Beantwoording vragen van het lid Van Bommel over een Turkse invasie in Noord-Irak

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Van Bommel over een Turkse invasie in Noord-Irak. Deze vragen werden ingezonden op 26 februari 2008 met kenmerk 2070812780.

De minister van Buitenlandse Zaken,

Drs. M.J.M. Verhagen

Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van het lid Van Bommel (SP) over een Turkse invasie in Noord-Irak.

Vraag 1

Deelt u de mening dat de invasie van de Turkse landstrijdkrachten in het noorden van Irak die op donderdag 21 februari en vrijdag 22 februari is begonnen, moet worden afgekeurd? Zo neen, waarom niet?

Antwoord op vraag 1, 5, 6 en 7

Reeds enkele maanden trachtten de Turkse strijdkrachten een einde te maken aan aanhoudende terreurdaden vanuit Noord-Irak door PKK-strijders. Volgens officiële Turkse woordvoering begon op 21 februari jl. een in tijd beperkt grondoffensief tegen de PKK, voorafgegaan en ondersteund door luchtaanvallen.

Het is primair de plicht van de Iraakse regering om ervoor zorg te dragen dat vanaf haar grondgebied geen terroristische aanslagen worden gepleegd. Nu echter blijkt, dat Irak bij voortduring niet in staat is deze effectief tegen te gaan, heeft Turkije het recht zich met militaire middelen te verdedigen tegen dergelijke aanslagen. Het is echter van belang dat deze militaire acties tegen de PKK in Noord-Irak proportioneel zijn. Naar het zich laat aanzien lijkt Turkije zich inderdaad te beperken tot specifieke acties op de PKK-doelen in de grensstreek in Noord-Irak.

Voor het probleem met de PKK dienen de Turkse, Iraakse en Amerikaanse regeringen langs diplomatieke weg een gezamenlijke oplossing te vinden. Uitsluitend militaire middelen zullen niet toereikend zijn om de terroristische PKK effectief te kunnen bestrijden. Er zal ook moeten worden gewerkt aan verbetering van de sociale en economische situatie in Zuid-Oost Turkije. Nederland heeft de Turkse regering hier in het verleden reeds meerdere malen op gewezen. Het is voorts wenselijk dat de huidige militaire acties van Turkije inderdaad van beperkte duur zullen zijn, zoals Turkije eerder heeft aangekondigd.

De Iraakse regering heeft Turkije inmiddels opgeroepen om de militaire interventie te beëindigen. Iedere militaire actie herbergt een risico van onvoorziene en ongewenste ontwikkelingen. Ook bij de huidige Turkse operatie in Noord-Irak zouden dergelijke ontwikkelingen de relatie van Turkije met Irak verder onder druk kunnen zetten. Mede om die reden is het van belang dat de Turkse regering in nauw overleg blijft met de Iraakse regering en andere betrokken autoriteiten.

Vraag 2

Deelt u de mening dat de inval niet overeenkomstig het internationale recht is? Zo neen, waarom?

Antwoord

Op grond van de thans beschikbare gegevens lijkt verdedigbaar dat de Turkse militaire acties niet strijdig zijn met internationaal recht. Daarbij gaat het vooral om de vraag of Turkije in overeenstemming heeft gehandeld met het in artikel 51 van het VN-Handvest neergelegde recht op zelfverdediging. Aangezien vaststaat dat vanuit Irak Koerdische aanvallen hebben plaatsgevonden op Turks grondgebied, en aangezien de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties nog geen maatregelen heeft genomen tegen deze aanvallen, kan Turkije zich beroepen op het recht op zelfverdediging. Een belangrijke voorwaarde is daarbij onder meer wel dat deze maatregelen in overeenstemming zijn met de eisen van noodzakelijkheid en proportionaliteit.

Vraag 3

Heeft de Turkse regering u en andere NAVO-bondgenoten op de hoogte gebracht van de plannen om Irak binnen te vallen? Zo ja, wat was uw reactie?

Antwoord

De Turkse regering heeft de Nederlandse regering niet op de hoogte gebracht van de plannen om de militaire operatie in Noord-Irak uit te voeren die donderdag 21 februari van start is gegaan.

Een woordvoerder van de Amerikaanse Witte Huis heeft vrijdag 22 februari aangegeven dat de VS enige tijd voorafgaand aan de militaire operatie door Turkije werd geïnformeerd. Het is mij niet bekend of andere NAVO-bondgenoten vooraf zijn geïnformeerd door de Turkse regering.

Vraag 4

Is u bekend of de centrale regering van Irak om toestemming of medewerking is gevraagd over de inval of indien dat niet het geval was, is ingelicht over doel, tijdstip en duur van de inval?

Antwoord

De Turkse premier Erdogan en de Turkse President Gül hebben donderdag 21 februari kort voorafgaand dan wel kort na de start van de militaire operatie de Iraakse president Talibani respectievelijk premier Al-Maliki op de hoogte gesteld van de militaire operatie.

Vraag 5

Is u duidelijk gemaakt of inmiddels geworden wat de “te bereiken doelen” zijn die de Turkse regering wenst te bereiken met deze invasie? Acht u het mogelijk dat het heel lang kan duren voordat deze doelen zijn bereikt?

Antwoord

Zie antwoord onder vraag 1.

Vraag 6

Deelt u de mening dat deze invasie de politieke problemen in, en met Irak vergroot? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

Zie antwoord onder vraag 1.

Vraag 7

Deelt u de mening dat politieke geschillen met zowel de Iraakse regering als met de Koerdische bevolkingsgroep in Turkije niet met militaire middelen mogen worden opgelost? Op welke manier wenst u daaraan bij te dragen?

Antwoord

Zie antwoord onder vraag 1.

Vraag 8

Bent u bereid de Turkse ambassadeur te ontbieden teneinde een protest over te brengen tegen de invasie? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

Ik zie, mede in het licht van bovenstaande antwoorden, op dit moment geen aanleiding om de Turkse ambassadeur te ontbieden.

Vraag 9

Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór het Algemeen Overleg over de RAZEB van 6 maart 2008?

Antwoord

Ja.