Verslag werkgroep Van Rompuy

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA S'-GRAVENHAGE

Datum: 28 mei 2010
Betreft: Verslag werkgroep o.l.v. ER-voorzitter Van Rompuy

Ons kenmerk
BFB 2010-620M

Geachte voorzitter,

Uw Kamer heeft mij per brief (kenmerk 2010D23731) verzocht om verslag te doen van de eerste vergadering van de werkgroep Van Rompuy die op 21 mei jl. heeft plaatsgevonden. Uiteraard ben ik hiertoe graag bereid.

De werkgroep heeft gesproken op basis van de mededeling van de Commissie aangaande de versterking van de economische en budgettaire beleidscoördinatie, waarover ik u in een eerdere brief (d.d. 19 mei 2010) heb geïnformeerd. De voorzitter van de Europese Raad (ER) Herman van Rompuy heeft alle lidstaten één voor één uitgenodigd om kort een appreciatie te geven van de mededeling en aan te geven welke gedachten de lidstaten hebben om de economische en budgettaire coördinatie te verbeteren.

In deze tafelronde heb ik aangeven eerst te willen kijken naar wat er mogelijk is binnen het Verdrag van Lissabon, ook omdat we snel verbeteringen moeten doorvoeren en we dus niet kunnen wachten op verdragswijziging, maar dat we ook niet op voorhand een verdragswijziging moeten uitsluiten, mocht dat toch nodig zijn. Daarnaast heb ik langs de lijnen van de kamerbrief (d.d. 19 mei) aangegeven dat op korte termijn verbeteringen nodig zijn op het gebied van 1) statistieken, instituties, regels, en begrotingssystematiek, 2) de handhaving van bestaande regels, en 3) het voorkomen van macro-economische onevenwichtigheden.

Wat betreft het eerste punt heb ik, net als in de kamerbrief, onder andere gesuggereerd om minimumeisen te stellen aan nationale begrotingsregels en instituties. Bovendien heb ik aangegeven dat een periodieke beoordeling van de nationale begrotingssystematiek en het financieel management een vast onderdeel kan worden van de budgettaire regelgeving in de EU. Wat betreft de handhaving van bestaande regels heb ik benadrukt dat we richting een meer “rules-based” besluitvormingsproces moeten gaan en dat de werkgroep moet bestuderen of het ook binnen het Verdrag van Lissabon mogelijk is om meer onafhankelijkheid aan te brengen in de implementatie en monitoring van het SGP. Ook heb ik benadrukt dat er meer aandacht moet komen voor de schuldpositie van landen en de ontwikkelingen hierin. Wat betreft het voorkomen van macro-economische onevenwichtigheden heb ik aangegeven de voorstellen van de Commissie om een formeel proces op te zetten om macro-economische onevenwichtigheden tegen te gaan, van harte te ondersteunen. Tot slot heb ik bezwaren geuit tegen voorstellen die een gezamenlijke schulduitgifte impliceren, omdat gezamenlijke schulduitgifte waarschijnlijk verkeerde prikkels zal geven aan landen (doordat de financiering van schuld voor die lidstaten waarschijnlijk goedkoper zal worden).

In de tafelronde hebben ook andere lidstaten, alsmede ER-voorzitter Van Rompuy, enkele voorstellen gedaan, waarbij met name de volgende voorstellen opvallen:

• Om de preventieve kant van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) te versterken, kan o.a. gedacht worden aan het vooraf laten toetsen van de macro-economische aannames waarop de begroting wordt gebaseerd door een onafhankelijke instantie. Ook kan de aanspraak op EU-subsidies verlaagd worden als lidstaten continu te weinig progressie boeken bij het halen van de middellangetermijndoelstelling (MTO).
• Om de correctieve kant van het SGP te versterken, kan gedacht worden aan een uitbreiding van mogelijke sancties zoals het opschorten van EU-subsidies en stemrecht. Bovendien kan er gekeken worden of de stemprocedure over sancties aangepast kan worden zodat het makkelijker wordt om de benodigde gekwalificeerde meerderheid te bereiken.
• Om te zorgen dat lidstaten zich beter houden aan de Europese begrotingsregels, gaven veel lidstaten aan dat er gekeken moet worden hoe nationale budgettaire raamwerken verbeterd kunnen worden. Ook moet gekeken worden of het wenselijk is om de nationale statistische bureaus onafhankelijker te maken.
• Om macro-economische onevenwichtigheden tegen te gaan, kan de Europese Raad op een vast moment in het jaar hierover spreken. Bovendien kan ook hier het opschorten van EU-subsidies mogelijk worden gemaakt, zodat lidstaten gestraft kunnen worden als zij onvoldoende doen om onevenwichtigheden aan te pakken. Bovendien kunnen lidstaten verplicht worden om ieder jaar een plan in te dienen waarin zij beschrijven welke maatregelen zij voor ogen hebben om de concurrentiekracht en productiviteit te vergroten.
• Om de economische governance te verbeteren, kan de coördinatie tussen de Commissie, de Eurogroepvoorzitter, de Ecofinvoorzitter, en de voorzitter van de Europese Raad worden versterkt door bijvoorbeeld een vast vergadertraject op te zetten tussen deze vier partijen. Ook kan er gekeken worden of het nuttig is om de Europese Raad te ondersteunen met extern advies over economisch beleid.

Positief is dat uit de tafelronde bleek dat alle lidstaten inzien dat verbetering van de economische en budgettaire coördinatie dringend nodig is. Opvallend daarbij is dat er veel steun was voor de Commissiemededeling, maar dat de lidstaten bereid lijken te zijn om op veel punten, zoals nationale budgettaire wetgeving en sancties, verder te gaan dan de voorstellen in de mededeling. Over crisismanagement is niet uitgebreid gesproken al was er consensus dat dit een belangrijk onderwerp is waarover op een later moment zeker nagedacht moet worden.

Proces
Op 7 juni en 12 juli zullen er weer bijeenkomsten plaatsvinden van de werkgroep. Het is de bedoeling dat de werkgroep in juni met een tussenrapportage komt, die besproken kan worden door de Europese Raad. De werkgroep zal in oktober met een eindrapport komen.


Ik hoop u met deze brief voldoende te hebben geïnformeerd en zie ernaar uit om hierover met u tijdens het Algemeen Overleg op 2 juni a.s. van gedachten te wisselen.

Hoogachtend,

de minister van Financiën,

mr. drs. J.C. de Jager