"Het meste heb wi had, maar ‘t minste komt nog"

Toespraak van minister De Jager bij het VNO-NCW Noord Ondernemersgala in Groningen over de economische crisis en ondernemerschap, en de uitdagingen waarvoor we staan.

Dames en heren,

Het scheelde niet veel of ik had hier vorig jaar al gestaan. Het zag er toen heel even naar uit, dat ik minister Donner zou vervangen. Maar uiteindelijk kwam hij toch. Nu is het dan zover, en ik ben blij dat de organisatie opnieuw aan mij gedacht heeft.

Ik heb minister Donner’s toespraak van vorig jaar nog eens gelezen. Die zijn altijd zeer de moeite waard.

In de opening van zijn verhaal vertelde hij hoe hij door VNO gelokt werd om de uitnodiging te aanvaarden met het vooruitzicht dat er duizend mensen zouden komen.

Maar dan zegt Donner: “Duizend ondernemers om mij te horen: u begrijpt mijn gevoel van eigenwaarde kon niet op. Maar toen het leek dat Jan Kees de Jager in mijn plaats zou spreken, kwamen er nog steeds duizend. U komt hier dus niet voor mij, u komt voor iedereen!”

Nu zou het misverstand zou kunnen ontstaan, dat ik ‘iedereen’ ben. Hier moet ik toch iets over opmerken.

Normaal gesproken neem ik de woorden van minister Donner uiterst serieus. Ik ken hem als een zeer bedachtzaam mens. Maar hier is hij in zijn enthousiasme waarschijnlijk toch te snel tot een conclusie gekomen.

U moet namelijk weten: ik ben met exact dezelfde belofte benaderd. Duizend ondernemers.

Er is maar één conclusie mogelijk: dat u met zijn duizenden komt voor hetzij Piet Hein Donner, hetzij Jan Kees de Jager.

Of voor de artiesten natuurlijk... Ik weet eigenlijk niet wat er in hún uitnodiging heeft gestaan.

De artiesten zijn overigens heel toepasselijk voor het ondernemersjaar dat achter ons ligt.

Ik hoop dat u aan het eind van vandaag zich allemaal Boogie Knights zult voelen, die een swingend nieuw ondernemersjaar ingaan.

En de groep waar u nu op wacht - waarom u hoopt dat ik niet te lang van stof zal zijn, Zenga - staat garant voor een indrukwekkend schouwspel, waarnaar je niet alleen luistert en kijkt, maar dat je ook voelt.

De afgelopen jaren hebben we allemaal iets gevoeld. Alleen was dat wat mínder prettig. Dan heb ik het natuurlijk over de economische crisis. Als er één onderwerp centraal heeft gestaan tijdens mijn periode als staatssecretaris en daarna al minister, was het de crisis. Die crisis, die de zwaarste was sinds die van de jaren ’30.

We hebben banken moeten redden, de werkloosheid is gestegen en de overheidsfinanciën zijn in rap tempo verslechterd.

Ingrijpende, niet eerder vertoonde maatregelen hebben we genomen.

Het is echt zaak, en ik blijf er maar op hameren, dat onze overheidsfinanciën weer snel op orde komen. We geven nog steeds meer uit dan er binnenkomt. Het tekort dat zo ontstaat moet binnen afzienbare termijn weggewerkt worden. Het overheidstekort móet lager worden om ook richting de fragiele financiële markten vertrouwen op te wekken. Het was een boodschap die het laatste weekend van juni op de G20 in Toronto ook breeduit werd gedeeld. In mijn overleggen met de ministers van Financiën daar in Canada heb ik daarnaast gewezen op wetenschappelijk onderzoek dat bezuinigingen en economisch herstel hand in hand kunnen gaan. Het is namelijk echt een misverstand dat bezuinigingen steeds het economisch herstel schaden. De eensgezindheid op de top leidde ertoe dat we hebben afgesproken dat de tekorten in de meest ontwikkelde economieën in 2013 gehalveerd moeten zijn. Vanaf 2016 moeten landen hun schulden terugdringen. Een mooi resultaat.

Ook Nederland moet dus forse maatregelen nemen om binnen 5 jaar weer ongeveer begrotingsevenwicht te bereiken. Volgens experts van de Studiegroep begrotingsruimte is het verstandig om in 2015 bezuinigingen van structureel (dat betekent ieder jaar doorwerkend) ongeveer 18 miljard euro te realiseren.

Terwijl je bezig bent om de meest acute problemen op te lossen, moet je je analyse klaar hebben. Natuurlijk, we moesten dweilen, maar vooral is het zaak om de kraan daarbij niet open te laten staan.

Als je geld tekort hebt, moet je de tering naar de nering zetten, natuurlijk!

Maar nog beter is het, om geld te verdienen.

Dan is er in feite maar één medicijn. Het bevorderen van ondernemerschap. Want Nederland moet werken. De enige plaats waar succes vóór werk komt, is het woordenboek.

Ondernemers zijn de enigen die voor Nederland geld in het laatje brengen. Banen, innovatie, economische groei: het ontstaat dankzij u, ondernemers.

Nederland moet dus een nog betere plaats worden voor de ondernemer. Daar heb ik de hele kabinetsperiode pal voor gestaan, en dat blijf ik doen.

Wie er zin in heeft, kan eens op mijn website kijken. Daar vind je een pagina: de 100 maatregelen van De Jager. Ik noem er een paar:

  • De VPB voor MKB-ondernemers heb ik verlaagd tot 20%.
  • Ik heb deze kabinetsperiode de MKB-winstvrijstelling verhoogd naar 12%.
  • Het urencriterium voor de MKB-winstvrijstelling heb ik afgeschaft. Iedere hybride ondernemer en deeltijdondernemer heeft nu dus recht op de MKB-winstvrijstelling.
  • Overbodige en te ingewikkelde regels zijn verdwenen. De Eerstedagsmelding bijvoorbeeld – een instrument van wantrouwen – die is afgeschaft.
  • Elektronisch factureren is voor de belastingdienst geen enkel probleem meer. Bedrijven sturen elkaar jaarlijks zo’n 500 miljoen facturen om de BTW te kunnen verrekenen. Het volledig digitaal factureren levert het bedrijfsleven een besparing op van naar verwachting zo’n 600 miljoen euro per jaar.
  • Ik heb de Successiebelasting fors verlaagd, óók voor ondernemers. De bedrijfsopvolgingsregeling is sterk vereenvoudigd.
  • De WBSO is verruimd en de innovatiebox is ingevoerd. De innovatiebox is de opvolger van de octrooibox, die veel beperkter was. Die nieuwe innovatiebox is juist ook heel interessant voor het MKB. Het tarief voor de vennootschapsbelasting voor innovatieve activiteiten is verlaagd van 25,5% naar 5%, en toegankelijk gemaakt voor het mkb.
  • En de mogelijkheid voor ondernemers om per kwartaal in plaats van per maand BTW-aangifte te doen en af te dragen heb ik verlengd met een jaar tot eind 2011.

Dames en heren,

“Het meste heb wi had, maar ‘t minste komt nog”.

Dat geldt voor dit verhaal, maar het geldt ook voor de economie.

Vandaag, precies 43 jaar geleden, op 3 september 1967, schakelde men in Zweden over van links op rechts rijden. Een dag waarop men in Zweden in één keer radicaal het roer omgooide. Wat autorijden betreft.

Ook wij staan voor de keuze om een aantal fundamentele veranderingen door te voeren.

En deze tijden zijn ongekend spannend. De formatie slokt enorm veel van mijn tijd op, en dat is niet zomaar. Het komt er nu op aan om de wagen nu op koers te zetten naar een economisch betere toekomst. Intussen ben ik ook nog minister én staatssecretaris tegelijkertijd. Het is zo druk, dat ik bijna aan minister Donner moest vragen om mij te vervangen!

We vragen nu van iedereen om innovatief vermogen. Van mijzelf, van de overheid, van ondernemend Nederland.

Ik weet dat ik daarvoor in het Noorden aan het juiste adres ben. De Groningers waren immers de eersten die het belangrijkste ingrediënt in ons voedsel gingen verbouwen: de opkomst van de aardappel begon in 1640 vanuit hier.

We moeten alles op alles zetten om het voor u, ondernemers makkelijker te maken. Zodat u kunt blijven ondernemen en met succes.

Ik zal mij daarvoor blijven inspannen, in welke rol dan ook.