Aanpak discriminatie vraagt blijvende aandacht en inspanning

Discriminatie-ervaringen in 2009 zijn licht gedaald ten opzichte van 2005. Onder Marokkaanse, Turkse, Antilliaanse en Surinaamse Nederlanders is in 2009 gemiddeld 6 procent minder discriminatie ervaren dan in 2005.

Op de terreinen woonomgeving, huisvesting en internet is het aantal meldingen in 2008 marginaal hoger dan in 2005. Het aantal gevallen van geweld gericht tegen moslims was in 2008 volgens de politie hoger dan in 2005. Niet-westerse migranten hebben minder kans op de arbeidsmarkt. Als de economie verslechtert, neemt de kans op werk voor een migrant af.

Dit blijkt uit de Monitor Rassendiscriminatie 2009 (pdf) en de Discriminatiemonitor niet-westerse migranten op de arbeidsmarkt 2010 (pdf) die de ministers Van Middelkoop voor Wonen, Wijken en Integratie en Donner van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 1 juli 2010 naar de Tweede Kamer hebben gestuurd.

De bewindslieden schrijven in hun reactie dat de aanpak van discriminatie een maatschappelijke opgave is die blijvend om aandacht vraagt. De bestrijding van discriminatie vergt een brede inspanning van alle betrokken partijen.

Monitor Rassendiscriminatie over de periode 2005 – 2009

De monitor bestaat uit de resultaten van een survey-onderzoek naar discriminatie-ervaringen onder de Nederlandse bevolking, uit literatuuronderzoek en inventarisatie van klachten en meldingen die zijn binnengekomen bij antidiscriminatievoorzieningen, de Commissie Gelijke Behandeling, de politie en het Openbaar Ministerie.

Een belangrijke uitkomst is de geringe bereidheid om gevallen van rassendiscriminatie te melden bij de daarvoor bestemde instanties. In 2009 blijkt dat gemiddeld 74 procent van de Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse respondenten wel rassendiscriminatie ervaren, maar geen enkel incident hadden gemeld. De belangrijkste reden is dat mensen denken dat het geen zin heeft om te melden. Ook is eenderde niet op de hoogte dat er aangifte van rassendiscriminatie kan worden gedaan bij de politie.

Discriminatiemonitor niet-westerse migranten op de arbeidsmarkt

Deze monitor bestaat uit kwantitatieve analyses van bestaande (statistische) gegevens en interviews met werkgevers, niet-westerse migranten en intermediairs zoals professionals van UWV werkbedrijf, uitzendbureaus en re-integratiebureaus. Verder zijn er testbrieven verstuurd aan werkgevers om te onderzoeken of werkgevers een autochtone sollicitant sneller uitnodigen voor een gesprek dan een allochtone sollicitant.

Opvallende uitkomsten zijn:

  • Werkgevers hebben vaak stereotype beelden van allochtonen. Dit werkt niet altijd negatief uit: er zijn ook werkgevers die welbewust niet-westerse allochtonen aannemen. Zo krijgen zij een divers arbeidsbestand. 
  • Niet-westerse allochtonen hebben minder kans op de arbeidsmarkt dan autochtonen doordat zij vaak minder opleidingen afmaken en vaker van werk veranderen. Ook etnische en religieuze aspecten spelen een rol, zoals het minder beheersen van de taal en het dragen van een hoofddoek. 
  • Autochtone Nederlandse sollicitanten hebben gemiddeld 44 procent kans op een uitnodiging voor een sollicitatiegesprek. Vergelijkbare niet-westerse migranten hebben gemiddeld 37 procent kans op een gesprek.

Verspreiding resultaten

De uitkomsten van de discriminatiemonitoren gaan onder andere naar gemeenten, antidiscriminatiebureaus, de Commissie Gelijke Behandeling, Art.1, migrantenorganisaties en sociale partners. Het is aan het nieuwe kabinet om, op basis van de monitors, conclusies te trekken voor toekomstig beleid.