Kamerbrief inzake verslag bezoek Nederlandse mensenrechtenambassadeur aan China

Graag bied ik u hierbij het verslag aan van het bezoek van de Nederlandse mensenrechtenambassadeur aan China. De reis vond plaats van 19 tot 23 november jl. De mensenrechtenambassadeur bezocht Hong Kong en Peking.

In Hong Kong sprak de mensenrechtenambassadeur met verschillende mensenrechtenexperts. In Peking voerde de mensenrechtenambassadeur de jaarlijkse mensenrechtenconsultaties met vertegenwoordigers van het Chinese ministerie van Buitenlandse Zaken. Verder had hij gesprekken met het United Front Work Department van de Communistische Partij van China en met de State Administation for Religious Affairs. Naast de gesprekken met regeri ngsfunctionarissen, sprak hij met een aantal mensenrechtenverdedigers, academici, journalisten, vertegenwoordigers van de internationale gemeenschap en projectpartners die activiteiten uitvoeren die worden gefinancierd uit het Mensenrechtenfonds.
Tijdens de gesprekken met de Chinese overheid kwamen de volgende onderwerpen aan bod: vrijheid van godsdienst, vrijheid van meningsuiting en de positie van mensenrechtenverdedigers, Tibet, mensenrechten en de Olympische Spelen en versterking van de rechtsstaat. Ook heeft de mensenrechtenambassadeur gepleit voor de vrijlating van een aantal politieke gevangenen. De aan China aangeboden lijst met individuele gevallen van mensenrechtenschendingen zal uw Kamer op vertrouwelijke wijze toegaan (DMV/MR-07/566).

Verschillende Chinese gesprekspartners spraken over de uitkomst van het recente 17e partijcongres. Ze benadrukten dat naast het concept van ‘ wetenschappelijke ontwikkeling’ ook respect voor mensenrechten nu is opgenomen in de statuten van de Communistische Partij van China. De mensenrechtenambassadeur beaamde dat China voortgang maakt, maar concludeerde dat de uitvoering van wetgeving, met name op lokaal niveau, dikwijls achter lijkt te blijven.

De mensenrechtenambassadeur sprak zijn zorgen uit over de toenemende inti midatie, bedreiging, mishandeling en opsluiting van mensenrechte nverdedigers en gaf een aantal voorbeelden van mensenrechtenverdedigers wier rechten door de Chinese autoriteiten waren geschonden. In zijn reactie ontkende de Chinese vertegenwoordiger voor mensenrechten de toenemende repressie. Hij wees op het grote aantal organisaties dat met steun van de Chinese regering juist werkt aan de bevordering van het werk van mensenrechtenverdedigers. Hij benadrukte dat een kleine groep echter onder het mom van mensenrechtenactivisme misdrijven pleegt met als doel het gezag van de staat te ondermijnen en uiteindelijk omver te werpen. Vaak werden deze activiteiten vanuit het buitenland financieel ondersteund. De Chinese regering zal activiteiten die het staatsbelang schaden actief vervolgen en China zal het momentum voor ontwikkeling niet door deze kleine groep in gevaar laten brengen. De mensenrechtenambassadeur vroeg in reactie hierop nogmaals om een zorgvuldige afweging van de Chinese overheid tussen het actief vervolgen van criminelen en het respecteren van fundamentele vrijheden.

De aankondiging van een ronde tafelbijeenkomst in Nederland over de mensenrechten in China en de Olympische Spelen leidde tot een advies van China om de bijeenkomst niet te organiseren. De mensenrechtenambassadeur bestreed deze opvatting. Hij bevestigde dat ook de Nederlandse regering de overtuiging was toegedaan dat de Olympische Spelen niet moeten worden gepolitiseerd, maar herhaalde tegelijkertijd de Nederlandse hoop dat de groeiende internationale belangstelling voor China in aanloop naar de Spelen aanleiding zal zijn voor de Chinese regering om de mensenrechtensituatie in China verder te verbeteren. Hij herinnerde in dat kader aan toezeggingen die in een eerder stadium ook door vertegenwoordigers van de Chinese overheid zijn gedaan. China ziet geen enkel verband tussen de Spelen en mensenrechten. Het houden van de bijeenkomst zou de goede bilaterale relaties schaden, aldus Chinese zegsman.

De mensenrechtenambassadeur drong aan op het instellen van een moratorium op het uitvoeren van de doodstraf. Hij verwees naar de recent aangenomen VN-resolutie en de groeiende internationale consensus om de doodstraf af te schaffen. Het instellen van een moratorium in China zou een goede eerste stap zijn naar afschaffing van de doodstraf. Van Chinese zijde werd onderstreept dat de Chinese regering uiteindelijk streeft naar afschaffing en dat het aantal opgelegde doodstraffen in China snel afneemt. De sinds 1 januari 2007 hervatte herziening van doodstrafzaken door het Hooggerechtshof zal leiden tot een striktere en uniforme standaard die door lokale rechtbanken dient te worden nageleefd.

Ratificatie van het verdrag inzake burgerlijke en politieke rechten (het bupo-verdrag) door China laat nog op zich wachten. De daartoe ingestelde interministeriële werkgroep heeft geconcludeerd dat er verschillende nationale wetten in overeenstemming met het verdrag moeten worden gebracht. Vooral de strafproceswet is daarbij van cruciaal belang. Ook de aangekondigde hervorming van het re-education through labour programma is hierbij van belang. Ondanks veelvuldig aandringen door Nederland en andere landen heeft de Chinese regering geen tijdslimiet gesteld en is er ook geen tijdschema beschikbaar. Desgevraagd werd aangegeven dat ratificatie van het bupo-verdrag voor de Olympische Spelen niet verwachtbaar was. Dit was met name een gevolg van het slechts langzaam voortschrijdende proces van hervorming van nationale wet- en regelgeving.

De mensenrechtenambassadeur heeft aandacht gevraagd voor het uitzetten van zendelingen door China. Hij wees op de vrijheid van godsdienst en gaf aan bezorgd te zijn over het feit dat missionarissen en andere individuen die actief zijn op religieus gebied in China door de autoriteiten weinig ruimte geboden wordt. Hij benadrukte dat iedereen het recht heeft zijn geloof uit te oefenen en te verkondigen, zonder overheidsbeperkingen. In reactie werd van Chinese kant gesteld dat de zendelingen in het land waren op een onderwijsvisum en daarom niet gerechtigd waren religieuze activiteiten te ontplooien. De mensenrechtenambassadeur gaf in reactie daarop aan dat het uitzetten van personen op basis van religieuze overtuiging in tegenspraak is met het bupo-verdrag dat China weliswaar nog niet heeft geratificeerd, maar wel al heeft getekend.

In verschillende gesprekken sprak de mensenrechtenambassadeur zijn zorgen uit over het gebrek aan vrijheid van meningsuiting in China en de buitenproportionele straffen die in enkele individuele gevallen zijn opgelegd. Hij verzocht de Chinese regering de geldigheidsduur van de nieuwe regels voor buitenlandse journalisten te verlengen tot na de Olympische Spelen en ook van toepassing te laten zijn op Chinese journalisten. In reactie gaf de Chinese mensenrechtenvertegenwoordiger aan dat de regering uiteraard de praktijk zal bestuderen om te bezien of handhaving van de regelgeving mogelijk is.

De mensenrechtenambassadeur refereerde aan de recente ASEAN-bijeenkomst in Singapore en vroeg naar de Chinese positie over Birma. Van Chinese kant werd benadrukt dat China nauw contact onderhoudt met buurland Birma en dat China zich zorgen maakte over de mensenrechtensituatie aldaar. Onderstreept werd dat de Chinese indruk is dat de ontwikkelingen de goede kant op gaan. De Chinese positie is dat sancties tegen Birma zinloos zijn.

Mede naar aanleiding van de motie-Voordewind c.s. (31200 V, nr. 47) uitte de mensenrechtenambassadeur de Nederlandse zorgen over het lot van teruggestuurde vluchtelingen uit Noord-Korea en pleitte hij voor toegang van UNHCR. Van Chinese zijde werd aangegeven dat de overgrote meerderheid van migranten uit Noord-Korea economische drijfveren had en daarom werd teruggestuurd. China onderhield contact met de Noord-Koreaanse autoriteiten hierover en bij repatriëring zouden zij geen ernstige consequenties ondervinden. Overigens heeft de Nederlandse ambassadeur in Seoul tijdens zijn bezoek aan Noord-Korea medio november bij de Noord-Koreaanse autoriteiten ook de Nederlandse zorgen over de behandeling van door China teruggestuurde Noord-Koreaanse vluchtelingen overgebracht. Ik ga ervan uit dat ik hiermee invulling heb gegeven aan de motie Voordewind c.s. en de toezegging die ik ter zake tijdens de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Zaken op 7, 8 en 13 november jl. heb gedaan.

In zijn gesprek met het United Front Work Department van de Communistische Partij van China sprak de mensenrechtenambassadeur vooral over de situatie in Tibet. Hij verwelkomde de dialoog tussen de Chinese regering en vertegenwoordigers van de Dalai Lama en vroeg naar de voortgang in de dialoog. Zijn gesprekspartner ging niet inhoudelijk in op de onderhandelingen, maar stelde dat – in tegenstelling tot zijn publieke uitlatingen – de Dalai Lama niet is gecommitteerd aan de onderhandelingen. Hij benadrukte dat de Dalai Lama niet uitsluitend als een religieuze leider kan worden beschouwd; uit zijn daden blijkt dat hij zich ook als een politieke leider gedraagt, aldus China.

Desgevraagd werd ontkend dat de culturele identiteit van Tibetanen onder druk staat. De economische situatie in Tibet verbetert snel en er is ook voldoende ruimte voor de Tibetaanse taal en cultuur, aldus Chinese zegsman.

In een gesprek met de State Administration for Religious Affairs vroeg de mensenrechtenambassadeur naar de bescherming van de vrijheid van godsdienst in China. Zijn Chinese gesprekspartner gaf aan dat na de tijdens het recent gehouden 17e partijcongres de bescherming van godsdienst is opgenomen in de statuten van de partij. Secretaris-generaal Hu had gewezen op de positieve rol die godsdienst kan spelen in de sociaaleconomische ontwikkeling van China. In China heeft iedere burger het recht te geloven, maar ook om niet te geloven. De mensenrechtenambassadeur bracht daar tegen in dat de Chinese autoriteiten grote controle uitoefenen over religieuze activiteiten in China en dat de vrijheid van godsdienst in China als gevolg daarvan ernstig wordt beperkt.

Conclusie
De gesprekken met de autoriteiten verliepen in een open en over het algemeen in goede sfeer. Uitzondering daarop was de ontmoeting met het United Front Work Department dat ronduit teleurstellend was. Daarnaast is duidelijk dat ook met andere vertegenwoordigers van de overheid forse verschillen van inzicht blijven bestaan over de mensenrechtensituatie en de maatregelen die China zou moeten nemen om de situatie te verbeteren. De mensenrechtensituatie in China laat een gemengd beeld zien. Hoewel er de laatste jaren op sommige punten verbeteringen zijn, is de mensenrechtensituatie in zijn geheel genomen er het afgelopen jaar niet op vooruit gegaan. Een positief punt is de opkomst van particuliere initiatieven van advocaten en mensenrechtengroeperingen die rechten van individuen trachten te beschermen met de wet in de hand. Het lijkt erop dat de verschillende particuliere initiatieven langzaam overgaan in een landelijk netwerk waarbij universiteiten, mensenrechtengroeperingen en internationale organisaties met elkaar verbonden worden.

Het is verontrustend dat de universaliteit van mensenrechten in China onder vuur lijkt te liggen. Duidelijk bleek dat het collectief in China boven het individu wordt gesteld. Interne stabiliteit en maatschappelijke orde staan hoger op de politieke agenda dan het internationale imago van China. Vooral journalisten en mensenrechtenverdedigers hebben de laatste maanden te maken met toenemende intimidatie en repressie. De hoop is dat de Chinese regering zal beseffen dat het hardhandig onderdrukken van protesten meer schade aan het imago van China zal doen dan het toelaten van vreedzaam protest. Nederland en andere gelijkgezinde landen zullen China daar op blijven wijzen.

De minister van Buitenlandse Zaken,

Drs. M.J.M. Verhagen