Overige Fiscale Maatregelen 2011

Aan de Koningin

Ons kenmerk: AFP/2010/440U

Betreft: Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2011)

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 2 september 2010, nr. 10.002396 machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 13 september 2010, nr. W06.10.0424/III, bied ik U hierbij aan.[1]
Het kabinet is de Afdeling advisering van de Raad erkentelijk voor de voortvarendheid waarmee het advies inzake het bovenvermelde voorstel is uitgebracht.

Naar aanleiding van het advies merk ik het volgende op.

1. Faciliteiten MKB-beleggingen
De Afdeling betwijfelt of met de faciliteiten het beoogde doel kan worden bereikt. De Afdeling adviseert de inzet en de effectiviteit van de maatregelen nader te onderbouwen en het wetsvoorstel zo nodig aan te passen.

De maatregelen voor MKB-beleggingen vloeien voort uit een bij de behandeling van het wetsvoorstel Belastingplan 2008 c.a. aangenomen amendement[2] en een bij de behandeling van het wetsvoorstel Belastingplan 2010 c.a. aangenomen amendement.[3] Beide amendementen zijn destijds door het kabinet ontraden. De maatregelen zijn begin dit jaar aan de Europese Commissie ter beoordeling voorgelegd vanwege de mogelijke staatssteunaspecten. Op 23 juli 2010 heeft de Europese Commissie een goedkeurend besluit genomen[4]. Daaruit blijkt dat een substantieel aantal aanvullende voorwaarden moet worden gesteld. Het voorliggende wetsvoorstel bevat de in dit kader benodigde wijzigingen.

Ook het kabinet is bezorgd over de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de maatregelen. Dit mede gelet op de toegenomen complexiteit door de aanvullende voorwaarden vanwege de Europese staatssteunregels. Daarnaast heeft het kabinet ook vanuit de sector inmiddels terughoudende geluiden vernomen over de effectiviteit van de maatregelen. Er kan aan worden getwijfeld of de regeling nog wel enige aantrekkingskracht voor MKB-vennootschappen en beleggers bezit, mede gelet op de voorwaarden waaraan een MKB-emissie als bedoeld in de vrijstelling voor MKB-beleggingen moet voldoen, de restricties op de beleggingsvrijheid van de beleggers en de (beperkte) omvang van het fiscale voordeel.

Het voorgaande en het advies van de Afdeling heeft het kabinet doen besluiten om, anders dan in het aan de Afdeling voorgelegde ontwerp, nog geen concrete ingangsdatum van de maatregelen in het wetsvoorstel op te nemen. In plaats daarvan wordt de oorspronkelijke inwerkingtredingsbepaling gehandhaafd, op grond waarvan de inwerkingtreding plaatsvindt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Hierdoor kan verder onderzoek worden verricht naar de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de maatregelen. Voorts zal de sector over de maatregelen worden geconsulteerd. In de toelichting is om die reden de inzet en de effectiviteit van de maatregelen nog niet verder onderbouwd. Wel is de toelichting aangevuld met een aankondiging van het nadere onderzoek naar de uitvoeringsaspecten en van het overleg met de sector. Het kabinet zal de uitkomsten hiervan zo spoedig mogelijk bekend maken.

2. Redactionele kanttekeningen
Met betrekking tot de redactionele kanttekeningen die de Afdeling in overweging geeft in de bijlage bij haar advies, merk ik het volgende op.

Aan het eerste onderdeel van de derde kanttekening is gevolg gegeven door achter “deze afdeling” de zinsnede “en de daarop berustende bepalingen” te zetten.

Aan de vierde kanttekening is geen gevolg gegeven aangezien de verschuldigde belasting bij toepassing van de reisbureauregeling in veel gevallen niet tijdig te berekenen is zonder globalisatieregeling. Het kabinet gaat er dan ook van uit dat de Europese Commissie, die overigens zelf ook voorstander is van een globalisatieregeling, niet van Nederland zal eisen de globalisatieregeling af te schaffen.

Aan het eerste onderdeel van de vijfde kanttekening is geen gevolg gegeven. Op grond van het Verdrag van Lissabon dienen de lidstaten voortaan de term Unie in plaats van de term Gemeenschap te gebruiken. Dat in andere artikelen in de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB) nog het begrip Gemeenschap staat, is volgens het kabinet onvoldoende reden om het oude begrip Gemeenschap in nieuwe wetgeving te gebruiken. Dat in de Wet OB het begrip Unie niet gedefinieerd wordt, is volgens het kabinet evenmin bezwaarlijk, aangezien dit begrip geen verwarring zal oproepen. Overigens zal te zijner tijd het begrip Gemeenschap in de andere artikelen van de Wet OB vervangen worden door het begrip Unie.

Aan de zevende kanttekening is geen gevolg gegeven. Artikel 28zf, eerste tot en met vierde lid, (nieuw) bevat speciale regels met betrekking tot het factureren van reisdiensten. Het kabinet is van mening dat het overzichtelijker is deze speciale regels allen in één artikel onder te brengen.

De overige redactionele opmerkingen zijn overgenomen.

Ten slotte is van de gelegenheid gebruik gemaakt om een aantal redactionele en technische verbeteringen in het wetsvoorstel en de memorie van toelichting aan te brengen.

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De Minister van Financiën,


mr. drs. J.C. de Jager

[1] De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.
[2] Kamerstukken II 2007/08, 31 206, nr. 25.
[3] Kamerstukken II 2009/10, 32 129, nr. 16.
[4] Besluit N 100/2010 zoals gepubliceerd in PbEU van 6 augustus, C 213.