Kamerbrief inzake verslag van reis naar Burundi, Rwanda en Uganda

Graag bied ik u hierbij het verslag aan van mijn reis naar Burundi, Rwanda en Uganda van 23 tot en met 28 mei 2007.

Aanleiding tot deze reis was het verzoek van de regering van Burundi aan Nederland (en Noorwegen) om als co-sponsor op te treden van de Ronde Tafeldonorconferentie in Bujumbura. De reis vormde een uitstekende gelegenheid om een beeld te vormen van de ontwikkelingen in de voor Nederland prioritaire regio van de Grote Meren (zie ook de brief van mijn voorganger van 20 december 2006, vergaderjaar 2006-2007, 29237 nr 56). Nederland speelt in dit gebied een aanzienlijke rol door middel van het verlenen van humanitaire hulp, actieve ondersteuning van vredesprocessen, demobilisatie en hervorming van de veiligheidssector en het verlenen van hulp bij wederopbouw. Rwanda en Uganda zijn bovendien partnerlanden waarmee Nederland een structurele ontwikkelingsrelatie onderhoudt.

Burundi

Doel van het bezoek

Doel van mijn bezoek was in mijn hoedanigheid van co-sponsor van de Ronde Tafelconferentie de Burundese regering te helpen fondsen te vinden voor de broodnodige wederopbouw van dit land dat tot de allerarmste van Afrika behoort en bovendien tot 2003 geteisterd werd door een intern gewapend conflict waarbij ongeveer 300.000 mensen om het leven kwamen. Tijdens zijn bezoek aan Nederland in april jl. vroeg de Burundese tweede vice-president Ntizeserana mij als co-sponsor (co-parrain) van de conferentie op te treden vanwege de voorname rol die Nederland heeft gespeeld in het Burundese vredesproces.

Gesprekspartners en programma

Op 24 en 25 mei vond de Ronde Tafelconferentie plaats. Tijdens mijn bezoek sprak ik tevens met president Nkurunziza en de ministers van Buitenlandse Zaken, Financiën, Landbouw, Solidariteit/Mensenrechten/Gender, Defensie en Binnenlandse Zaken, alsmede met de leiders van de politieke oppositie, journalisten en mensenrechtenactivisten.

Ik legde een krans bij de gedenkplaats van de massamoord op 166 Congolese vluchtelingen in Gatumba, waar ik in 2004 de begrafenis van de slachtoffers heb bijgewoond. Ook discussieerde ik met Burundese studenten op de Universiteit van Bujumbura over hun visie op de toekomst van Burundi. Tenslotte ondertekende ik een Memorandum of Understanding inzake het Programma Samenwerking Opkomende Markten en een investeringsbeschermingsovereenkomst.

Bevindingen en beleidsconclusies

Burundi bevindt zich nog in een overgangsfase en het is lastig, ook na vele gesprekken, een eenduidig beeld te krijgen van de nog regelmatig veranderende politieke situatie. Desalniettemin is mijn analyse gematigd positief: de voormalige rebellen lijken goed geintegreerd in de strijdkrachten, mede dankzij de inzet en het charisma van de minister van Defensie Niyoyankana, die de integratie van het leger de hoeksteen van het vredesproces noemde. Er is een toenemende mate van openheid, ook voor het maatschappelijk middenveld, en er wordt een open debat gevoerd tussen politieke partijen.

Toch zou het naief zijn te geloven dat dit proces in Burundi al onomkeerbaar zou zijn. Er zijn immers nog vele uitdagingen : in de eerste plaats de armoede in combinatie met de hoge bevolkingsdichtheid van het land; daarnaast de grote onervarenheid van deze regering (deels voormalige rebellen) en een ernstig gebrek aan capaciteit op bijna elk gebied; tenslotte de moeizame onderhandelingen met de laatst overgebleven rebellenbeweging, Palipehutu-FNL.

Ook de mensenrechten en straffeloosheid vormen een punt van zorg, hetgeen onder meer verband houdt met het gebrek aan training en opleiding bij leger en met name politie. De Hoge Commissaris voor de Mensenrechten, Louise Arbour, bezocht eveneens onlangs Burundi. De Burundese regering heeft haar toegezegd een proces van nationale consultaties te beginnen dat moet leiden tot de instelling van zowel een waarheids- en verzoeningscommissie als een tribunaal. Tevens heeft de regering haar toegezegd de resultaten van het onderzoek naar het bloedbad van Gatumba te publiceren. Ik wil haar graag, waar mogelijk, helpen deze en andere zaken op te helderen.

De Ronde Tafelconferentie was een succes. De conferentie heeft veel politieke belangstelling voor het land gegenereerd en de in grote getale aanwezige donoren maakten duidelijk dat zij Burundi niet alleen willen laten. Dat is goed nieuws voor een fragiel land dat zich nog maar net aan een conflict heeft ontworsteld. Ik heb hieraan bijgedragen door de Europese Unie-partners op te roepen Burundi bij te staan en, samen met mijn Noorse collega Erik Solheim, een artikel te schrijven over het belang van hulp aan fragiele staten zoals Burundi. Uiteindelijk heeft de Ronde Tafel volgens opgave van de Burundese regering 665 miljoen dollar opgebracht waarvan 175 miljoen dollar directe begrotingssteun voor de periode 2007-2010.

Tijdens de conferentie heb ik de nadruk gelegd op het belang van donorcoö rdinatie onder leiding van de Burundese regering in samenhang met een duidelijke politieke dialoog met deze regering. Daarnaast heb ik aandacht gevraagd voor reproductieve rechten en de positie van de vrouw, essentiële voorwaarden voor oplossing van het armoede- en bevolkingsvraagstuk.

Mijn conclusie na dit bezoek is dat Burundi onze steun verdient. In samenhang met de verbeterde regionale situatie en de democratische verkiezingen in de Democratische Republiek Congo (DRC) van vorig jaar bestaat er nu een ‘window of opportunity’ voor Burundi om zich aan een cyclus van armoede en geweld te onttrekken. Juist nu mag de internationale gemeenschap Burundi niet aan zijn lot overlaten. Actieve betrokkenheid, politieke dialoog en financiele hulp binnen een geintegreerde en, waar mogelijk, regionale benadering zijn de randvoorwaarden voor wederopbouw. Burundi is in dit opzicht een voorbeeld van een fragiele staat waar Nederland samen met andere (gelijkgestemde) landen en organisaties wil en kan werken aan wederopbouw.

Nederland heeft daarom 22 miljoen euro per jaar toegezegd voor de periode 2007-2010. Hierbinnen heb ik besloten het deel, bestemd voor begrotingssteun, te verhogen tot 10 miljoen euro, waarmee de Burundese regering salarissen kan betalen voor onder meer onderwijzers, doktoren en politieagenten. Juist dergelijke begrotingssteun is essentieel om het chronische capaciteitstekort te verlichten. Daarnaast wil Nederland bijdragen aan onder meer microkredieten, ontwikkeling van de private sector, landhervorming, onderwijs en de hervorming van de veiligheidssector. Tenslotte ben ik voornemens de komende jaren aandacht te blijven vragen op politiek niveau, binnen de EU en bij andere partners, voor de wederopbouw van Burundi.

Rwanda

Doel van het bezoek

Na afloop van de Ronde Tafelconferentie in Burundi reisde ik naar Rwanda om beleidsoverleg te voeren ter intensivering van de politieke dialoog en ter nadere bepaling van de modaliteiten van de Nederlandse hulprelatie met Rwanda.

Gesprekspartners en programma

Ik sprak in Rwanda met president Kagame, de ministers van Buitenlandse Zaken, Financien, Decentralisatie, Justitie, Informatie, Energie en de verantwoordelijke bewindspersoon voor de gacaca-processen (volksrechtbanken die zijn ingesteld in het kader van de berechting van verdachten van genocide). Tevens sprak ik met mensenrechtenactivisten, parlementariers, bezocht de redactie van het weekblad Umuseso en woonde een gacaca-sessie bij.

Bevindingen en beleidsconclusies

Het politieke, sociale en economische klimaat in Rwanda wordt nog steeds in hoge mate bepaald door de genocide van 1994. De ervaring van de genocide en de diepgewortelde wens dat een dergelijke tragedie zich nooit meer zal herhalen zijn voor de regering belangrijke beweegredenen om sterk in te zetten op economische groei en voorzichtig om te gaan met bestaande of mogelijke (politieke) tegenstellingen. De hoge mate van consensus en de geringe intensiteit van het politiek debat in Rwanda zijn alleen tegen deze achtergrond verklaarbaar.

Bij de politieke en mensenrechtensituatie zijn nog kritische kanttekeningen te maken, maar de tendens is dat deze de goede kant uitgaat. Zo lijkt er nu wel degelijk schot te komen in de afwikkeling van de gacaca-processen. Het zou goed zijn als op deze wijze een einde komt aan het zonder vorm van proces vasthouden van grote aantallen mensen. Bovendien kunnen de gacaca-processen een belangrijke rol spelen bij de collectieve traumaverwerking van de genocide, zoals ik zelf tijdens mijn korte verblijf heb kunnen meemaken.

Ook hebben de negatieve ontwikkelingen rond de verkiezingen in 2003 en het parlementaire onderzoek in 2004 naar mogelijk divisionistische organisaties (die tegenstellingen aanwakkeren) niet doorgezet. In plaats daarvan worden de mogelijkheden voor politieke partijen zich op lokaal niveau te organiseren juist iets verruimd. De komende parlementaire en presidentsverkiezingen in respectievelijk 2008 en 2010 zullen een belangrijke lakmoesproef worden voor de bereidheid van deze regering de politieke teugels geleidelijk te laten vieren.

Op economisch en sociaal gebied zijn behoorlijke vorderingen gemaakt. De Rwandese regering heeft een duidelijke visie en een grote ambitie het Singapore van Afrika te worden op basis van productiviteitsstijging in de landbouw (minder zelfvoorzienende landbouw, meer productie van marktgewassen), investeringen in onderwijs en het aantrekken van investeringen die moeten zorgen voor werkgelegenheid buiten de landbouw. Op deze wijze wil de Rwandese regering ontsnappen aan de vicieuze cirkel van de steeds toenemende (bevolkings)druk op een beperkt landbouwareaal.

Vooralsnog is de armoede nog groot (ofschoon minder dan in Burundi). Zo heeft bijvoorbeeld slechts 5% van de bevolking toegang tot electriciteit. Toegang tot energie is zowel een belangrijke manier om armoede op het platteland te bestrijden als een noodzakelijke voorwaarde om productieve investeringen buiten de landbouw aan te trekken. Daarom wil ik op korte termijn bezien hoe Nederland Rwanda op dit terrein bij kan staan.

Daarnaast wil ik in samenwerking met een aantal belangrijke donoren in Rwanda zoals het VK, Duitsland, Zweden en de Europese Commissie ook begrotingssteun aan Rwanda verstrekken. Juist in een gezamenlijk verband kan een effectieve dialoog worden gevoerd met de Rwandese regering over haar politieke doelen en de aanwending van de overheidsbegroting. In de aanloop hiernaartoe zal Nederland zo vaak als nodig is bilateraal politiek beleidsoverleg met Rwanda voeren. Met name met Rwanda is vanwege het gevoelige verleden en de voorname rol van het land in de regio een effectieve politieke dialoog van cruciaal belang.

Rwanda is, evenals Burundi, in hoge mate verweven met de regionale context van de Grote Meren en met name met de ontwikkelingen in de DRC. Mijn Rwandese gesprekspartners verzekerden mij dat de relatie met de DRC sterk is verbeterd en dat gewerkt wordt aan volledige normalisatie van de betrekkingen tussen beide landen. Zowel het tripartite-plusoverleg als de Internationale Conferentie van de Grote Meren Regio waarvan Nederland samen met Canada de ‘group of friends’ leidt zijn hierbij van groot belang. Tenslotte speelt Rwanda een belangrijke positieve rol als troepenleverancier van de AU- vredesoperatie in Darfur.

Uganda

Na afloop van mijn bezoek aan Rwanda bracht ik een kort bezoek aan president Museveni van Uganda, zoals tijdens mijn bezoek eerder deze maand afgesproken. Ik had een positief gesprek met de president over onze ontwikkelingsrelatie. Wij waren het erover eens dat een deel van de begrotingssteun afhankelijk zou moeten zijn van duidelijke indicatoren, zoals macro-economische stabiliteit, kindersterfte, schoolresultaten, HIV/AIDS en corruptie. Ik zal u hierover binnenkort nader informeren.

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Bert Koenders