Minister stelt ultimatum aan opsporingsdiensten voor strikte naleving voorschriften bij opvragen telecomgegevens

Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie geeft de opsporingsdiensten twee maanden de tijd om de procedures op orde te brengen bij het opvragen van de naam-, adres-, en woonplaatsgegevens van gebruikers van een telefonie- of internetdienst. In een brief aan de Tweede Kamer schrijft de minister dat opsporingsdiensten die op 1 mei de procedures niet op orde hebben, per direct worden afgesloten van het centrale systeem waarmee de diensten telecomgegevens opvragen. De minister neemt deze maatregel naar aanleiding van aanhoudende problemen met procedures, zoals autorisaties en verslagleggingen rondom het opvragen van telecomgegevens door opsporingsdiensten.

Opsporingsdiensten kunnen bij verdenking van een misdrijf en in het belang van het onderzoek naam-, adres- en woonplaatsgegevens (naw-gegevens) van gebruikers van telecommunicatiediensten opvragen via het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie (CIOT). Hiervoor gelden strikte regels als het gaat om het doel van de opvraging, de opsporingsambtenaren die gegevens mogen opvragen en de manier waarop vastgelegd moet worden waarom gegevens zijn opgevraagd. Uit verschillende onderzoeken van de departementale auditdienst van het ministerie van Veiligheid en Justitie blijkt dat een aantal opsporingsdiensten bij herhaling fouten maakt bij deze procedures.

Ook het College bescherming persoonsgegevens (Cbp) heeft onderzoek gedaan naar de bevragingen door opsporingsdiensten via het CIOT. Het Cbp zal binnenkort zijn bevindingen rapporteren, maar uit de voorlopige rapporten blijkt eveneens dat niet in alle onderzochte gevallen werd voldaan aan de administratieve voorschriften.

Maatregelen
De minister schrijft in zijn brief dat de burger erop moet kunnen vertrouwen dat de overheid alles in het werk stelt om tekortkomingen te herstellen, zeker als de bescherming van de persoonlijke levensfeer van de burger in het geding is. De onderzoeken van de auditdienst en het Cbp zijn voor de minister daarom aanleiding om een aantal maatregelen te treffen. De opsporingsdiensten krijgen tot 1 mei de tijd om de procedures die betrekking hebben tot het opvragen van telecomgegevens op orde te brengen. Wanneer na 1 mei blijkt dat een opsporingsdienst niet aan de gestelde eisen voldoet, zal deze dienst per direct van het CIOT-systeem worden afgesloten. De betreffende opsporingsdienst kan dan alleen nog telecomgegevens opvragen via een andere opsporingsdienst, die wel aan alle eisen voldoet. Deze constructie zorgt ervoor dat het opsporingsbelang door de maatregel niet in het geding komt. Tussen 1 mei en 1 juli 2011 zullen er zes quick scans worden uitgevoerd bij de opsporingsdiensten om eventuele omissies te achterhalen.