Toespraak minister Donner bij het 25-jarig bestaan van het Landelijk Overleg Minderheden

Mijn hartelijke felicitaties aan het Landelijk Overleg Minderheden. Het begon 25 jaar geleden als experiment en het LOM heeft zich in de praktijk ontwikkeld tot een volwaardige gesprekspartner van de Nederlandse regering en anderen.

Dames en heren,

Allereerst moet ik mij verontschuldigen dat de minister hier vandaag niet kan zijn omdat hij op dit moment in de Tweede Kamer aan het debatteren is over energie en huurprijzen.

Mijn hartelijke felicitaties aan het Landelijk Overleg Minderheden. Het begon 25 jaar geleden als experiment en het LOM heeft zich in de praktijk ontwikkeld tot een volwaardige gesprekspartner van de Nederlandse regering en anderen.

Er is een Frans gezegde dat luidt: ‘Eén Nederlander is een geloof, twee Nederlanders is een kerk en drie Nederlanders is een kerkscheuring’. Daaruit kun je afleiden dat Nederland altijd een volk van minderheden is geweest, met allemaal hun eigen kerk. We gaan dan ook prat op onze pluriformiteit.

Maar ook op onze overlegcultuur, beter bekend als het poldermodel. Juist aan dat overleg tussen de verschillende groepen in onze samenleving en omdat we altijd hebben moeten samenwerken, hebben we voor een belangrijk deel onze welvaart te danken. Immers: in je eentje kun je geen dijk bewaken, maar als je dat samen doet wel.

Ik neem u even mee terug naar een kwart eeuw geleden. Het jaar 1985. Sinds 1963 wordt er weer een Elfstedentocht gehouden. Maar ook: Michael Gorbatsjov wordt de nieuwe partijleider in de Sovjet Unie en introduceert de perestroika. En: Microsoft introduceert dat jaar de eerste versie van Windows: 1 punt nul. Ook de Paus bezoekt Nederland, maar daar ga ik verder niet op in.

Waar het mij om gaat is dat een aantal van deze gebeurtenissen de eerste voorboden vormen van een nieuw tijdsgewricht. Achteraf reconstruerend gingen we een transformatieperiode in van oude naar nieuwe verhoudingen tussen het oosten en het westen. Van oude informatie en communicatievormen naar een nieuwe wereld van ICT.

Temidden hiervan wordt in 1985 de Landelijke Advies- en Overlegstructuur - kortweg LAO – opgericht, de voorloper van het huidige LOM. Nederland greep hiermee terug op een beproefd middel van overleg en consensus. De behoefte aan een vorm van gestructureerd overleg was jaren eerder al ontstaan door de gebeurtenissen in de jaren 70 vanuit de Molukse gemeenschap. Het belang van contact met en van participatie door de gevestigde minderheden kreeg politieke prioriteit. Over de manier waarop we dit destijds vormgaven citeer ik de heer Molleman die als eerste directeur minderhedenbeleid de opdracht kreeg zo’n vorm van overleg te creëren. Hij zei: “Nederland kende lang een traditie van zuilen. Een dergelijke samenleving waar groepen naast elkaar leven kan alleen bestaan door een overlegmodel aan de top. Dat is het patroon waarmee wij ook de minderheden hebben benaderd.” Einde citaat.

Met dat beproefde recept – echo van de oude verzuilde samenleving – werd de weg ingeslagen naar een nieuw perspectief op een pluriforme samenleving waarin iedere groepering zijn plaats moest krijgen en waar werd gezocht naar wat bindend is, in plaats van wat onderscheidend is.

Het was onwennigheid troef in die eerste vergadering tussen het LAO en de regering op 29 april 1985. Beide partijen hadden als het ware het gevoel voor het eerst kennis te maken met de nieuwe schoonouders. Men tastte elkaar af: is het wel een betrouwbare partner? Zou het iets kunnen worden, samen?

Die onwennigheid verdween al snel. Een eerste evaluatie was positief en het overleg kreeg de ultieme Nederlandse beloning, namelijk een wettelijke basis. Dat ging niet van de ene op de andere dag want het wetgevingsproces duurde negen jaar. In 1997 ging de Wet Overleg Minderhedenbeleid in en werd het LOM geboren. Eigenlijk bent u dus pas 14 jaar, maar ik laat dat voor wat het is - ik ben gast en wil het feest nu niet bederven.

De balans opmakend, in welk opzicht heeft het LOM zijn waarde bewezen?

De LOM-samenwerkingsverbanden hebben de Nederlandse samenleving een belangrijke dienst bewezen door bij ingrijpende incidenten te zorgen dat de gemoederen in de achterbannen niet te hoog opliepen.

Deze zogenaamde kanaliseringsfunctie stelde ons in staat om met moeilijke maatschappelijke vraagstukken om te gaan, en was van onschatbare waarde.

Het begon al bij de Golfcrisis, begin jaren negentig. Deze kanaliseringsfunctie speelde daarna een prominente rol na de moord op Theo Van Gogh op 2 november 2004. Volgend op de moord was er, tegen een decor van smeulende conflicten in de steden, nog dezelfde dag contact tussen de Nederlandse regering en de vertegenwoordigers van het LOM, en gaf het LOM een krachtig signaal af dat het iedere vorm van geweld afwees. Mede daardoor bleef de gespannen situatie in Nederland beheersbaar.

De moord op Theo van Gogh en de gebeurtenissen die daarop volgden waren ook aanleiding voor een tijdelijke verruiming van de taakopdracht van het LOM. Een taakopdracht die direct verband hield met een breder plan van aanpak van het kabinet waarmee we een steviger binding van allochtonen aan de Nederlandse samenleving voor ogen hadden.

Die tijdelijke bredere taakopdracht hield in dat het LOM ook met de eigen achterbannen de dialoog zou aangaan over het gevaar van radicalisering en het belang van binding met de samenleving. U pakte dit zeer voortvarend op want binnen een paar maanden lag er het meerjarenplan “Niet naast elkaar maar met elkaar” waarmee u een scala aan activiteiten op gang bracht.

Als tweede belangrijke functie van het LOM noem ik de signaleringsfunctie. Overleg met de verschillende gemeenschappen van migranten is voor de overheid van blijvend belang om voeling te houden met opvattingen die er leven over gevoelige thema’s als eergerelateerd geweld, homosexualiteit, radicalisering en problemen rond risicojongeren.

Niet alleen voeling houden maar ook draagvlak te krijgen voor opvattingen die meer passen bij de Nederlandse samenleving. Ik ben mij er bewust van dat dit een moeilijke opdracht is en hoe gevoelig dit soort onderwerpen bij een deel van uw achterban ligt. Wij hebben diep respect voor de wijze waarop u dat doet

Het mes snijdt hierbij aan twee kanten. U heeft er belang bij dat u wordt gehoord en dat er rekening wordt gehouden met de problemen van migrantengemeenschappen. De Nederlandse regering wil graag effectief zijn in haar beleid en daarvoor is het nodig dat de stem van de migrantengemeenschappen wordt gehoord.

De balans is zonder meer positief. De vraag doet zich bij dit soort gelegenheden voor op welke manier we verder gaan. Een manier die past bij de huidige denkbeelden over verantwoordelijkheid en burgerschap en de rol die ieder heeft in de samenleving.

Dit kabinet legt het accent op eigen verantwoordelijkheid van mensen. De overheid gaat meer aansluiten bij wat mensen zelf doen aan het aanpakken van problemen.

Ter verduidelijking. Op een site van het School tv journaal wordt een aantal uitgangspunten van onze maatschappij uitgelegd voor het gebruik bij spreekbeurten en werkstukken. Onder het kopje verzorgingsstaat staan de regels: Nederland is een verzorgingsstaat. Dat betekent dat de overheid zorgt voor alle mensen van ons land.”

Ons uitgangspunt is dat de kracht van Nederland te vinden is in elke inwoner van Nederland. Van iedereen mag men eisen dat hij naar vermogen zelfredzaam is en naar vermogen meedoet en zijn rol speelt in de samenleving. Dat betekent dat mensen zich laten opleiden, de Nederlandse taal spreken, en zich inzetten voor hun omgeving. Om misverstanden te voorkomen: die norm geldt niet alleen voor mensen die nieuw naar Nederland zijn gekomen, maar ook voor wie hier is geboren. Burgerschap is deel uitmaken van de samenleving en zich daar medeverantwoordelijk voor voelen. Dat geldt voor iedereen.

Naast het benadrukken van de eigen verantwoordelijkheid gaat het regeerakkoord ook uit van de afbouw van beleid dat zich speciaal richt op migrantengemeenschappen. Dit, vanuit de stellige overtuiging dat een beleid dat zich richt op de bredere context waar het vraagstuk een gevolg van is, effectiever is. Specifiek op migrantengemeenschappen gericht beleid wordt vaak gezien als een doekje voor het beleid. In deze kabinetsperiode zal er daarom een omslag plaatsvinden van het specifiek op migrantengemeenschappen gerichte beleid naar generieke beleid. Burgers kunnen en willen het zelf doen.

In het nieuwe politieke tijdsgewricht waar het regeerakkoord een uitdrukking van is, past ook een stap naar een nieuwe vorm van dialoog. Een stap van de huidige dialoogstructuur die gebaseerd is op denken in zuilen, naar een vorm die meer past bij de huidige ontzuilde samenleving met weliswaar meer nadruk op het individu en wisselende groepen, maar ook op de gedachte van één samenleving met door burgers gedeelde gemeenschappelijke belangen.

Het overlegmodel zoals we dat tot nu kenden, heeft absoluut z’n waarde bewezen. Het paste in het tijdvak dat achter ons ligt. Maar niks of niemand is er voor de eeuwigheid. Ook het overleg tussen overheid en het LOM niet. Ik zeg niet dat er geen overleg meer moet zijn tussen migrantengemeenschappen en mijn ministerie. Integendeel. Er zal overleg zijn tussen het kabinet en de groepen of personen die het aangaan Alleen of de leest waarop het geschoeid is, nu nog geschikt is voor de huidige tijd, dát is wat mij betreft een onderwerp van discussie.

Het gaat er nu om een vorm van dialoog te vinden waarbij de eerdergenoemde waardevolle functies van het LOM-overleg worden behouden en tegelijkertijd recht wordt gedaan aan de eisen van het huidige tijdsgewricht, waarbij ruimte voor vrijheid, eigen verantwoordelijkheid en burgerschap centraal staan.

Ik begrijp dat uw positie geen makkelijke is. U heeft te maken met het kabinet dat moet bezuinigen. Tegelijkertijd heeft u te maken met een achterban, waarin verschillende opvattingen bestaan over het al dan niet bespreekbaar maken van gevoelige onderwerpen als Homoseksualiteit en Eergerelateerd Geweld.

De dialoog tussen het kabinet en de groepen en personen die het aangaan, blijft noodzakelijk. Zoals ik in het begin van de speech “ In je eentje kun je geen dijk bewaken, maar als je dat samen doet wel”.

Dialogen kan allerlei vormen hebben. In dit internettijdperk kan bijvoorbeeld ook gedacht worden aan internetconsultatie. Of aan ad hoc overleggen over bepaalde thema’s waarbij in een wisselende samenstelling gericht personen dan wel organisaties worden uitgenodigd.

Graag nodig ik u uit om gezamenlijk inhoud te geven aan deze nieuwe vorm van dialoog. Met de blik in de achteruitkijkspiegel dank ik u voor alles wat bereikt is en ik eindig vooruitkijkend naar de weg die voor ons ligt en vol vertrouwen sla ik samen met u de nieuwe richting in.

Dank u wel.

Uitgesproken door de Directeur-Generaal Wonen, Wijken en Integratie, de heer Frequin.