Beantwoording vragen van de leden Van der Staaij en Voordewind over de toenemende druk van de Jordaanse autoriteiten op de christelijke minderheid

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Van der Staaij en Voordewind over de toenemende druk van de Jordaanse autoriteiten op de christelijke minderheid. Deze vragen werden ingezonden op 4 maart 2008 met kenmerk 2070813370.

De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen

Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van de leden Van der Staaij (SGP) en Voordewind (ChristenUnie) over de toenemende druk van de Jordaanse autoriteiten op de christelijke minderheid.

Vraag 1
Herinnert u zich dat u – in reactie op schriftelijke vragen van de leden Van der Staaij, Van Baalen en Voordewind over de toenemende druk op de christelijke minderheid – heeft gesteld dat Jordanië zich niet minder tolerant zou hebben opgesteld tegenover de christelijke minderheid? 1

Vraag 2
Heeft u kennisgenomen van het recente rapport van ‘Compass Direct’ waarin aan de hand van een reeks gebeurtenissen wordt gesteld dat Jordanië doorgaat met het uitzetten van christenen? 2Wat is uw reactie op dit rapport? Geeft dit rapport aanleiding tot het bijstellen van uw mening over de tolerantie van de Jordaanse autoriteiten tegenover de christelijke minderheid?

Antwoord
Ik heb kennisgenomen van het rapport. Zoals gesteld in de antwoorden op hogergenoemde schriftelijke vragen is uit contacten in Jordanië niet gebleken dat de algemene tolerantie jegens Jordaanse christenen en kerken zou verminderen. De conclusies van het rapport geven mij geen aanleiding om van deze zienswijze af te wijken.

Vraag 3
Hoe beoordeelt u – in het licht van de eerder door u gegeven antwoorden – dat de Jordaanse autoriteiten (onder meer de minister van Buitenlandse zaken van Jordanië) medio februari jl. zelf voor het eerst officieel zouden hebben erkend, dat ze buitenlandse evangelisten het land hebben uitgezet?

Vraag 4
Hoe beoordeelt u de stelling van het genoemde rapport, dat de tolerantie richting de christelijke minderheid slechts betrekking heeft op de gevestigde kerken, maar dat de zogenaamde vrije kerken daarentegen steeds harder worden aangepakt?

Vraag 5
Bent u, mede op basis van het door Compass Direct opgestelde rapport, alsnog bereid om deze kwestie bij de Jordaanse autoriteiten of internationaal aan de orde te stellen?

Antwoord
Zoals uit het genoemde rapport blijkt, is er sprake van bijzondere aandacht van de Jordaanse autoriteiten voor niet-traditioneel Jordaanse christelijke kerken vanwege hun bekeringsactiviteiten. De Jordaanse autoriteiten treden op tegen evangeliseringsactiviteiten om, naar eigen zeggen, de rust en stabiliteit binnen en tussen geloofsgemeenschappen in het land te bewaren. De Nederlandse zorgen hierover zijn aan de Jordaanse autoriteiten kenbaar gemaakt. De Jordaanse autoriteiten hebben gesteld dat uitzetting van buitenlandse evangelisten incidentele gevallen betrof. De regering zal bilateraal en in EU-verband de verdere ontwikkelingen ter zake nauwlettend volgen en hierover in contact blijven met de Jordaanse autoriteiten. In dit verband zal ik nader onderzoek laten verrichten naar de vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing in Jordanië, inclusief het recht om afstand te doen van een geloof, en zonodig mijn zorgen andermaal aan de autoriteiten overbrengen. Zoals verwoord in de mensenrechtenstrategie ben ik van mening dat het recht op geloofsafstand dient te worden gewaarborgd en dat uit naam van religie geen beperkingen mogen worden opgelegd aan de mensenrechten.

Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Van der Staaij (SGP), Van Baalen (VVD) en Voordewind (ChristenUnie), ingezonden 1 februari 2008 (vraagnummer 2070810240).

1: Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2007-2008, nr. 1432
2: http://www.compassdirect.org/en/display.php?page=news⟨=en ≤ngth=long&idelemet=5259