Kamerbrief inzake verslag van de RAZEB van 22-23 januari 2007

Hierbij heb ik het genoegen u, mede namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, het verslag te doen toekomen van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 22-23 januari jl.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot

Verslag van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB)

van 22-23 januari 2007

Algemene Zaken

Lissabon strategie: voortgangsrapport

De Commissie heeft het voortgangsrapport over de Lissabon strategie gepresenteerd. In algemene zin was de Commissie positief over de voortgang van hervormingen in de lidstaten. Tegelijkertijd constateerde de Commissie dat er wel grote verschillen bestaan tussen lidstaten en dat prestaties verschillen per beleidsterrein. De Commissie noemde 2007 als het jaar van de implementatie waarin verschillende acties moeten worden gerealiseerd op het terrein van de vier grote uitdagingen (kennis en innovatie, onderneminsklimaat, arbeidsmarkt en energie en klimaat). Tijdens de RAZEB van 12 februari en 5 maart a.s. zal uitgebreider op het onderwerp worden ingegaan.

Procedure betreffende rapportage aan de Europese Raad over het Grondwettelijk Verdrag en betreffende de verklaring van Berlijn

Dit agendapunt werd door het voorzitterschap aan de agenda toegevoegd. Tijdens de Raad heeft het Duits voorzitterschap een korte toelichting gegeven op de procedure die wordt gehanteerd ter voorbereiding van de Verklaring van Berlijn, die op 25 maart a.s. zal worden afgelegd in het kader van het vijftigjarig bestaan van de Verdragen van Rome. Daarnaast schetste minister Steinmeier de beoogde procedure ter voorbereiding van het besluit dat de Europese Raad op 21/22 juni a.s. dient te nemen over de voortzetting van het EU-hervormingsproces. Het Duits voorzitterschap zal in eerste instantie op ambtelijk niveau consultaties voeren met de lidstaten om dit verslag en het besluit te kunnen voorbereiden. Het karakter van deze consultaties is vertrouwelijk. Duitsland heeft daarvoor gekozen om het besluit van de Europese Raad van juni a.s. over de te volgen procedure van verdragswijziging goed voor te kunnen bereiden. Deze vertrouwelijke consultaties richten zich in de eerste maanden van het Duits voorzitterschap op de Verklaring van Berlijn. In deze Verklaring zal naar verwachting een terugblik worden geboden op de resultaten van vijftig jaar Europese integratie, de gemeenschappelijke waarden die de lidstaten in de EU binden, alsook een blik op toekomstige uitdagingen waar Europa voor staat. Over het besluit dat de Europese Raad in juni over de voortzetting van het hervormingsproces wil nemen, wordt pas na de Verklaring van Berlijn in meer detail gesproken. Uiteraard zal de Kamer tijdig over de Nederlandse standpuntbepaling worden geïnformeerd.

Externe Betrekkingen

Europees Nabuurschapsbeleid

Tijdens de Razeb in december 2006 werd de Commissie- mededeling over het Nabuurschapsbeleid (ENP) slechts kort besproken. Bij de Raad van 22-23 januari gaf de Commissie een uitgebreidere presentatie en vond op grond hiervan een eerste discussie plaats. De voorzitter gaf aan dat een meer diepgaande bespreking voorzien wordt bij de informele bijeenkomst (het zogeheten Gymnich) op 30 en 31 maart a.s.

Tijdens de bespreking werd benadrukt dat het nabuurschapsbeleid los staat van het beleid van uitbreiding van de Unie. Als aandachtspunten van het ENP werden econonomische integratie, vermindering van obstakels voor visafacilitatie (gekoppeld aan re-admissie) en studiebeurzen en thematische onderwerpen zoals energievoorzieningszekerheid genoemd. Verschillende ministers achtten het van belang de noodzakelijke balans te behouden tussen de oostelijke buurlanden, de Zwarte Zee landen en de mediterrane landen in het ENP. Zo gaven Hongarije, Polen, Slowakije, Estland, Litouwen en de Tsjechië een verklaring uit bij de RAZEB, waarin ze pleiten voor versterkte samenwerking in het kader van het ENP met de buurlanden ten oosten van de EU.

Westelijke Balkan

De Raad sprak over het verloop en de uitkomsten van de parlementaire verkiezingen in Servië op 21 januari jl. De ministers stelden vast dat een hervormingsgezinde coalitievorming niet eenvoudig tot stand zal komen gezien de zetelverdeling. Voor wat betreft de kwestie Kosovo zal bij de Razeb op 12 februari verder gesproken worden over het signaal dat de Raad af zal willen geven aan zowel Belgrado als Pristina om een constructieve houding ten aanzien van de voorstellen van onderhandelaar Ahtisaari te bewerkstelligen. Naar verwachting zal Ahtisaari zijn voorstellen, die nog niet de statusbepaling zullen bevatten, begin februari in de twee genoemde steden presenteren.

In de discussie over volledige samenwerking met het Joegoslavië-tribunaal (ICTY) voordat de opgeschorte onderhandelingen met Servië over een Samenwerkings- en Associatieovereenkomst kunnen worden hervat, heb ik krachtig gepleit voor het vasthouden aan die conditionaliteit. Daarin werd ik bij deze RAZEB gesteund door verscheidene collega’s, waaronder het voorzitterschap. Andere ministers gaven aan argumenten te zien, mede in het licht van de kwestie Kosovo, om de conditionaliteit te verschuiven naar het einde van de onderhandelingen, met andere woorden de conditionaliteit te toetsen wanneer de SAO-onderhandelingen in de eindfase verkeren. Verwacht kan worden dat deze discussie wederom gevoerd zal worden tijdens de RAZEB op 12 februari.

MOVP (Midden-Oosten Vredesproces)

De Raad sprak over intensivering van de rol van het zogeheten Kwartet, waarbinnen de EU zich pro-actief zou kunnen opstellen en zorg dragen voor een goede afstemming met de VS.

Hoge Vertegenwoordiger (HV) Solana deelde mede dat hij op zijn recente reis naar de regio had vernomen dat premier Olmert bereid zou zijn om deel te nemen aan een informele, trilaterale bijeenkomst (VS, Israël, Palestijnse Autoritei t), mogelijk gevolgd door bilaterale onderhandelingen. Daarnaast zei HV Solana dat president Abbas vooral geïnteresseerd is in de formulering van de eindfase, gevolgd door onderhandelingen over details.

Ministers benadrukten het belang van spoedige vorming van een Palestijnse regering van nationale eenheid en van politieke steun aan president Abbas. De ministers onderstreepten voorts de noodzaak van vrijlating van de Israëlische militair, uitvoering van het ‘Agreement on Movement and Access’ en stopzetting van de uitbreiding van de Israëlische nederzettingen.

Commissaris Ferrero-Waldner maakte melding van de recente Israëlische overmaking van 100 miljoen dollar aan ingehouden belastinggelden aan de Palestijnse Autoriteit en zei dat de Commissie 35 miljoen euro aan loket III van het Tijdelijk Internationaal Mechanisme ter beschikking zou stellen. Zij meldde ook dat de Commissie de ‘Governance Group’ in Ramallah voorzat die onder meer capaciteitsopbouw van de Palestijnse instellingen ondersteunde. Momenteel werd bezien of deze steun zou kunnen worden uitgebreid tot justitie en financiën.

Tot slot werd kort gesproken over het belang van een succesvol verloop van de Libanon-conferentie op 25 januari in Parijs.

Iran

Ministers bespraken bij de Raad voornamelijk het nucleaire dossier. Daarbij werd ingegaan op de verwachtingen omtrent voortzetting door Iran van het verrijkingsprogramma en de toenemende kritiek in Iran op het gevoerde confrontatiebeleid. De internationale gemeenschap moest eensgezind de VN-maatregelen implementeren en druk blijven uitoefenen op Iran. Ministers waren het eens dat het tweesporenbeleid jegens Iran voortgezet diende te worden en VN Veiligheidsraad-resolutie 1737 van 23 december 2006 onverwijlde implementatie behoeft.

Tevens werd afgesproken dat bij de RAZEB op 12 februari een brede strategische discussie over het algehele EU-beleid ten aanzien van Iran zal worden gevoerd, inclusief de mensenrechtensituatie in Iran en ondersteuning van het maatschappelijk middenveld.

Soedan

HV Solana en Commissaris Michel schetsten een somber beeld van de ontwikkelingen in Soedan/Darfur, zowel op humanitair als militair gebied. Het geweld duurt voort en er zijn meer en meer aanslagen op humanitaire organisaties. De toegang tot de slachtoffers is verslechterd. De EU dient zich volgens Solana en Michel te blijven inzetten voor handhaving van het vredesakkoord in Darfur, de wapenstilstand te laten respecteren en het politieke proces nieuw leven in te blazen, onder meer door de niet-ondertekenaars te betrekken. De brief van President Bashir aan de SGVN waarin hij instemt met een gefaseerde benadering voor VN-steun aan de “African Union Mission in Sudan” (AMIS) is een positieve ontwikkeling, maar de druk moet hoog blijven om de daadwerkelijke implementatie te verwezenlijken. Solana uitte zijn bezorgdheid over het vredesakkoord tussen Noord en Zuid (CPA). Er was een groot gevaar dat dit vredesakkoord uiteen zou vallen als de EU de implementatie niet nauwlettend in de gaten hield.

Financiële steun aan AMIS in de transitieperiode is onontbeerlijk, terwijl de beschikbare EU-middelen nagenoeg zijn uitgeput. Het Duitse voorzitterschap is daarom van zins op de eerstvolgende RAZEB een optie-document inzake mogelijke vormen voor AMIS-financiering voor te leggen.

De Raad keurde conclusies over Soedan/Darfur goed, inclusief een passage over eventueel te nemen maatregelen tegen partijen die implementatie van de VN-ondersteuning van AMIS blokkeren.

Somalië

HV Solana verwees naar het AU-besluit tot de stationering van een Afrikaanse vredesmissie in Somalië (AMISOM) met een mandaat voor zes maanden waarna de VN geacht wordt deze taak over te nemen. Eventuele Europese (financiële) steun voor een dergelijke missie dient volgens hem verbonden te worden aan de politieke bereidheid van de Somalische regering om een inclusief verzoeningsproces te starten en de onderhandelingen met verschillende krachten in de samenleving, inclusief de gematigde Islamitische groepen, te openen. Commissaris Michel onderschreef deze koppeling tussen de financiële steun en de politieke bereidheid van de overgangsregering. De situatie blijft niettemin zorgelijk. De kans bestaat nog steeds dat Somalië opnieuw naar een burgeroorlog afglijdt. Commissaris Michel pleitte voor een snelle terugtrekking van het Ethiopische leger.

Er werden Raadsconlusies aangenomen.

Libië

De Raad sprak kort over de uitspraak van het Gerechtshof van Libië op 19 december 2006 waarin vijf Bulgaarse verpleegkundigen en een Palestijnse co-assistent ter dood werden veroordeeld. De Commissie en een aantal lidstaten die in contacten met Libië over deze zaak spreken, deden verslag van hun bevindingen tot dusver. De Raadsconclusies memoreren de ernstige zorg van de lidstaten over deze zaak en roepen de Libische autoriteiten op tot spoedige invrijheidstelling.

Extern energiebeleid

De Raad sprak over een aantal externe elementen van het energiebeleid, zoals neergelegd in het Energiepakket, “An Energy Policy for Europe”, dat de Commissie op 10 januari jl. heeft gepresenteerd. Het externe gedeelte hiervan bestaat uit een korte passage in de oplegnotitie en een annex met toelichting op de belangrijkste prioriteiten.

In hun mondelinge reactie steunden alle lidstaten de prioriteiten van de Commissie en onderschreven zij het belang van energie voor het externe beleid van de EU. Hierbij stelde Nederland dat meer aandacht in het energiepakket voor het externe energiebeleid op zijn plaats is. Daarnaast gaf Nederland aan blij te zijn met het voorgestelde partnerschap met Afrika, maar tegelijkertijd graag te zien dat daarbij zowel naar de energierijke landen gekeken wordt als naar de landen zonder energiebronnen. Daarbij is van belang dat met name de arme huishoudens in sub-Sahara Afrika ook toegang krijgen tot energiediensten.

De nadruk van de discussie lag op de volgende onderwerpen: de relatie tussen het interne- en het externe energiebeleid, vermindering van de kwetsbaarheid door diversificatie van energiebronnen, producerende landen en aanvoerlijnen, de dialoog met Rusland en het netwerk van energiecorrespondenten.

EU-Oekraïne

De Raad keurde het onderhandelingsmandaat voor de nieuwe raamwerkovereenkomst tussen de EU en Oekraïne goed. Eén van de belangrijkste openstaande punten in de besprekingen over het onderhandelingsmandaat betrof de Europese aspiraties van Oekraïne, waarbij een aantal lidstaten pleitten voor een passage inzake een mogelijk perspectief op EU-lidmaatschap voor Oekraïne. Dit voorstel kreeg geen meerderheid; het werd zeker niet gesteund door Nederland, dat zich op het standpunt stelde dat EU-lidmaatschapsperspectief momenteel niet aan de orde is en dat het Europees Nabuurschapsbeleid een breed scala aan mogelijkheden biedt de wederzijdse relaties verder te verdiepen. Daarnaast werden er Raadsconclusies aangenomen die opnieuw de betrokkenheid van de EU onderstreepten ten aanzien van de politieke en economische hervormingen in het land en waarin de nieuwe raamwerkovereenkomst werd verwelkomd als instrument om de economische integratie en de politieke samenwerking tussen de EU en Oekraïne te bevorderen.

Moratorium doodstraf

De Raad sprak kort over het Italiaanse initiatief om in VN-kader te komen tot een moratorium op het voltrekken van de doodstraf. Gelet op het krachtenveld binnen de VN, dat het niet eenvoudig maakt een dergelijke initiatief tot een succesvol einde te brengen, werd het voorzitterschap verzocht verdere consultaties in New York te houden en hierover in een volgende Raad te rapporteren.

Diversen: Vrijhandelsakkoord EU-GCC (Gulf Cooperation Council)

Dit onderwerp werd in een laat stadium aan de agenda toegevoegd. Eén lidstaat benadrukte het politieke belang van spoedige overeenstemming over het Vrijhandel sakkoord tussen de EU en de ‘Gulf Cooperation Council’ (GCC) en wel ten tijde van het Duitse voorzitterschap. Deze lidstaat riep in dit kader de Commissie op om zo snel mogelijk de onderhandelingen af te ronden en bracht in dit verband in herinnering dat een akkoord zowel economische als politieke samenwerking met de GCC zou behelzen.

Commissaris Mandelson verwelkomde de politieke aandacht voor het Vrijhandelsakkoord, maar stelde dat de Commissie oog moest hebben voor zowel het politieke belang als de economische implicaties. Daarbij wees hij op de noodzaak van een consistente EU-boodschap en van pariteit met andere belangrijke handelsmogendheden. In dit kader onderstreepte hij dat een economisch aantrekkelijk Vrijhandelsakkoord een belangrijk politiek signaal zou vormen. Mandelson hoopte dat de onderhandelingen in mei a.s. kunnen worden afgerond. Hij deelde mede, indien noodzakelijk, bereid te zijn eind februari a.s. naar de Golf te gaan om de vaart erin te houden. Hij riep lidstaten op gedurende bilaterale bezoeken en contacten te benadrukken dat de onderhandelingen in de nabije toekomst kunnen worden afgerond en dat de EU waarde hecht aan een wederzijds aantrekkelijk akkoord.