 14 personen, worden geraamd op circa 500.000 €. De additionele uitgaven komen ten laste van de structurele voorziening 'uitvoeren crisisbeheersingsoperaties' van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS).

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot

De Minister van Defensie,

H.G.J. Kamp