Amerika en Nederland, Nederland en het buitenland: inspiratie, visie en vasthoudendheid

"Een essentieel onderdeel van het diplomatieke vak is verbanden zien tussen verschillende werkterreinen, en daarop inspelen. De G20 is een goed voorbeeld hiervan.Maar denk niet dat moderne diplomatie alleen maar grote wereldpolitiek is. Het is vooral ook heel hard, en vooral heel creatief,de handen uit de mouwen steken. De boer op gaan, projecten uitvoeren. Nederlandse ondernemers koppelen aan Amerikaanse contacten, en andersom."

Gelegenheid: de opening van het academisch jaar van de Universiteit van Tilburg

SLECHTS HET GESPROKEN WOORD TELT

Rector Eijlander, mevrouw de Ambassadeur, excellenties, geacht bestuur, beste professoren en medewerkers, en bovenal: beste studenten. Het is voor mij een grote eer om hier te mogen zijn, bij jullie opening van het academisch jaar 2010-2011 te zijn. De meesten van jullie hebben ongetwijfeld genoten van een heerlijke zomervakantie; voor sommigen wellicht doorkruist door een vervelend hertentamen. En de onvergetelijke TIK-week ligt inmiddels ook weer achter jullie: ik weet dat het er op de Heuvel erg gezellig aan toe kan gaan. Wat jullie ook gedaan hebben, ik hoop dat jullie vandaag klaar zijn om vol inspiratie aan dit nieuwe academisch jaar te beginnen.

Inspiratie, dat is het thema dat ik heb meegekregen voor deze toespraak. En met dat thema kan ik als ambassadeur in de Verenigde Staten goed uit de voeten. Want als ergens ter wereld géén gebrek aan inspiratie is, dan is het wel in Amerika. Het land van de onbegrensde mogelijkheden, gebouwd op idealen. Het land van Abraham Lincoln, John F. Kennedy, Martin Luther King, die voor tientallen miljoenen mensen een bron van inspiratie vormden. Het land dat als eerste mensen op de maan zette, en dat het Internet groot maakte. En met een cultuur die nog altijd de wereld inspireert: ik durf te wedden dat jullie (Amerikaanse!) iPods voor minstens de helft zijn gevuld met Amerikaanse muziek.

Zoals jullie zojuist nog zagen: ook de huidige Amerikaanse president Barack Obama weet mensen te inspireren. Als charismatische, internationaal georiënteerde presidentskandidaat met een inspirerend levensverhaal bereikte hij met een boodschap van ‘hope’ en ‘change’ veel Amerikanen die voorheen weinig interesse hadden in politiek. Voor mij was het ongelofelijk spannend, als net aangetreden Ambassadeur, om die verkiezingen van heel nabij mee te maken. Ik weet zeker dat ook jullie meekeken op 4 november 2008: de hele wereld volgde de Amerikaanse verkiezingen op de voet, als nooit tevoren. Zijn inauguratie als 44e President van de Verenigde Staten werd dan ook als een historisch moment ervaren: door voor het eerst een niet-blanke president te kiezen, stapte Amerika eindelijk over de lange schaduw heen van slavernij en racisme. Zelfs de meest cynische en door de wol geverfde politieke commentatoren gaven toe tot tranen toe geroerd te zijn. En ik zal zelf nooit het beeld vergeten van die ene man, op een ijskoude dag in januari, op 20 meter afstand van de tribune op het Capitol waar ik zat, tegen de achtergrond van een zee van 1 miljoen mensen op de Mall.

Inmiddels zijn we anderhalf jaar verder, en zijn president Obama’s populariteitscijfers flink gedaald. De politieke en bestuurlijke werkelijkheid blijkt taai. Zoals oud-gouverneur van New York Mario Cuomo ooit zei: “candidates campaign in poetry but govern in prose”. Is de golf van inspiratie, die in de aanloop naar de verkiezingen door het land ging, uitgerold? Hoe gaat Obama om met de weerbarstige praktijk van regeren?

Ik wil mijn verhaal beginnen met een tussenstand van Obama’s presidentschap. Ondanks groeiende weerstand, blijft hij met een pragmatische aanpak vasthouden aan zijn uitgangspunten van binnenlandse vernieuwing en buitenlandse openheid. Vervolgens kom ik op de inspiratie die Nederland hieruit kan putten. Ik zal ingaan op de relevantie van de VS voor Nederland en de rol van moderne diplomatie in de VS.

Ik geef jullie alvast de conclusies: Eén.: Het is van groot belang voor Nederland dat we ons actief blijven opstellen in de wereld, want in een geglobaliseerde economie waarin de concurrentie steeds groter wordt, heeft Nederland het buitenland, en niet in de laatste plaats de grootste speler en grootste economie ter wereld, Amerika, hard nodig. En twéé.: om Nederland sterk in de wereld te laten staan is meer nodig dan alleen een visie; er moet ook gewoon, steeds maar weer, hard aan worden gewerkt. Naast inspiratie ook transpiratie! Een internationaal actieve overheid en een postennet in het buitenland zijn daarbij onmisbaar.

We weten allemaal dat Obama op zijn eerste werkdag op 20 januari 2009, een ‘intray from hell’ aantrof. De grootste economische crisis sinds de jaren ’30; twee oorlogen in Irak en Afghanistan; een begrotingstekort van 1,3 biljoen dollar - dat is meer dan twee keer het Bruto Nationaal Product van Nederland! - ; onbetaalbare gezondheidszorg; het wereldwijd hoogste energieverbruik per hoofd van de bevolking; een door Guantánamo en Abu Ghraib zwaar beschadigde reputatie in de wereld; en een fundamenteel gebrek aan vertrouwen bij de Amerikaanse bevolking in zowel de politieke elite in Washington als de economische elite op Wall Street. Zoals Dick Holbrooke, de huidige speciaal vertegenwoordiger voor Afghanistan, mij tijdens de Democratische Conferentie in Denver al zei: “the worst opening position since Lincoln”.

Over de uitdagingen en problemen die president Obama in zijn eerste anderhalf jaar is tegengekomen, is al heel veel geschreven en gezegd en er zijn vele colleges aan gewijd! Kortheidshalve wil ik deze samenvatten aan de hand van twee centrale dilemma’s:

Het eerste dilemma heeft te maken met de binnenlandse situatie. In najaar 2008 stond de VS aan de rand van de financieel-economische afgrond. Overheidsingrijpen werd vrijwel onvermijdelijk. Om verdere ineenstorting van de economie te voorkomen steunde Obama, nog tijdens de verkiezingscampagne, de voorstellen van president Bush om de banksector te redden. In januari 2009 was de VS nog steeds op de rand van de afgrond. Binnen enkele weken na zijn inauguratie als president volgde daarom een extra serie maatregelen, ditmaal gericht op directe stimulering van de economie, een pakket van 787 miljard dollar. De crisis werd inderdaad gestabiliseerd (hoewel de economen onder U vast van mening verschillen over de aard van het herstel: L of V of W vormig). Maar Obama zette in op meer dan stabilisatie: in zijn verkiezingscampagne had hij immers beloofd de fundamenten van de Amerikaanse economie te zullen verstevigen. Vanuit een diepe overtuiging dat zonder hervormingen Amerika de concurrentie met andere delen van de wereld zal verliezen. Daarom zette hij in op structurele veranderingen in de gezondheidszorg, regulering van de financiële markten, en een compleet nieuwe aanpak van energie en klimaatvraagstukken, inclusief “cap and trade”. Een nieuwe wet op de gezondheidszorg werd in januari 2010 aangenomen na een zware politieke strijd. De wet op financiële regulering kwam er in juli doorheen. Maar voor de energie- en klimaatwet moest Obama bakzeil halen: er zal geen ‘cap and trade’ wetgeving komen, maar hooguit maatregelen bedoeld om de Amerikaanse afhankelijkheid van energie-importen af te zwakken.

Zo ziet de veranderingsagenda van Obama er dus uit in de praktijk. “Change,” jazeker. Maar wel “change” die veel Amerikanen bij nader inzien te ver leek te gaan. “We wanted some change but not that much” hoorde ik het afgelopen jaar bij vele gesprekken. Waar komt die weerstand vandaan, nadat zoveel Amerikanen vóór Obama hebben gestemd en in feite Obama niet anders doet dan zijn campagnebeloften nakomen? De meest genoemde redenen zijn:

1. een (historisch verklaarbare) ingebouwde weerzin tegen ‘big government’ (de gemiddelde Amerikaan is er helemaal niet van overtuigd dat de overheid allerlei problemen moet oplossen, individuele verantwoordelijkheid staat hoog in het vaandel);

2. grote zorgen, zowel bij Republikeinen als Democraten, over de steeds verder toenemende staatsschuld en het begrotingstekort;

3. maar vooral het uitblijven van onmiddellijk resultaat: de spreekwoordelijke Joe Sixpack vraagt zich af wat al die overheidsbemoeienis met de economie hem persoonlijk oplevert. In macro-economische termen mag de groei misschien weer voorzichtig aantrekken, de bedrijfsresultaten zijn weer heel behoorlijk, maar daar heeft hij zijn baan nog niet mee terug: vooralsnog blijft de werkloosheid met ongeveer 10% onverminderd hoog. “It’s all about jobs”. Tijdens onze reis van afgelopen zomer door de VS, kwamen we op zoveel plaatsen op het platteland waar de werkloosheid opgelopen was tot 20 %. Dan is het heel moeilijk om optimistisch over verandering te blijven. Protestgroepen als de Tea Party komen ook voort uit de negatieve stemming die onder grote groepen van de bevolking heerst. En in Washington, in het machtige Congres, maken de Republikeinen optimaal gebruik van hun blokkerende minderheid in de Senaat, terwijl de Democraten onderling verdeeld zijn. Obama heeft weinig manoeuvreerruimte, en moet hard vechten om wetsvoorstellen die hij steunt aangenomen te krijgen. Er is een diep verschil van mening in Amerika over de aanpak van de crisis, waar de banen vandaan moeten komen en de rol van de overheid daarbij. Kortom: in Washington, dat gedreven wordt door lobbymachines, keiharde machtspolitiek en media-aandacht, is inspiratie een goed begin, maar niet genoeg .

Het tweede dilemma heeft te maken met de buitenlandse situatie. In de ambitieuze agenda van president Obama neemt het buitenland een belangrijke plaats in. Hij ontving zelfs de Nobelprijs voor – ik citeer - “zijn inspanningen om internationale diplomatie en de samenwerking tussen volkeren te versterken”. Obama zette actief in op het verbeteren van het imago van de VS in de wereld, zocht toenadering tot China, Rusland, de Arabische wereld en zelfs Iran; hij benoemde op dag twee van zijn presidentschap een speciale gezant voor het Midden-Oosten om het Vredesproces nieuw leven in te blazen; hij ontplooide initiatieven om de verspreiding van massavernietigingswapens tegen te gaan; zette in op samenwerking in de G20 om de mondiale economische crisis het hoofd te bieden. Het maakt allemaal deel uit van een patroon van hernieuwd internationaal engagement. Dat engagement wordt overigens niet louter ingegeven door idealisme, maar is ook heel pragmatisch van aard. Obama ziet dat de 21e eeuw wordt gekenmerkt door de opkomst van nieuwe machten waarbij het relatieve gewicht van Amerika, en het Westen, afneemt. De problemen die Amerikanen bezighouden - terrorisme, economische instabiliteit, milieurampen – hebben in toenemende mate een mondiale omvang en impact. In deze wereld kan Amerika niet meer in zijn eentje oplossingen forceren. De internationale oriëntatie van Obama dient daarom allereerst het belang van de VS: hij wil andere landen én internationale organisaties aan boord krijgen om samen problemen aan te pakken die Amerika raken.

Maar ook deze internationale oriëntatie roept binnenslands weerstand op. Dat laat zich goed illustreren aan de hand van de voorgenomen sluiting van Guantánamo Bay. Tijdens de verkiezingscampagne hamerde Obama erop dat Amerika’s imago ernstige schade had opgelopen door het bestaan van deze gevangenis. Op zijn eerste werkdag tekende hij een decreet waarin hij opdracht gaf om Guantánamo binnen één jaar te sluiten. In zowel binnen- als buitenland kreeg hij applaus voor dit voornemen. Toch is die deadline niet gehaald. Het buitenland zag dit vooral als een Amerikaans probleem en was maar mondjesmaat bereid vrijgelaten gevangenen op te nemen. En in het binnenland lag het Congres dwars – ingegeven door publieke onvrede en angst. Het Congres verbood het toelaten van vrijgelaten gevangenen in Amerika zelf, verzette zich tegen het berechten van verdachten voor de federale rechtbank in New York, en weigerde financiering vrij te geven om een speciale gevangenis in Illinois klaar te maken voor de overkomst van Guantánamo-gevangenen. Kortom: een oplossing voor Guantánamo is nog niet in zicht.

Maar de weerstand is breder. Ook over de oorlog in Afghanistan, waar Obama na lang beraad met een nieuwe strategie kwam en ervoor koos om meer troepen te sturen, neemt de twijfel toe. De kosten van de oorlogen in Afghanistan en Irak zijn gigantisch. De visie van een open en competitieve Amerikaanse economie, die meer en evenwichtiger handel met het buitenland drijft, wordt gecompliceerd door de hoge werkloosheid. Onder de bevolking heerst angst voor het verdwijnen van Amerikaanse banen naar lage lonen landen, met als gevolg een neiging naar protectionisme die met name in het Congres merkbaar is. En de uitgestoken hand wordt door sommigen gezien als “appeasement”en het verkwanselen van de Amerikaanse machtspositie in de wereld.

In een diepverdeeld Congres en een diepverdeeld politiek landschap, is het heel lastig gebleken om verandering door te voeren. De vooruitzichten voor de mid-term verkiezingen a.s. november zijn niet goed voor de Democratische partij. Volgens de laatste cijfers stevent de Republikeinse Partij af op een grote overwinning. Desondanks houdt Obama vast aan zijn agenda en aan de internationale aanpak die dit vereist. Hij gaat de strijd aan: soms met succes, en soms niet. Volgens velen is dit waar de échte inspiratie die van Obama uitgaat te vinden is: niet alleen in zijn visie, maar ook in zijn vasthoudendheid.

Terug naar Nederland. De uitdagingen waar president Obama en de VS mee geconfronteerd wordt, zijn ook relevant voor Nederland. Als de VS, met het grootste leger en de grootste economie ter wereld, deze uitdagingen niet alleen aankan, dan geldt dit in nog veel sterkere mate voor Nederland. Wij zijn een middelgroot land, met een open economie. We leven van het buitenland: 60% van ons bruto binnenlands product verdienen we aan export. Ook ons economisch herstel valt goeddeels toe te schrijven aan de export. Daarom is het voor Nederland belangrijk dat handelsbelemmeringen worden weggenomen en de markttoegang tot andere landen wordt verzekerd: daar zetten we ons dan ook voor in. Ons land heeft belang bij een veilige internationale omgeving, een stabiel investeringsklimaat en een rechtsstelsel ook in andere landen dat de positie van bedrijven en personen beschermt. In zulke omstandigheden kan de internationale handel floreren. Omdat die internationale handel bepalend is voor onze welvaart zetten wij ons ervoor in die omstandigheden ook buiten onze landsgrenzen te creëren.

Dat Nederland een actieve rol in het buitenland moet spelen is dus, op het eerste gezicht, om het in goed Amerikaans te zeggen, een “no-brainer”. Toch is dit niet vanzelfsprekend. De weerstand die Obama tegen zijn internationale agenda ondervindt, bestaat ook in Nederland. De dilemma’s waar Amerika mee geconfronteerd wordt, doen zich ook voor in Nederland. En natuurlijk is het begrijpelijk dat mensen zich zorgen maken over de snelle veranderingen in de wereld, het verdwijnen van banen, de voortdurende aanpassingen die vereist zijn. Dat kan leiden tot een tendens om ons achter de dijken terug te trekken. Minister Verhagen heeft daar vele malen over gesproken. Maar daar wordt Nederland niet beter van. Onze welvaart is onlosmakelijk verbonden met de mondiale welvaart, onze veiligheid met mondiale veiligheid en ons welzijn met mondiaal welzijn.

Openheid naar het buitenland heeft Nederland in het verleden geen windeieren gelegd. Dat geldt zeker ook voor onze relatie met de VS. Onze relatie met Amerika is al sinds 1609, al meer dan vierhonderd jaar, een bron van welvaart en stabiliteit voor beide partijen. De handelsgeest en tolerantie van Nieuw Amsterdam hebben een onuitwisbaar stempel nagelaten op New York, en daarmee op de rest van de VS. Toen de Amerikanen in 1776 tegen de Britten in opstand kwamen waren het Nederlandse bankiers die hun strijd financierden (tegen een flink rentepercentage overigens!). Nederland was niet voor niets het eerste land waar de VS een ambassade opende, met de latere president John Adams als gezant. De diplomatieke en economische banden zijn sindsdien alleen maar sterker geworden. Eind 19e en begin 20e eeuw emigreerden veel Nederlanders naar de VS. Er zijn zo’n 5 miljoen Amerikanen van Nederlandse afkomst. En wij mogen natuurlijk nooit vergeten welke offers Amerika gebracht heeft om Europa en Nederland te bevrijden. Dat is nu 65 jaar geleden, maar de lessen van de Tweede Wereldoorlog zijn onverminderd actueel. Als je een bezoek brengt aan het Amerikaans kerkhof bij Margraten in Zuid-Limburg, dan word je nog steeds stil van de eindeloze rijen met witte kruizen.

Na de oorlog was er het Marshall-plan voor de wederopbouw van Europa en kwam de NAVO-samenwerking van de grond. Ook na het einde van de Koude Oorlog is het transatlantisch bondgenootschap met de VS de hoeksteen van onze nationale veiligheid gebleven. En de militaire samenwerking met Amerika is nog steeds zeer intensief, in het belang van onze wederzijdse veiligheid.

Naast een gemeenschappelijke geschiedenis zijn onze landen verbonden door gedeelde waarden. De bekende four freedoms van F.D. Roosevelt: vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst, vrijwaring van gebrek en vrijwaring van vrees zijn kernwaarden waarop onze beide samenlevingen zijn gebouwd.

Je hoeft maar te kijken naar de handels- en investeringsrelatie tussen Nederland en de VS om te zien hoe ingrijpend en fundamenteel onze verbondenheid is. Amerikanen zijn altijd positief verrast als ik vertel dat wij de 7e handelspartner en de derde buitenlandse investeerder zijn, en dat vele Amerikaanse banen afhankelijk zijn van de economische relatie met Nederland. Deze afhankelijkheid is wederzijds: de VS is de belangrijkste investeerder in Nederland, en Amerikaanse bedrijven zijn goed voor ten minste 225.000 banen in Nederland. Banen die we met het huidige economische klimaat heel hard nodig hebben. Ook voor de toekomstgerichte ontwikkeling van onze economie is Amerika cruciaal: innovatieve Nederlandse bedrijven in uiteenlopende sectoren als chemie en medische technologie vinden hun belangrijkste partners voor technologische samenwerking in de Verenigde Staten. En voor Nederlandse onderzoekers is de VS het belangrijkste land om gezamenlijke publicaties mee te doen: ongeveer 5.000 per jaar.

Tegelijkertijd, ondanks onze sterke economische positie en onze uitstekende reputatie is het geen vanzelfsprekendheid dat Amerikanen naar Nederland kijken voor samenwerking. De wereld is groter geworden, en Nederland is één van de vele landen die vechten om de aandacht van het machtigste en rijkste land ter wereld. Ik ondervind dat iedere dag in Washington, waar 192 Ambassades allemaal heel hard werken om een voet tussen de deur te krijgen. Om binnen te komen bij Amerikaanse gesprekspartners moet je in de eerste plaats iets te bieden hebben. Dit heeft Nederland zonder meer, maar inhoud alleen is niet voldoende: je moet vooral ook weten bij wie je moet aankloppen en hoe je je moet presenteren.

Dit is waar een diplomatiek postennet, juist in de moderne tijd, niet gemist kan worden. Vroeger bestond diplomatie voor een groot deel uit het vergaren van informatie. Nu iedereen via Internet à la minute het nieuws uit de VS kan lezen is dat veel minder nodig, en is daarvoor in de plaats is een veel intensievere taak gekomen. In de moderne diplomatie gaat het erom te duiden wat in de stortvloed aan informatie relevant is voor Nederland en te identificeren wie er voor belangrijke onderwerpen aan de knoppen zit. Met deze sleutelspelers bouwen we solide relaties op, zodat we invloed kunnen uitoefenen ten behoeve van de Nederlandse belangen. Bovendien investeren we in ons profiel, in onze reputatie. Dat is wat het ambassadenetwerk in de VS te bieden heeft: een sterk en uitgebreid netwerk dat op een strategische manier investeert in het opbouwen en onderhouden van een netwerk en in de Nederlandse reputatie. Dat is ons vak: moderne diplomatie. En dat is wat wij met maximale inzet in de VS doen.

Laat ik een paar voorbeelden geven.

Een essentieel onderdeel van het diplomatieke vak is verbanden zien tussen verschillende werkterreinen, en daarop inspelen. De G20 is een goed voorbeeld hiervan. Eind 2008 midden in de financiële crisis werd deze voorheen vrij onbekende club opeens hét forum waar beslissingen werden genomen over maatregelen om een economische depressie af te wenden, banken te reguleren, vrijhandel te beschermen en de negatieve gevolgen voor ontwikkelingslanden te verminderen. Allemaal belangrijke onderwerpen voor Nederland. Nederland is de 16e economie van de wereld, heeft een van de meest omvangrijke en innovatieve financiële sectoren, en is een grote speler op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Maar toch zat Nederland aanvankelijk niet bij de G20. Uiteindelijk is het, met intensieve en creatieve diplomatie in Den Haag, in Washington, in vele Europese steden, gelukt om tijdens de eerste cruciale bijeenkomsten een plek aan tafel te krijgen. Amerikaanse steun was hierbij heel belangrijk. Dat de VS Nederland aan tafel wilde hebben had te maken met ons economisch gewicht, met onze creatieve ideeën, maar óók met het bredere belang van Nederland als belangrijke bondgenoot. Hoewel dit soort zaken niet één op één worden vertaald en benoemd, weet ik zeker dat onze betrouwbaarheid als bondgenoot en onze aanwezigheid in Afghanistan aanzienlijk heeft bijgedragen aan de mate waarin Nederland kon meebeslissen over maatregelen om de wereldeconomie en daarmee Nederland er bovenop te helpen.

Maar denk niet dat moderne diplomatie alleen maar grote wereldpolitiek is. Het is vooral ook heel hard, en vooral heel creatief, de handen uit de mouwen steken. De boer op gaan, projecten uitvoeren. Nederlandse ondernemers koppelen aan Amerikaanse contacten, en andersom. Neem bijvoorbeeld onze mensen van het NFIA, de Netherlands Foreign Investment Agency. Deze collega’s scannen voortdurend welke Amerikaanse bedrijven plannen voor internationalisering hebben, lopen vervolgens alle deuren plat om Nederland bij die plannen op de kaart te krijgen, en leveren maatwerk-ondersteuning als bedrijven besluiten in Nederland te investeren. Een groot deel van de Amerikaanse investeringen in Nederland is op deze manier aangetrokken. Ik zei het al eerder: dit levert 225.000 banen op – dat getal is ongeveer gelijk aan de bevolking van de stad Tilburg. Ook als de nood aan de man komt proberen we te doen wat we kunnen. Een recent voorbeeld: deze zomer kondigde het Amerikaanse MSD een massaontslag aan bij Organon in Oss. Dat is jammer genoeg niet zomaar terug te draaien. Maar ik ben wel meteen naar het MSD-hoofdkwartier in New Jersey gegaan om onze zorgen én andere concrete investeringskansen in Nederland, en in Noord-Brabant, onder de aandacht te brengen.

Een ander voorbeeld van deze moderne diplomatie in de VS is waterbeheer. Na de orkaan Katrina in 2005 heeft Rijkswaterstaat meteen hulp aangeboden aan de getroffen staat Louisiana. Publieke en private kennis uit Nederland werd ingezet om betere bescherming tegen overstromingen te realiseren. Na verloop van tijd, konden wij als ambassade dit netwerk ook uitbreiden naar ruimtelijke ordening in relatie tot water. Inmiddels, 5 jaar verder, is er in Lousiana voor 800 miljoen dollar aan contracten voor Nederlandse bedrijven gerealiseerd. Ook in andere delen van de VS krijgen we met onze waterkennis steeds meer voet aan de grond: zo verkreeg Arcadis een maand geleden nog een nieuw contract voor waterbeheer in de regio San Francisco. En contracten voor onze bedrijven, dat betekent werkgelegenheid in Nederland, en winst voor onze schatkist. En het is goed voor ons imago als op CNN vol lof over de Nederlandse deltawerken wordt gesproken. De investering die de Nederlandse overheid en bedrijven samen hebben gedaan om onze waterexpertise in de VS op de kaart te zetten, heeft zich dubbel en dwars terugverdiend.

Hiermee kom ik tot de conclusie van mijn betoog: wat voor onze relatie met de VS geldt, geldt breder. Er is voor Nederland heel veel winst te behalen in het buitenland. Sterker nog: de toekomst van Nederland is onlosmakelijk verbonden met de buitenwereld. In die buitenwereld is en blijft de VS een essentiële partner voor Nederland. We leven in een wereld vol uitdagingen: intern and extern, terrorisme, klimaatverandering, massavernietigingswapens, economische crises. Ik heb aan het begin van mijn verhaal aangegeven dat ook een groot land als de VS worstelt met het vinden van de juiste antwoorden op die uitdagingen. Maar we schieten er niet veel mee op om bang te zijn voor het buitenland. We maken deel uit van de meest hechte én meest slagvaardige militaire alliantie ter wereld, de NAVO. We hebben een fundamenteel sterke economie in het hart van de grootste interne markt ter wereld, de Europese Unie. We hebben een goed opgeleide bevolking – mede met dank aan de Universiteit van Tilburg. We zijn innovatief en creatief. Laten we het maximale uit dit alles halen, en daarmee onze kansen grijpen in het buitenland. Ons ingraven achter de dijken – of ons hoofd in de Brabantse zandgrond steken – zal ons helemaal niets opleveren, en uiteindelijk alleen maar achteruitgang brengen.

Met deze boodschap wil ik afsluiten en terugkomen op het thema inspiratie. Zelf doe ik nog steeds veel inspiratie op in de VS: de ondernemingszin van jonge Amerikanen, de heftige politieke debatten in de think tanks, Eleanor Roosevelt’s bijdrage aan de Universal Declaration of Human Rights, het adembenemende landschap van New Mexico, de jazz in New Orleans, de de architectuur van Chicago, de speech over de “race in America” van president Obama. Ik wens jullie allemaal een succesvol academisch jaar toe. Laat je daarbij inspireren door goede voorbeelden uit binnen- en buitenland. Laat je inspireren door de uitmuntende staf van de Universiteit – en inspireer vooral elkaar. Maak gebruik van de vele internationale mogelijkheden die deze universiteit biedt, in de vorm van uitwisselingen, onderzoeksprojecten enzovoort. Nederland heeft jonge, mensen met een internationale blik erg hard nodig – bij Rijksoverheid nemen we goede Tilburgse studenten met buitenlandervaring, graag in dienst!

En tot slot geef ik jullie graag nog wat inspiratie mee van president Obama, uit een speech die hij onlangs hield voor studenten: “understand that your success in life won’t be determined just by what’s given to you, or what happens to you, but by what you do with all that’s given to you; what you do with all that happens to you; how hard you try; how far you push yourself; how high you’re willing to reach. True excellence only comes with perseverance."


+++