RMNO adviseert over energietransitie

De aardgastransitie in de jaren '60 is een geslaagd voorbeeld van energietransitie. De overschakeling van kolen en olie op gas in zowel bedrijven als particuliere huishoudens in Nederland leidde tot een systeeminnovatie. Daarentegen is het huidige beleid op het gebied van verduurzaming en voorzieningszekerheid onvoldoende. Dat is de conclusie  in het rapport 'De volle zaaiershanden' van de inmiddels opgeheven Raad voor ruimtelijk, milieu- en natuuronderzoek (RMNO), onder leiding van haar oud-voorzitter Roel in ’t Veld.

De opstellers van het rapport hebben aan de hand van de bestudering van 4 voorbeelden van energietransitie onderzoek verricht:

  1. Aardgastransitie in de jaren 60
  2. Carbon Capture and Storage (CCS) ofwel CO2-afvang en opslag
  3. Windenergie off shore
  4. Warmte

Op basis daarvan hebben zij een rapport uitgebracht over de oorzaken van de geconstateerde beleidsstagnatie en een voorstel geformuleerd voor een effectief energiebeleid.

Geconstateerd wordt dat in het in het energietransitieproces bij verschillende actoren nog steeds ontbreekt aan een sense of urgency.

Ook is er geen samenhangende visie op de politieke en overheidsbeïnvloeding van de energietransitie en stemt Nederland zijn beleidsdoelstellingen onvoldoende af op Europa ofwel op Duitsland. Want vooral Duitsland toont aan dat energietransitie een succes kan zijn. Nederland zou hier een voorbeeld aan moeten nemen.

De opstellers van het advies doen de volgende aanbevelingen:

  • Er moet een beduidende shift plaatsvinden van de huidige fase van onderzoek en proefprojecten (fase 1) naar de fase van ‘verplichten’ (fase 2).
  • Het is de hoogste tijd een samenhangende lange termijn visie (inclusief vergunningen en randvoorwaarden) te ontwikkelen, waarin duidelijke prioriteitskeuzes worden bepaald en waarin partijen zich committeren aan nationaal en in EU-kader overeengekomen beleidsdoelstellingen.
  • Op de lange termijn visie moet de rol van de burger als consument vormgegeven worden. Uiteindelijk is die de eindgebruiker van het energietransitieproces.
  • Een samenhangende langetermijnvisie zal zowel de bestuurlijke arrangementen moeten bevatten om transities met succes te verwezenlijken, als de beredeneerde grondslag voor de inhoud van het beleid, met name ten aanzien van de prioritering van doelstellingen, moeten leveren. Hiervoor zal een wettelijk kader moeten worden gecreëerd.
  • Onder een wettelijk kader wordt verstaan een duidelijke toedeling van verantwoordelijkheden, bevoegdheden en rollen voor de in het energietransitieproces relevante actoren. Het Rijk heeft hierin een bijzondere rol, zowel ten aanzien van het vaststellen van beleidsdoelstellingen (‘helder geformuleerde beleidsdoelstellingen’), als ten aanzien van de ‘modaliteiten’ (‘wegen waarlangs’) van de beleidsrealisatie. Waarom geen alomvattende Wet op de duurzaamheid?
  • Gezaghebbende ‘oliemannetjes’ dienen vorm te geven aan een procesarchitectuur waarin het onevenredig neerslaan van baten en lasten over uiteenlopende actoren wordt voorkomen en de creatieve competenties van de verschillende actoren optimaal worden aangewend. Dat zal dan ongeveer moeten gaan als de wijze waarop het trio Van der Grinten, Vos en Tromp de aardgastransitie in de jaren '60 van een aanvaardbaar arrangement voorzag. De ‘oliemannetjes’ zijn bedoeld de binding voor de gehele energietransitieproces te bewerkstelligen.
  • Het voorbeeld Duitsland verdient aanbeveling. Gewezen wordt op de consistentie en vasthoudendheid van de Duitse praktijk, de continue input voor innovatie, de financiële garantie van het FIT-systeem, dat anders dan de Nederlandse SDE-regeling, niet ten laste van de Rijksbegroting komt. Waarom niet het voorbeeld Duitsland volgen en alleen op die deelterreinen waar Nederland onderbouwd een eigen koers wil volgen, daarvan afwijken? Dit laat onverlet dat in het Duitse systeem gebleken tekortkomingen moeten worden vermeden.
  • Een consistent volgehouden R&D-beleid door de gehele energietransitieketen heen is van groot belang. Op dit moment vindt veel onderzoek plaats in fase 1 (bijvoorbeeld CATO 1 en 2 ten aanzien van CCS), maar van een verbinding met de daaropvolgende fasen (demoprojecten en full deployment) is nog geen sprake. Veel kennis over en technologie voor energietransitie is reeds beschikbaar, maar de toepassing hiervan komt nog niet op gang.