Kamerbrief inzake verslag van de reis van de minister van Buitenlandse Zaken naar Egypte, Israël en de Palestijnse Gebieden d.d. 10-13 juni 2007

Graag bied ik u hierbij aan het verslag van mijn bezoek aan Egypte, Israël en de Palestijnse Gebieden, dat plaatsvond van 10-13 juni jl. Zoals toegezegd tijdens het algemeen overleg over de RAZEB van 14 juni jl., treft u in deze brief tevens nadere informatie aan over de betrokkenheid van het Nederlandse bedrijf Riwal bij de bouw van de afscheidingsbarrière.

De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen

1. Inleiding

Ik bracht van 10-13 juni jl. een bezoek aan achtereenvolgens Egypte, Israël en de Palestijnse Gebieden. Doel van het bezoek was kennis te nemen van recente ontwikkelingen in de regio en te bezien of, en zo ja welke ondersteunende rol Nederland en de EU in het regionale proces kunnen spelen. Het bezoek vond plaats tegen de achtergrond van de oplaaiende strijd tussen Hamas en Fatah in de Gazastrook, die zoals bekend militair in het voordeel van Hamas werd beslecht.

In Caïro sprak ik met minister van Buitenlandse Zaken, Ahmed Aboul Gheit, hoofd van de Nationale Veiligheidsdienst, Generaal Suleiman en de secretaris-generaal van de Arabische Liga (SG AL), Amr Moussa. Tevens hield ik een toespraak over het Midden-Oosten vredesproces (MOVP) en dialoog met de Arabische wereld in het Al Ahram Centre for Political and Strategic Studies (bijgevoegd).

Aan Israëlische zijde sprak ik met premier Olmert, mijn Israëlische ambtgenoot Livni, Likoed-leider Netanyahu en Meretz-leider Beilin, met familieleden van de door Hamas en Hezbollah ontvoerde drie Israëlische militairen en met vertegenwoordigers van de Nederlands-Joodse gemeenschap in Israël. Ik bracht voorts een bezoek aan de Holocaust gedenkplaats Yad Vashem.

In Ramallah had ik ontmoetingen met president Abbas en (toenmalig) minister van Financiën Fayyad. Daarnaast sprak ik met de Amerikaanse veiligheidscoördinator voor de Palestijnse Gebieden, generaal Dayton, en de rector van de Al Quds universiteit, Nusseibeh, Voorts verzorgde het VN-kantoor voor coördinatie van humanitaire zaken in de Palestijnse Gebieden (OCHA) een briefing en werd een bezoek gebracht aan een Palestijns vluchtelingenkamp in Bethlehem.

Mijn bezoek aan Yad Vashem en aan het vluchtelingenkamp en de OCHA-briefing werden bijgewoond door een delegatie van jongeren van diverse etnische en religieuze achtergrond uit Nederland, die een door mijn ministerie geïnitieerd, parallel bezoek aan Israël en de Palestijnse Gebieden brachten.

Hieronder volgt per bezoek een verslag van mijn gesprekken. Tevens wordt nader ingegaan op de betrokkenheid van het Nederlandse bedrijf Riwal bij de bouw van de afscheidingsbarrière. De brief wordt afgesloten met een appreciatie.

2. Egypte

MOVP

Mijn Egyptische gesprekspartners waren somber over het MOVP. Er was sprake van een diepe impasse: de rivaliteit tussen Fatah en Hamas, de niet-coöperatieve houding van Israël en ook de kennelijke onmacht c.q. onwil van de internationale gemeenschap gaven volgens hen weinig reden tot hoop. Onder deze omstandigheden lag een toenadering tussen Israël en de Palestijnen niet voor de hand: de huidige Israëlische regering was te zwak en Hamas niet bereid tot een akkoord. De rol van Syrië en Iran was een belangrijk bijkomend probleem. Op de langere termijn zou Hamas mogelijk op een zijspoor kunnen worden gerangeerd. Fatah zou zo spoedig mogelijk moeten worden versterkt. Geheel verdwijnen zou Hamas echter niet en de internationale gemeenschap deed er verstandig aan een manier te vinden om met deze partij om te gaan.

Op de korte en middellange termijn achtten gesprekspartners een aantal stappen noodzakelijk: beëindiging van het geweld tussen Hamas en Fatah; reorganisatie van Fatah en de veiligheidsdiensten en versterking van de presidentiële garde; beletten van geld- en wapenleveranties aan Hamas (voornamelijk uit Iran) en verbetering van de levensomstandigheden van de Palestijnen om hen te overtuigen van de voordelen van een bestand met Israël. Daartoe diende Israël reisbelemmeringen van Palestijnen op te heffen, parlementariërs vrij te laten en achtergehouden Palestijnse belastinggelden vrij te geven. De Palestijnen dienden op hun beurt de raketbeschietingen op Israël te beëindigen en kpl Shalit vrij te laten. De Palestijnse facties waren tot een staakt-het-vuren bereid, mits Israël zijn acties in zowel de Gazastrook als op de Westoever zou staken.

De suggestie van premier Olmert voor een ontmoeting met de gematigde leden van de AL over het Arabische vredesinitiatief was volgens minister Abul Gheit niet realistisch. Het standpunt van de Arabische landen was duidelijk: in ruil voor een vredesregeling tussen Israël en de Palestijnen zouden de Arabische landen de betrekkingen met Israël normaliseren. Egypte zou daartoe een aantal voorstellen doen tijdens de bijeenkomst van het Kwartet, Abbas en Olmert op 26 juni as. in Sharm el Sheikh. De resultaten daarvan zouden de dag daarna tijdens de bijeenkomst van het Kwartet met het Arabische kwartet (Egypte, Saoedi-Arabië, Jordanië en de VAE) verder worden besproken.

Er heerste bij gesprekspartners echter geen groot optimisme over de kansen op een nieuw momentum. Noch het Kwartet, noch de VS leken op dat moment gereed de onderhandelingen tussen Israël en de Palestijnen vlot te trekken.

Overigens waren de contouren van een akkoord duidelijk, aldus mijn Egyptische ambtgenoot. Israël diende zich terug te trekken uit de bezette gebieden en de meeste nederzettingen te ontruimen; de grenzen zouden op basis van wederzijdse territoriale compensatie moeten worden bepaald. Jeruzalem was reeds verdeeld: de Palestijnen zouden Oost Jeruzalem als hoofdstad krijgen en Israël het westelijke deel.

Ik heb de analyse van mijn Egyptische zegslieden over de door beide partijen te nemen maatregelen in grote lijnen onderschreven, maar heb tevens aangegeven dat er een essentieel verschil bestond: Nederland onderhield geen contacten met Hamas zolang die organisatie de Kwartetvoorwaarden niet aanvaardde. Er kon evenmin sprake zijn van financiële steun aan een regering waarvan Hamas deel uitmaakt. Nederland en de EU steunden echter president Abbas en de gematigde Palestijnse krachten. Tevens werd op grote schaal rechtstreekse financiële hulp aan de Palestijnse bevolking verleend via het Tijdelijke Internationale Mechanisme (TIM). De EU-bijdrage daaraan was in 2006 hoger dan de EU-hulp aan de Palestijnen in de jaren daarvoor. Ik heb de Egyptische inspanningen om vrijlating van kpl Shalit en een staakt-het-vuren tussen Hamas en Fatah te bewerkstelligen verwelkomd, maar tevens mijn zorgen geuit over de aanhoudende wapensmokkel naar de Gazastrook en bij mijn gesprekspartners aangedrongen hiertegen op te treden.

Libanon / Syrië

De nationale dialoog tussen de pro- en anti-Syrische partijen in Libanon zou volgens Abul Gheit en Amr Moussa bij voorkeur moeten resulteren in een eenheidsregering, waar ook de oppositie deel van uit maakte. Gesprekspartners hoopten dat Syrië en de partijen in Libanon rationeel zouden handelen. Ook van Arabische kant werd hierop in Damascus gehamerd, maar ook de Syrische belangen met betrekking tot Libanon mochten niet over het hoofd worden gezien. De betrekkingen tussen Syrië en Libanon hadden onvermijdelijk een bijzonder karakter en geen van de twee kampen in Libanon zou in staat moeten worden gesteld de “overwinning” op te eisen. Het Hariri-tribunaal diende ongehinderd zijn werk te kunnen doen, maar het zou niet mogen worden misbruikt om regimeverandering in Syrië te bewerkstelligen.

Darfur

Volgens SG AL was het politieke proces in Darfur even belangrijk als het wederopbouwproces. Alle spelers moesten bij het politieke proces betrokken worden. De Soedanese regering was langzaamaan bereid te bewegen. Het was van groot belang dat de buurlanden bij verbetering van de situatie betrokken bleven. Ik bracht het gebrek aan financiering voor AMIS ter sprake: Nederland had € 40 mln bijgedragen; de leden van de AL gezamenlijk slechts €50 miljoen. SG AL gaf aan dat hij de leden van de AL aanspoorde tot grotere bijdragen en goede hoop had op succes.

Arabische hervormingen / Dialoog

De Arabische wereld was inmiddels overtuigd van de noodzaak tot hervormingen en dit onderwerp had evenveel prioriteit als veiligheid, aldus SG AL. Hervormingen kwamen geleidelijk op gang. Zowel SG AL als Aboul Gheit toonden zich bezorgd over de groeiende kloof tussen de Arabische wereld en het Westen. De toenemende islamisering in het Midden-Oosten – ook in Egypte – werd gewijd aan het Palestijnse conflict en, meer recent, aan de oorlog in Irak. De toenemende hoofddoekjes in het straatbeeld van Caïro stond in scherp contrast met het open karakter van de Egyptische maatschappij van weleer. Ik deelde de mening van SG Amr Moussa dat er geen sprake is van een clash of civilisations tussen Oost en West, maar tussen extremisten aan beide zijden.

3. Israël

MOVP

De gewelddadige ontwikkelingen in de Gazastrook toonden volgens premier Olmert en minister Livni aan dat Hamas nooit de gelegenheid had moeten krijgen om aan de Palestijnse verkiezingen van januari 2006 deel te nemen. De agenda van Hamas was niet gericht op de vreedzame totstandkoming van een Palestijnse staat in het kader van een tweestaten-oplossing, maar op een militante, islamitische entiteit. Abbas had om deze reden geen eenheidsregering moeten vormen met Hamas. Er kon wat Israël betreft dan ook geen sprake zijn van contacten met of steun aan leden van een Palestijnse regering waarvan Hamas deel uitmaakte. De drie Kwartetvoorwaarden dienden strikt door de internationale gemeenschap te worden gehandhaafd. Er diende gewaakt te worden voor een geleidelijke erosie van de voorwaarden en voor een stapsgewijze legitimering van de eenheidsregering c.q. Hamas.

Ik heb het Israëlische standpunt over Hamas-deelname aan de verkiezingen onderschreven en aangegeven dat Nederland in januari 2006 tevergeefs bij president Abbas heeft gepleit voor uitsluiting van Hamas. Ik heb tevens gesteld dat Nederland het risico van verzwakking van de Kwartetvoorwaarden onderkent en dat daar geen sprake van kan zijn. Ik heb daarnaast echter het belang benadrukt om gematigde Palestijnse krachten die de voorwaarden onderschrijven, te versterken om tegenwicht te bieden tegen Hamas. Vooral Abbas verdient internationale en Israëlische steun. Als hij wegvalt verliest Israël een partner in de strijd tegen radicale Palestijnse krachten. Ik heb daarbij gewezen op de aanvullende Nederlandse bijdrage aan het TIM ter financiering van salarissen van de Palestijnse civiele politie en op het besluit van de EU om contacten met minister Fayyad en minister Abu Amr aan te gaan. Ook Israël zou een gebaar richting Abbas moeten maken: betaling van de achtergehouden Palestijnse belastinggelden via het TIM zou een grote steun in de rug zijn voor Abbas.

Premier Olmert zei bereid te zijn Abbas te helpen en hem waar en wanneer dan ook te ontmoeten om hierover te spreken. Israël was bereid (in termijnen) geld aan Abbas over te maken, mits dit niet bij Hamas of bij aan Hamas gelieerde instellingen belandde. Daarvan konden wapens worden gekocht. Premier Olmert uitte in dit verband zijn zorg over wapensmokkel vanuit Egypte naar Gaza. Om deze smokkel te bestrijden bepleitte hij stationering van een internationale troepenmacht in de Gazastrook, langs de grens met Egypte (Philadelphi corridor), die de grens zou moeten controleren.

Op mijn vraag aan minister Livni over de Israëlische ideeën over de politieke stappen op (middel)lange termijn, mede in het licht van het Arabische vredesinitiatief, antwoordde zij dat finale status onderhandelingen met Abbas niet mogelijk waren. Hij was daarvoor politiek te zwak. Alleen nieuwe Palestijnse verkiezingen zouden daarin verandering kunnen brengen. Wel zou over de politieke en economische contouren van een Palestijnse staat kunnen worden gesproken. Israël zou een politieke en de EU een economische horizon kunnen verschaffen. De Arabische landen dienden dit te ondersteunen en bereid moeten zijn vertrouwenwekkende matregelen richting Israël te nemen. Tijdens het bezoek van premier Olmert aan Washington op 19 juni zou Israël nieuwe voorstellen met de VS bespreken, aldus minister Livni.

Ik heb het belang onderstreept van de bijeenkomst met het Kwartet en president Abbas op 26 juni in Sharm el Sheikh en van de ontmoeting van het Kwartet en het Arabische Kwartet de dag daarop. De Israëlische premier noemde het vredesinitiatief een positieve ontwikkeling, die een momentum creëerde. Hij was de eerste Israëlische premier die had verklaard het initiatief te willen bespreken. Maar wat waren de Arabische landen bereid te doen?

Meretz-leider en mede-grondlegger van de Oslo-akkoorden Beilin was onzeker over de situatie. Er waren positieve ontwikkelingen, zoals het Arabische vredesinitiatief, de gesprekken tussen premier Olmert en president Abbas en bewegingen tussen Israël en Syrië. Maar tegelijkertijd zag hij Palestijnse verdeeldheid en een verzwakte president. Aan Israëlische kant was premier Olmert meer dan zijn voorganger Sharon bereid de Westoever op te geven, maar eerder unilateraal dan via onderhandelingen. Unilateralisme was echter mede door verzet van de Israëlische bevolking geen optie meer. Beilin achtte spoedige onderhandelingen de enige reële optie en de beste vertrouwenwekkende maatregel. Hoe langer een akkoord uitbleef, des te groter het risico van voortgezet geweld en een sterker wordend Hamas als buur.

Syrië

Ten aanzien van onderhandelingen met Syrië zei premier Olmert dat Israël geen aanbod van Damascus had ontvangen. Als Damascus voortgang wilde, dan was hij bereid tot ‘quiet inquiries’, echter niet tot onderhandelingen.

Iran

Premier Olmert en Likoed-leider Netanyahu spraken zich uit voor verdergaande economische sancties tegen een land dat een ander land wilde vernietigen: Iraanse zakenlieden moest de toegang tot Europa worden ontzegd en economische banden tussen de EU en Iran dienden te worden verbroken. Netanyahu gaf daarbij de voorkeur aan nationale maatregelen, buiten de VN-Veiligheidsraad om, gezien de positie van Rusland en China, bijvoorbeeld door herinvesteringen in (Europese) bedrijven die in Iran actief waren. De militaire optie diende ter versterking van de sancties op tafel te blijven. Ik onderschreef de noodzaak van heroverweging van het huidige sanctieregime. De dialoog met Teheran diende echter te worden voortgezet: een militaire optie was uitgesloten.

Mensenrechten

Minister Livni en ik deelden de zorg over de VN-mensenrechtenraad: de voortdurende en eenzijdige agendering en bekritisering van Israël en blokkering van bespreking van kwesties als Darfur waren niet aanvaardbaar. Ik gaf aan dat mensenrechten een prioriteit in mijn beleid vormen en dat het Israëlische mensenrechtenbeleid zich in positieve zin onderscheidde van dat van zijn buurlanden ondanks kritiek op onderdelen. Het recht van Israël zijn bevolking te beschermen stond buiten kijf. Eventuele beschermingsmaatregelen moesten echter proportioneel zijn en geen onnodig lijden voor Palestijnse burgers veroorzaken. Ik verwees daarbij o.a. naar het instrument van administratieve detentie. Er diende geen sprake te zijn van onbeperkte gevangenneming zonder een behoorlijk proces. Minister Livni zette uiteen dat aan administratieve detentie een juridische procedure voor een militaire rechtbank voorafging, waarop door de Israëlische advocaat-generaal toezicht werd gehouden. De arrestatie van Hamas-politici was zelfs een kabinetsbeslissing, aldus mijn ambtgenoot.

4. Palestijnse Gebieden

Een vermoeide Palestijnse president was pessimistisch over ontwikkelingen in Gaza en over relatie met Israël. Fatah had de Westoever onder controle, maar Gaza was in handen van Hamas. Deze ontwikkeling was zeer gevaarlijk, omdat zij leidde tot separatie van de twee Palestijnse Gebieden. Prioriteit was nu het intra-Palestijnse geweld te beëindigen. Fatah had echter geen middelen om dit af te dwingen in de Gazastrook.

De Palestijnse president zei bereid te zijn met Olmert om de tafel te zitten als er garanties waren dat Israël concrete toezeggingen deed. Hij meende echter dat Israël en de VS erop uit waren de eenheidsregering, waarvan beiden tegenstander waren, ten val te brengen. Indien de (veiligheids)situatie in Gaza niet binnen 24 uur verbeterde zei Abbas de eenheidsregering te zullen ontbinden.

Ik heb het belang van de Kwartetvoorwaarden en van Palestijnse vertrouwenwekkende maatregelen richting Israël benadrukt, waaronder de vrijlating of ten minste een levensteken van kpl Shalit. Egypte had de verzekering gekregen dat Shalit in leven was, aldus Abbas.

President Abbas en minister Fayyad spraken hun dank uit voor de Nederlandse bijdragen aan TIM en aan Palestijnse boeren in Gaza. President Abbas hoopte dat de Kwartetbijeenkomst met hem en Olmert in Sharm el Sheikh tot concrete vooruitgang zou leiden. De president zei bereid te zijn onderhandelingen met Israël te beginnen. Het resultaat daarvan zou hij voorleggen aan het Palestijnse volk, via een referendum, of aan de Palestijnse Nationale Raad. Maar op korte termijn was een Israëlisch gebaar essentieel voor zijn positie.

Ik heb mijn gesprekspartners verzekerd van voortgezette steun van Nederland en de EU. Herstel van directe hulp aan de huidige Palestijnse eenheidsregering was echter pas mogelijk indien de Palestijnse regering als geheel de Kwartetvoorwaarden omarmde.

Generaal Dayton was uiterst somber over de ontwikkelingen in de Gazastrook. President Abbas had geen middelen (geld en wapens) om het tij te keren. De internationale gemeenschap had gefaald door de onder de president staande veiligheids- en politiediensten niet (tijdig) te steunen. Nederland vormde een positieve uitzondering door zijn besluit tot steun van de civiele politie via het TIM. Dayton verwachtte dat Hamas de rust zou proberen te herstellen in de Gazastrook en raketbeschietingen zou tegengaan om Israël te laten zien dat het de strook onder controle heeft. De vraag was wat te doen met Gaza. De aandacht van de internationale gemeenschap zou wellicht (moeten) verschuiven naar de Westoever.

Evenals Beilin vond ook Nusseibeh dat niet vertrouwenwekkende maatregelen, maar spoedige onderhandelingen de grootste prioriteit behoorde te zijn. Zolang er geen duidelijk lange termijn perspectief op tafel lag, zou er sprake zijn van een eindeloze cyclus van problemen die via vertrouwenwekkende maatregelen moesten worden opgelost. Nusseibeh wees op het door hem en het voormalige hoofd van de Israëlische binnenlandse veiligheidsdienst, Ami Ayalon, in 2002 opgestelde zespuntenplan, waarin de contouren van een vredesakkoord werden geschetst. Israël zou de bereidheid moeten uitspreken op basis van dit plan met president Abbas te onderhandelen over een akkoord als de Palestijnse president er door verkiezingen of een referendum in slaagde steun van het Palestijnse volk voor het plan te genereren. Zonder een dergelijke aanpak zou het conflict zich voortslepen van crisis naar crisis, aldus de rector van de Al Quds universiteit.

5. Riwal

Onlangs is duidelijk geworden dat materieel van het Nederlandse bedrijf Riwal nog steeds wordt ingezet bij de bouw van de Israëlische barrière. Eind 2006 hebben mijn voorganger en de toenmalige staatssecretaris van Economische Zaken de bestuurders van het bedrijf schriftelijk geïnformeerd dat de regering het onwenselijk acht dat Nederlandse bedrijven betrokken zijn bij de bouw van de barrière. Het bedrijf is destijds gevraagd betrokkenheid te beëindigen. Riwal heeft daarop aangegeven dat er geen materieel meer zou worden ingezet bij de bouw van de barrière

Onlangs is gebleken dat vier door Riwal verhuurde hoogwerkers toch worden gebruikt bij de bouw van de barrière. Riwal is hierop aangesproken en heeft het Israëlische bedrijf waaraan de hoogwerkers zijn verhuurd vervolgens geïnformeerd dat het materieel niet meer mag worden ingezet bij de muur. Ik hoop en verwacht dat dit ertoe zal leiden dat betrokkenheid van Riwal bij de bouw van de barrière wordt beëindigd en dat ook in de toekomst van een dergelijke betrokkenheid geen sprake meer zal zijn. De regering zal terzake alert blijven.

Appreciatie

Het bezoek en de gesprekken vonden plaats tijdens de machtsovername van Hamas in de Gazastrook. De nationale eenheidsregering bestond nog, althans formeel. Pessimisme over de mogelijkheden een positieve wending aan de ontwikkelingen te geven overheerste. Duidelijk bleek opnieuw dat het Israëlische vertrouwen in de Palestijnse president zeer beperkt was: in plaats van Hamas aan te pakken, had Abbas een politiek platform aan Hamas geboden en daarna bovendien een eenheidsregering regering met deze organisatie gevormd op grond van een regeerprogramma dat niet aan de Kwartetvoorwaarden voldeed. Dit had Hamas verder versterkt en Abbas en Fatah verzwakt. Gevoegd bij het voortgaande geweld, wapensmokkel en gijzeling van Shalit toonden Olmert en Livni geringe bereidheid de Palestijnse president tegemoet te komen door het nemen van vertrouwenwekkende maatregelen zij het dat zij na aandringen mijnerzijds de mogelijkheden hiertoe openden.

De patstelling die tussen Israël en de Palestijnen is ontstaan, lijkt ironisch genoeg door dezelfde partij die daarvoor grotendeels verantwoordelijk was, Hamas, te zijn doorbroken door de coup in de Gazastrook. Met de benoeming door president Abbas van een tijdelijke regering onder leiding van premier Fayyad, waarvan Hamas geen deel meer uitmaakt, is de weg vrij voor hervatting van directe politieke en financiële steun van Israël en de internationale gemeenschap aan deze regering. Tegelijkertijd dient ervoor te worden gewaakt dat dergelijke steunmaatregelen de kansen op de totstandkoming van een levensvatbare Palestijnse eenheidsstaat op basis van een vredesakkoord met Israël niet ondermijnen.

Zoals Beilin en Nusseibeh hebben aangegeven, dient de aandacht van beide partijen en de internationale gemeenschap nu vooral gericht te zijn op het bevorderen van spoedige hervatting van directe onderhandelingen. Het is daarbij van belang dat beide partijen een politiek perspectief wordt geboden: voor Israël betekent dit veilige en erkende grenzen en voor de Palestijnen de totstandkoming van een onafhankelijke, democratische en levensvatbare staat. Tijdens de bijeenkomst in Sharm el Sheikh op 26 en 27 juni as. dient hiervoor de aanzet te worden gegeven. Het Arabische vredesinitiatief biedt hiervoor een goede basis.