Beantwoording vragen lid Van Bommel over Europese steun aan de Surinaamse bananenproductie en licentiegelden betaald door Surinaamse producenten

Graag bieden wij u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Van Bommel over Europese steun aan de Surinaamse bananenproductie en licentiegelden betaald door Surinaamse producenten voor de export van bananen. Deze vragen werden ingezonden op 14 april 2008 met kenmerk 2070817320.

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Bert Koenders

De staatssecretaris voor Europese Zaken,

Frans Timmermans

Antwoorden van de heer Koenders, minister voor Ontwikkelingssamenwerking, en de heer Timmermans, staatssecretaris voor Europese Zaken, op vragen van het lid Van Bommel (SP) over Europese steun aan de Surinaamse bananensector en licentiegelden voor de export van bananen.

Vraag 1

Is het waar dat de miljoenenhulp die de EU van 2004 tot 2006 beschikbaar heeft gesteld aan de Surinaamse bananenindustrie in de vorm van licentiegeld vrijwel geheel is teruggevloeid naar de EU?

Antwoord

De hulp van de Europese Unie aan de Surinaamse bananenindustrie kwam voort uit een speciale begrotingslijn van de EU-begroting voor steun aan de bananensector in ACS-landen (Afrika, Caraïben en Stille Oceaan). De Europese Commissie heeft van 1999 tot 2007 voor in totaal ruim EUR 23 miljoen de Surinaamse bananenproductie ondersteund met als doel het verbeteren van de concurrentiepositie van de Surinaamse bananensector. In de periode 2004 – 2006 bedroeg deze steun EUR 6 miljoen.

Tot 1 januari 2006 bestond er voor de invoer van ACS-bananen in de Europese Unie een complex systeem van invoercontingenten in combinatie met invoerlicenties. De invoerlicenties werden aan handelaren toebedeeld op basis van historische invoerstromen en waren vervolgens vrij verhandelbaar. Houders van licenties waren private organisaties die bananen uit traditionele bananenproducerende ACS-landen in de EU importeerden. Landen als Kameroen, Ivoorkust, Jamaica en het gros van de eilanden in het Caraïbisch gebied hadden hun eigen organisaties in Europa opgericht om de bananen in te voeren.

Suriname had echter geen eigen organisatie in Europa om bananen in te voeren. Door het systeem waarin invoerlicenties aan handelaren werden toebedeeld op basis van historische invoerstromen was Suriname aangewezen op het overnemen van licenties.

Dit leidde tot hoge kosten. In de periode 2004 tot 2006 heeft Suriname naar schatting voor meer dan EUR 10 miljoen aan licenties moeten aanschaffen.

Mede op aandringen van Nederland zijn per 1 januari 2006 de invoercontingenten en het daarbij behorende systeem voor de invoerlicenties afgeschaft. Het regime is vervangen door een first-come-first-serve systeem dat binnen bepaalde quota tariefvrije toegang geeft voor traditionele bananen producerende ACS-landen op de Europese markt. Dit systeem is veel gunstiger voor Suriname en exportkosten zijn daardoor sterk verlaagd.

Vraag 2
Kunt u aangeven op welke wijze deze miljoenenhulp heeft bijgedragen aan herstel en ontwikkeling van de bananenindustrie in Suriname?

Antwoord

Onder het Special Framework of Assistance (SFA) voor de ondersteuning van de Surinaamse bananensector zijn de volgende investeringen gedaan:

  • Versterking van de organisatie op het gebied van marketing, personeelsbeleid, financiën, agronomie en logistiek;
  • Aanschaf en planten van 4 miljoen bananenbomen;
  • Aanleg van infrastructuur voor een totaal van 2.000 hectare: irrigatie- en drainagesystemen, kabelbanen, verpakkingslijnen en pakloodsen.

Bovenstaande hulp en investeringen hebben bijgedragen aan herstel en ontwi kkeling van de bananenindustrie in Suriname. Sinds de sluiting van staatsbedrijf Surland in 2002 en de herstart van de bananenproductie onder leiding van Stichting Behoud Bananensector Suriname (SBBS) is er sprake van een opwaartse lijn. Sinds 2007 maakt de SBBS weer winst. In 2007 zijn de productiviteit en het export volume ten opzichte van 2001 verdubbeld. SBBS heeft ruim 2.100 werknemers direct in dienst, waardoor het na de overheid de grootste werkgever is. In 2007 exporteerde SBBS meer dan 55.000 ton met een totale export waarde van meer dan USD 40 miljoen. Daarnaast levert de sector werkgelegenheid op voor locale leveranciers en dienstverleners.

Vraag 3
Bent u van mening dat deze miljoenenhulp effectief is geweest in het bereiken van de daarvoor gestelde doelen?

Antwoord

De doelstelling van het Europese beleid was het verbeteren van de concurrentiepositie van de ACS-bananenproductie en/of het steunen van diversificatie waar het verbeteren van de concurrentiepositie niet duurzaam is. Meerdere studies hebben aangetoond dat de omstandigheden in Suriname voor bananenproductie zeer gunstig zijn vanwege o.a. het klimaat, de grondsoort en de geografische ligging.

De resultaten van de samenwerking, zoals omschreven onder het antwoord op vraag 2, tonen aan dat het concurrentiepositie van Suriname is verbeterd nu ongeveer 70% van het programma van de Europese Commissie voor de Surinaamse bananensector is geïmplementeerd. Momenteel is Suriname een van de meest concurrerende bananenproducerende landen binnen het Caraïbisch gebied. Dit is een opmerkelijke prestatie, ook gezien het feit dat de productie in 2002 voor een jaar helemaal stopgezet was.

Vraag 4
Is het waar dat aan de hulp aan de Surinaamse bananenindustrie de eis is gekoppeld dat wordt gewerkt aan privatisering van de sector?

Antwoord

De Surinaamse bananenproducent, het staatsbedrijf Surland, moest op 4 april 2002 de deuren sluiten wegens jarenlange slechte bedrijfsresultaten (hoge kosten, lage productiviteit). Om de sector nieuw leven in te blazen is het strategisch plan voor de bananensector in 2002 herzien door de betrokken Surinaamse ministeries, consultants en de Europese Commissie. Privatisering van de bananenproductie is onderdeel van deze herziene strategie. Dit om de duurzaamheid van de sector te garanderen.

In oktober 2002 is SBBS opgericht om de herstructurering van de sector te beheren. Deze organisatie heeft het mandaat van de Surinaamse ministerraad gekregen om de privatisering voor te bereiden en te implementeren. Dit mandaat is in lijn met het Surinaamse overheidsbeleid om staatsbedrijven te privatiseren zoals weergegeven in het meerjaren ontwikkelingsplan 2006-2011 (MOP).

In 2006 is er een stap gezet in de richting van privatisering middels een management contract met Katope/Agrisol. Onder dit public-private partnership levert Katope/Agrisol het werkkapitaal en het topmanagement (managing director en deputy managing director). In ruil hiervoor ontvangt Katope/Agrisol een percentage van de marktprijs van de op de Europese markt af te zetten bananen.

Volledige privatisering is in verregaande voorbereiding en ligt in de handen van SBBS en het ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij (LVV). Nu er door het afsluiten van een Economic Partnership Agreement (EPA) duidelijkheid is over de toekomst van de handel tussen de EU en CARIFORUM (met volledig vrije markttoegang voor bananen) zijn de vooruitzichten voor snelle privatisering gunstig.

Vraag 5

Zijn er naast Suriname andere landen waar de EU de ontwikkeling van de bananensector steunt en waar dezelfde problemen zich voordoen met licentiegeld voor levering aan de EU? Zo ja, welke landen zijn dat?

Antwoord

De Europese Commissie steunt het verbeteren van de concurrentiepositie van de bananensector, of indien nodig diversificatie naar andere sectoren, van de volgende landen onder het zogenaamde Special Framework of Assistance (SFA) programma: Belize, Kameroen, Kaapverdië, Ivoorkust, de Dominicaanse republiek, Grenada, Jamaica, Madagaskar, Somalië, Saint Lucia en Saint Vincent. Voor deze landen golden in de periode 2004-2006 veelal minder problemen met licentiegelden vanwege de onder antwoord 1 genoemde redenen.