Toespraak staatssecretaris Bijleveld politiek 2.0 & bestuur 2.0

Ik wil graag met u een paar punten aansnijden die te maken hebben met de veranderingen bij het openbaar bestuur door de verspreiding van de elektronica. Welke invloed heeft het zogenaamde E-government? Ik wil ook met u kijken naar de verandering die het internet betekent voor de verhouding tussen burgers en de overheid.
En misschien heb ik aan het eind nog tijd voor een vraag aan u.

Ik moet trouwens beginnen met de opmerking dat het een eer is om hier te zijn uitgenodigd als staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties – ik ga ook over de Antillen, maar daar hebben we het nu niet over.

Maar het was wel een beetje verrassend. Een college over verandering en innovatie. Dan denk je toch niet in de eerste plaats aan de overheid. Het huis van Thorbecke, de architect van ons staatsbestel, staat immers nog steeds recht overeind. Het is een typisch 19e eeuws patriciershuis, solide en onverzettelijk. Er is in de loop der tijd wel centrale verwarming aangelegd en er zijn zelfs een paar zonnepanelen op het dak gezet. Verder zijn er wat kamers opgedeeld, maar het is nog steeds het huis van een oude notaris. Er zijn dan ook heel wat jonge architecten en snelle makelaars die niets liever zouden willen dan de boel opdelen en van de hand doen. Ik zelf ben daar geen voorstander van. Ik denk dat we niet moeten beginnen bij hoe we de boel kunnen verbouwen, maar bij wat de bewoners nodig hebben. Ik houd van veranderingen als ze nodig zijn, niet alleen omdat ze kunnen.

Schumpeter heeft in Capitalism, Socialism and Democracy de “creatieve destructie” als kenmerk van de vooruitgang geponeerd.
De noodzaak dat structuren en organisaties verdwijnen om voor daadwerkelijke veranderingen – verbeteringen bedoelt hij eigenlijk – plaats te maken. Vergelijk de CD die verdwijnt voor de MP3 en de Polaroid die plaats maakt voor het fotograferend mobieltje. Wat daarbij vergeten wordt is dat veel nieuwigheden het nooit gehaald hebben. Daar bleek het oude de voorkeur te houden. Er is - met andere woorden - in het veranderingsdenken te weinig aandacht voor de constanten. De bewondering voor de techniek overheerst vaak het dóel van de techniek. Ik kom daar straks nog op terug.

Dat neemt niet weg dat er - ook bij de overheid – veel verandert en dan kom ik vanzelf terecht bij de elektronische overheid en de elektronische dienstverlening door de overheid. In 1998 kwam Roger van Boxtel met het Actieplan Elektronische Overheid. Dat was de tijd dat we spraken over “de elektronische snelweg” en Cyberspace; misschien weet u dat nog. Het was ook de tijd dat de overheid ging nadenken over het gebruik van elektronica. En dat heeft er toe geleid dat in het afgelopen decennium de overheid inderdaad veranderd is in een elektronische overheid.

Dat ging gelijk op met de groei van het aantal internetgebruikers dat enorm was. In 1995 maar 0,4 % van wereldbevolking; in 2009 al 26% van wereldbevolking. Als je daar even bij stilstaan is het eigenlijk verbijsterend. In Nederland heeft 90% van de huishoudens een internetaansluiting en 77% daarvan heeft breedband internet.

Die groei leidde tot een door de technologie gedreven ontwikkeling. Eerst stond ICT centraal: wat bestaat er en wat kunnen we er mee doen? Iedereen struikelde over elkaar met weer wat anders en dat was ook heel opwindend en leuk natuurlijk. Maar gaandeweg – en gelukkig - is men ICT vooral als middel gaan zien. En dat is waar ik mij als staatssecretaris de afgelopen jaren voor heb ingezet. De elektronische overheid moet zich verder ontwikkelen om daarmee een merkbaar betere publieke dienstverlening te leveren waarbij de mogelijkheden ook worden gebruikt om de regeldruk te verminderen.

Toen ik begon als staatssecretaris heb ik de 10 grootste knelpunten van burgers bij publieke dienstverlening geïdentificeerd. Het ging om bijvoorbeeld onbegrijpelijk taalgebruik, maar ook om openingstijden en steeds maar weer dezelfde formulieren moeten invullen. Sterker nog, soms moesten mensen zelf als postbode tussen verschillende overheiddiensten optreden. Dat soort ergernissen hebben we drastisch teruggedrongen. Vanzelfsprekend vergeten mensen heel snel dat iets beter gaat dan vroeger – dat is het treurig lot van overheidsdienaren – dus moeten de overheden – en vooral de gemeenten – blijven werken aan verbetering van de dienstverlening en daarbij is ICT een onmisbaar middel. Maar er is veel gebeurd en er gebeurt nog steeds veel.

Wat we zien – ook bij de overheid – is de belangrijke omslag van technologie gedreven vooruitgang naar gebruiker georiënteerde verandering. De afgelopen jaren heeft het internet zich ontwikkeld tot een sociale beweging. Stond op het internet eerst informatie en technologie centraal, tegenwoordig zijn dat de gebruikers. Sinds 2005 zien we een nieuwe generatie internet. Van een internet-versie 1.0 naar een internet-versie 2.0: kenmerk: de gebruiker staat centraal.

De gebruiker produceert zelf - denk aan youtube - en legt zelf eigen verbindingen hyves, linkedin. Kortom: de gebruiker is geëmancipeerd en heeft de technologie getemd. Dat is ook te zien in recent onderzoek van onderzoeksbureau Forrester uit 2009:steeds meer mensen nemen een actieve rol aan op het internet. Mensen zijn niet langer toeschouwer, maar handelen als ontwikkelaar; ze dragen bij aan discussies en ontwikkelen nieuwe ideeën, of geven advies.

Nederland loopt hierin – naast de Verenigde Staten – zelfs voorop, met jonge generaties als aanjagers. Tot 34 jaar is ruim 30% van internetters echt actief. De overheid ondervindt de gevolgen van deze ontwikkeling aan den lijve. Ik geef u drie voorbeelden: het scholierenprotest rond de 1040-lesuren norm; de mystificaties rond de baarmoederhalskanker en het getwitter van minister De Jager.

Eind 2007 stelde de overheid dat scholen minimaal 1040 uur per jaar les moesten geven, terwijl scholen daar vaak geen kwalitatieve invulling aan konden geven. Begin 2008 leidde dat tot veel protest van scholieren; eerst via de gebruikelijke kanalen zoals het LAKS: het landelijke actiecomité. Maar toen ontstond er beweging via het internet; onzichtbaar voor de overheid. De grootschalige protesten waren een grote verrassing voor de overheid. Op veel plaatsen was de politie niet voorbereid en werd zij overrompeld.

Het tweede voorbeeld is de inentingscampagne voor meisjes van 12 waarmee de overheid in begin 2009 startte. Een verstandige actie waarvoor je veel steun zou mogen verwachten. Maar nee. Met name op het internet ontstond een grote tegen-campagne. Sceptici wisten met twijfelachtige informatie op internetfora veel twijfel te zaaien. De overheid was hier niet op voorbereid en kon geen passende reactie geven. Het gevolg was: tegenvallende opkomst bij vaccinatie.

En dan de twitter-activiteiten van minister De Jager van Financiën. Van mijn eigen partij. In maart dit jaar woonde De Jager een vergadering bij in Brussel over de eurocrisis; De Jager twitterde over het kabinetsbeleid, maar speculeerde ook over mogelijke gevolgen van de crisis voor Nederlandse banken. Dat werd snel opgepikt door de media en leidden tot onrust. Zijn voorlichters waren verrast en dus niet voorbereid. De vraag rees, is het de mening van het Kabinet of een eigen opinie van De Jager?

Dit waren wekkers die afgingen en die ons er op wezen dat we het echt beter moesten aanpakken. En niet alleen – ik wil dat benadrukken – om geen risico’s te lopen of fouten te vermijden. Maar meer nog – in positieve zin - omdat er kansen blijven liggen die we hadden kunnen benutten. Want er liggen grote kansen.

Mag ik het voorbeeld noemen van de aardbeving in Haïti? De infrastructuur daar – toch al niet best – was verdwenen en dat maakte de hulpverlening vreselijk moeilijk. Maar door het sociale web en het internet konden foto’s en satellietbeelden snel geanalyseerd worden en gebruikt bij de hulpverlening. In korte tijd werden kaarten gemaakt waarmee levens zijn gered; Een mooi voorbeeld van co-creatie en crowdsourcing in de semi-publieke sector. Zonder internet en samenwerking zou dit weken hebben geduurd.

Een ander voorbeeld is de herstructurering van het Amerikaanse Patentbureau: USPTO; de organisatie voor het registreren en onderzoeken van patentaanvragen. Eind 2007 was daar een achterstand van 700.000 aanvragen. Elke aanvraag kostte te veel tijd om te onderzoeken, met te weinig mensen. In 2007 is men gaan reorganiseren met behulp van de ‘wisdom of the crowds’ een term van James Surowiecki. In het zogenaamde ‘Peer-to-Patent Project’ worden aanvragen beoordeeld door de mensen die er het meest van weten. Die mensen - vaak wetenschappers - vormen een gemeenschap. De achterstand van patentaanvragen is met deze aanpak nu, in 2010 weggewerkt. Zo zijn veel kosten en ook veel rechtzaken voorkomen.

Ook in Nederland moet de overheid gebruik maken van deze kansen.
Ik heb zelf in 2008 de eerste stappen gezet naar een overheid 2.0: een overheid die de tweede generatie internet effectief weet in te zetten;
Zo heb ik geëxperimenteerd met crowdsourcing: inzet van de wijsheid van de massa. In 2008 en 2009 heb ik twee prijsvragen gelanceerd voor goede ideeën voor de overheid om nieuwe technologie effectief in te zetten met als doel de dienstverlening te verbeteren. De samenleving – dat was het uitgangspunt - weet meer dan de ambtenaren van BZK. Het was een groot succes: meer dan 100 deelnemers met 100 ideeën; goede ideeën met wervende namen als: ‘hulpbijditformulier.nl’, ‘jijendeoverheid’ en ‘de overheid maakt het mogelijk’. In 2009 zijn drie initiatiefnemers met de ideeën aan de slag gegaan en dat heeft in 2010 drie werkende dienstverleningsconcepten opgeleverd; ideeën waarmee gemeenten dienstverlening kunnen verbeteren.

We hebben ook een internetplatform gerealiseerd: www.overheid20.nl waarmee de gemeenten gratis, veilig en laagdrempelig kennis kunnen maken met het sociale web. Ik weet ook wel dat dit de kleine stappen zijn van een overheid in transitie. Het zijn experimenten en de grote stappen moeten nog gezet worden. En die zullen veel energie vragen. Maar het beweegt. Dat over dienstverlening, maar wat gebeurt er in de politiek; is er een ook politiek 2.0? Ja dat denk ik wel.

Ik heb dit jaar uiteraard met argusogen de Gemeenteraad en 2e Kamer verkiezingen in Nederland gevolgd. Dat had niet alleen te maken met mijn politieke overtuiging of mijn positie op de CDA lijst.
Ik was ook nieuwsgierig of en hoe de kansen van het sociale web werden benut; Veel politici schreven weblogs en gebruikten Twitter. Meer dan de helft van alle kandidaat-kamerleden was actief op Twitter. Dat zegt niks over wat ze te vertellen hebben, maar het wordt een belangrijk medium. En voor u er naar vraagt: nee ik twitter niet. Het account op mijn naam wordt door mijn directie communicatie beheerd.

Zoals bekend twitteren mijn collega’s: Verhagen - met 34000 volgers - en De Jager met 6500 volgers – wel. Daar staat tegenover dat - volgens het Center for Politics and Communication van de Universiteit van Amsterdam - maar 4% van de Nederlanders Twitter berichten van politici blijkt te lezen. Dat is overigens dan weer wel het dubbele van de twee % Nederlanders die lid is van een politieke partij.

Dames en heren Politiek 2.0 is politiek die contact zoekt met de burgers, met de mensen die het eigenlijk voor het zeggen zouden moeten hebben, en dan heb je meteen het belangrijkste punt te pakken voor politiek 2.0. Politiek 2.0 moet de burger, degene met wie wordt gesproken, zeer serieus nemen. Mensen moeten mérken dat er naar hun geluisterd wordt. Het is bijna nog verleidelijker net te doen alsóf je luistert naar mensen via de nieuwe media, dan vroeger niet echt te luisteren naar meningen op inspraakavonden. Maar dat zou een grote fout zijn, omdat we midden in een omwenteling zitten.

De overheid is niet langer de baas. De burger is een kritische consument en wil de best haalbare dienstverlening. Maar de burgers willen meer. Ze willen hun positie als bestuurder terug. Ik zal me onthouden van een betoog over enerzijds burgers die alles van de overheid willen krijgen en daarom ontevreden zijn en anderzijds de burgers die ontevreden zijn omdat er niet naar hen geluisterd wordt. Het is wel een interessant thema maar het voert nu te ver. Maar de burgers die ontevreden zijn omdat er niet naar hen geluisterd wordt groeit, omdat de burger de mogelijkheden heeft om haar of zijn mening te laten klinken. De potentiële partner van die burger is: de overheid 2.0

Zoals gezegd: de eerste stappen voor een overheid 2.0 heb ik reeds gezet in 2008; De eerste experimenten zijn uitgevoerd – de eerste lessen zijn geleerd. Wat duidelijk is, is dat de volgende stappen meer energie zullen kosten; maar meer ingrijpende stappen zijn noodzakelijk. Met andere woorden; als de overheid deel wil zijn van de maatschappelijke ontwikkelingen en opgewassen wil zijn tegen de uitdagingen, dan zal zij moeten veranderen.

Een overheid niet boven, maar als deel van de samenleving moet burgers en bedrijven daadwerkelijk in staat stellen deel te nemen aan de besluitvorming – participatie. Die overheid moet open zijn over welke besluiten waar en waarom worden genomen – transparantie. En de overheid moet duidelijk zijn over wat zij wel doet en wat niet; wat zij overlaat aan anderen, duidelijk zijn over de taakverdeling en samenwerking. Dat is een ‘open overheid’ à la de ‘Open Government’ van Obama.

Zonder de participatie, de transparantie en samenwerking-taakverdeling zal de overheid 2.0 een kreet blijven. Dan zullen burgers en bedrijven geen kans krijgen om mee te praten en te denken en blijft de overheid angstvallig haar eigen domein bewaken. Dan zullen goede ideeën uit de samenleving stuklopen op een overheid die niet luistert, en zullen burgers de overheid blijven beschouwen als een ivoren toren, die wel de aandacht trekt maar uiteindelijk geen verschil maakt. Maar als we het wel weten te combineren, dan hebben we een loterij met maar één lot en een superjackpot .

Ik kom tot een conclusie.

Ik mag constateren dat de elektronica de overheid in staat heeft gesteld om reuzenstappen te zetten naar een betere dienstverlening, waarbij de inwoners de toon zetten en de maat bepalen.

Ik zie ook veelbelovende mogelijkheden voor een nieuwe verhouding tussen burgers en overheid. Die nieuwe verhouding kan ontstaan doordat er gebuik wordt gemaakt van de mogelijkheden van de elektronica.

Maar belangrijker dan de techniek is de bereidheid van overheid en bestuurders om te erkennen dat de burgers van het land; de inwoners van de gemeente de feitelijke bestuurders moeten zijn. Techniek en organisatiestructuren volgen dan vanzelf. Dat is politiek 2.0 .