Bestuurlijke conferentie Veiligheidsberaad

Toespraak van minister Opstelten van Veiligheid en Justitie ter gelegenheid van de Bestuurlijke Conferentie Veiligheidsberaad in Delft op 9 mei 2011.

Dames en heren,

Hartelijk welkom allemaal, in deze prachtige Lindenhof. De eerste Bestuurlijke Conferentie, op 11 oktober 2010 – drie dagen voor het aantreden van het huidige kabinet – vond plaats op Kasteel De Wittenburg in Wassenaar. Bij die gelegenheid was er geen bewindspersoon aanwezig. Ik ben blij dat ik dit ‘Haagse verzuim’ van destijds hier vandaag kan goedmaken. De laatste tijd is er veel aandacht voor de politie. Terechte aandacht, in mijn ogen. Maar dat doet niets af aan het belang dat ik hecht aan de veiligheidsregio’s. Daarom ben ik hier en daar wil ik me de komende periode ook voor inspannen. Het is belangrijk en relevant dat wij regelmatig met elkaar de ontwikkeling van de veiligheidsregio’s bespreken: gezamenlijk nadenken over de verschillende speerpunten, maar ook over mogelijkheden tot nog verdere verbetering van de voorbereiding op rampenbestrijding en crisisbeheersing. Zo komen we stap voor stap dichterbij het ideaalplaatje dat ons voor ogen staat: het opzetten van krachtige Veiligheidsregio’s en landelijke rampen- en crisisorganisaties, die staan als een huis. Of liever nog: als deze solide, bijna honderdjarige Lindenhof.

Het lijkt me een goed moment om weer eens met elkaar van gedachten te wisselen. Niet alleen zijn we zo ongeveer halverwege de implementatie van de Wet Veiligheidsregio’s, ook hebben we een roerig jaar achter de rug. Een jaar waarin enkele belangrijke wijzigingen van de Wet Veiligheidsregio’s zich aandienden. Ik noem hier het wetsvoorstel Instituut Fysieke Veiligheid en het wetsvoorstel Regionalisering Brandweer. En we zijn inmiddels ook volop voorbereidingen aan het treffen voor de Nationale Politie. Het zijn dan ook deze drie onderwerpen waar ik hier, in mijn bijdrage, graag iets nader op wil ingaan.

Allereerst het Instituut Fysieke Veiligheid – het IFV. Velen van u, zoals we hier vandaag bij elkaar zijn, hebben aan het wetsvoorstel IFV een waardevolle bijdrage geleverd. Daar wil ik u niet alleen voor bedanken, maar ook mee complimenteren, want het ziet er allemaal solide uit. Met het IFV ontstaat straks één krachtige organisatie, die het veld van de fysieke veiligheid over de volle breedte kan ondersteunen. Een organisatie – laat ik dat hier nog een keer duidelijk stellen – van én voor de Veiligheidsregio’s. U gaat er namelijk zelf over: het bestuur is in handen van de 25 voorzitters van de Veiligheidsregio’s. Ik verwacht dan ook stellig dat het IFV een belangrijke rol kan spelen bij de totstandkoming van één landelijke veiligheidsagenda en goede bovenregionale samenwerking. Daar ligt in mijn ogen de belangrijkste méérwaarde van het Instituut Fysieke Veiligheid. Als het aan mij ligt, dan komt dat instituut er ook snel: liefst wil ik dat het op 1 januari 2012 al formeel van start gaat. Of dat gaat lukken, hangt natuurlijk af van de snelheid van de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel en de termijn van inwerkingtreding van de wet. Maar we zetten alle zeilen bij, om die deadline van begin 2012 ook daadwerkelijk te halen!

Een ander recent wetsvoorstel betreft de regionalisering van de brandweer. U weet het allemaal: de gemeentelijke brandweer verdwijnt; alle brandweergerelateerde taken komen te liggen op het niveau van de Veiligheidsregio. Sommige regio’s zijn er al eerder toe overgegaan om de brandweer te regionaliseren en hebben er al ervaring mee. Maar ik ben mij ervan bewust dat ik een aantal van U met dit wetsvoorstel voor een stevige uitdaging stel. U zult deze nieuwe, regionale brandweerorganisatie vorm geven. U doet er goed aan dan een beetje te gaan shoppen bij de veiligheidsregio’s die al geregionaliseerd zijn. Vind vooral niet het wiel opnieuw uit. Ervaringen te over. Regionaliseer dus aan de hand van de structuur zoals een aantal Veiligheidsregio’s die inmiddels al in de praktijk hebben beproefd.

Als oud burgemeester van Rotterdam en voorzitter van de veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond ben ik ervaringsdeskundige. Ik realiseer me terdege dat het voorstel om de brandweer te regionaliseren nog niet bij alle vrijwilligers bij voorbaat op enthousiasme kan rekenen. Maar vrijwilligers zijn wel heel belangrijk! Zij vormen immers de kern van de Nederlandse brandweer; circa 80 procent van de brandweer is vrijwilliger. Aan hun vragen en bezwaren kunnen noch mogen we voorbijgaan. Dat doen we dan ook niet. We moeten de vrijwilligers helder uitleggen waarom we voor regionalisering kiezen. We moeten aan hen duidelijk maken wat de basisprincipes zijn van de regionalisering. Namelijk:

* éénhoofdige leiding;

* het personeel is in dienst van de regio;

* het beheer is volledig ingericht op regionaal niveau.

Essentieel in deze structuur is het feit dat de brandweerorganisatie ondergeschikt is aan het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio. Als we er in slagen dit de vrijwilligers goed duidelijk te maken, en als we daarin eerlijk zijn, dan zullen ze het accepteren – daar ben ik van overtuigd. En dan gaan we dat ook zo doen.

We hebben laten onderzoeken wat concreet voor de vrijwilligers zal veranderen. En we hebben tal van gesprekken met vrijwilligers gevoerd. Daaruit komt naar voren dat het om mensen gaat met een geweldige passie voor hun vak, mensen voor wie juist hun lokale verbondenheid en de teamgeest belangrijke drijfveren zijn om dit gevaarlijke werk te doen. Voor dat werk en die inzet heb ik heel veel waardering. Vrijwilligers, zo blijkt ook uit die gesprekken, willen hun werk vooral goed doen, vanuit een goed georganiseerde brandweerpost. Het is mijn stellige overtuiging dat ook de vrijwilligers straks, in een regionaal opgezette brandweerorganisatie, hun werk nóg beter zullen kunnen doen!

En dan is er nóg een ontwikkeling die gevolgen heeft voor de Veiligheidsregio’s: de vorming van de Nationale Politie. U weet, dat is voor het kabinet een heel belangrijke prioriteit. Deze omvorming zal leiden tot een efficiënter en effectiever opererende politie-organisatie. Tegelijkertijd zetten we het snoeimes in de bureaucratie. Agenten krijgen zo méér ruimte om hun core business goed te doen, de prestaties van de politie gaan omhoog en dienders krijgen weer méér plezier in hun werk. Zowel bestuurders als politieprofessionals steunen onze plannen voor één Nationale Politie. Jarenlang wordt er al over gesproken, dit kabinet doet het gewoon. Het momentum is er - méér dan ooit tevoren. Nu moeten we dóórpakken – en dat doen we dan ook.

Ook tijdens deze verbouwing, dames en heren, blijft de

“verkoop” gewoon doorgaan. Daarmee bedoel ik niet alleen de bestrijding van criminaliteit en overlast, maar ook de aanpak van rampen en crises. De reorganisatie van de ‘blauwe kolom’ mag, bij deze aanpak, niet ten koste gaan van de samenwerking met de ‘rode’ en de ‘witte’ kolom. Er moet een goede verbinding blijven tussen politie en veiligheidsregio’s. Daar zien we dan ook nauwlettend op toe. Niet alleen zorgen we dat de buitengrenzen van de tien regionale eenheden van het politiekorps samenvallen met die van één of meer Veiligheidsregio’s; ook scheppen we de juiste randvoorwaarden waaronder de politie, óók in het nieuwe bestel, straks haar bijdrage kan blijven leveren aan de taken van de Veiligheidsregio. Daartoe wil ik de inbreng van de politie in de Veiligheidsregio’s bij aanpassingswet regelen. Bijvoorbeeld waar het gaat om het opstellen van het regionale risicoprofiel, het Beleidsplan Veiligheidsregio en de af te sluiten convenanten. Ik ben ervan overtuigd dat op deze manier de goede samenwerking tussen politie en veiligheidsregio’s, zoals die de afgelopen jaren is opgebouwd, behouden blijft.

Dames en heren, voor een juiste afwikkeling van een ramp of crisis is het ook van groot belang dat regionale partners goed zijn aangesloten op nationale partners. Een – in oorsprong – lokaal incident kan immers uitgroeien tot iets met een grote nationale impact. Iets wat er zelfs toe kan leiden dat het systeem van de rampenbestrijding in den brede opnieuw kritisch onder de loep wordt gehouden. Ik noem hier de recente brand bij Chemie-Pack in Moerdijk, die heeft geleid tot een discussie over de noodzaak van een landelijke regierol. De ligging van Moerdijk en de aard van de brand brachten met zich mee dat er twee Veiligheidsregio’s bij waren betrokken. We hebben geconstateerd dat als twee veiligheidsregio’s asymmetrisch zijn opgeschaald, of zelfs – zoals uiteindelijk het geval was – allebei zijn opgeschaald naar de GRIP 4 fase, de regierol van de Rijksoverheid in de huidige situatie slechts beperkt invulbaar is. Dat moet veranderen, daar hebben we namelijk allemaal last van. Ik heb de Tweede Kamer dan ook toegezegd nog vóór de zomer met een voorstel te komen. Een voorstel dat tot doel heeft de regierol van de Rijksoverheid bij crises, of dreigende crises, te versterken. In ieder geval op de terreinen crisiscommunicatie, bestuurlijke opschaling en het optreden van landelijke operationele diensten.

Ook buitenlandse lessen kunnen daarbij worden betrokken. Wat kunnen we leren van Japan? Calamiteiten als aardbevingen, een tsunami en die afschuwelijke kernramp lijken misschien ver van ons bed, maar ze stemmen ons toch tot nadenken. Ze doen ons beseffen hoe belangrijk het is om preventieve maatregelen te nemen, om goed voorbereid te zijn op een ramp. Maar ook wat het belang is van een goede nazorg, die moet voorkomen dat de samenleving de negatieve effecten van de ramp onnodig lang blijft voelen. Op dit moment zijn we bezig de gevolgen van de ramp in Japan – onder andere op financieel en economisch gebied – in kaart te brengen voor ons land.

Ook op andere terreinen werkt het kabinet aan verbetering van de rampenbestrijding. Zo werken wij binnen het domein meldkamer met elkaar aan een professionaliseringsslag. We zijn het er met elkaar over eens dat het 25 keer op een verschillende manier organiseren van het meldkamerproces niet efficiënt is. We kunnen dit beter én goedkoper. De taakstelling in het regeerakkoord is dan niet alleen een doel op zich, maar ook een breekijzer voor kwalitatieve verandering. Daarbij hanteren we drie uitgangspunten:

* de burger wordt zoveel mogelijk geholpen in het eerste contact met de meldkamer;

* uitwijk is landelijk geregeld door gestandaardiseerd werken en

* de burger kan bij iedere meldkamerlocatie op dezelfde kwaliteit rekenen.

Daarnaast vraagt een toekomstbestendige meldkamer ook om organisatorische inbedding. Onder aanvoering van het Veiligheidsberaad worden dit soort punten nu uitgewerkt in een visie van het veld. Ik kijk uit naar een spoedige afronding van deze voorbereidende werkzaamheden, zodat we de verbeteringen daadwerkelijk kunnen gaan doorvoeren.

Over het professioneler opereren van het veld, hoor ik van de medewerkers op mijn departement veel positieve berichten. En ik constateer het ook zelf, als ik in het land op werkbezoek ben. Ik kan merken dat de implementatie van de Wet Veiligheidsregio’s voorspoedig verloopt. Daar ben ik blij om en ik wil u, zoals u hier vandaag bij elkaar zit, daar ook van harte mee complimenteren. U hebt er tenslotte hard voor gewerkt!

Mijn complimenten zijn gebaseerd op wat ik zelf zie en hoor. Maar u weet, eind volgend jaar volgt er ook nog een officiële evaluatie van de wet. Ik hoop dat die net zo positief zal uitpakken als mijn eerste observaties. En dat we de leerpunten die uit die evaluatie ongetwijfeld ook naar voren zullen komen, goed zullen oppakken: we moeten immers in beweging blijven, leren van onze ervaringen en inzichten en blijven zoeken naar verbetering! Ik wil u dan ook oproepen uw ervaringen met de Wet Veiligheidsregio’s met ons te delen.

Daarmee hoeft u overigens niet te wachten tot de officiële evaluatie. Ook vandaag, tijdens de themasessies en discussies, kunt u deze ervaringen al met ons delen. Ik ben zeer benieuwd naar de uitkomsten, met name ook naar die van de sessie over de landelijke Veiligheidsagenda. Gelukkig ben ik er nog wel gedurende de themasessies, maar ik kan helaas niet het volledige programma bijwonen. Tegen de tijd dat u aan het walking dinner gaat, roepen mij weer andere verplichtingen. U weet vast wel hoe dat gaat, … Ik hoop dat de organisatie van vandaag nog heeft gedacht aan mijn doggybag.

Vooralsnog is het nog niet zo ver. Ik verheug mij op een mooie en interessante bestuurlijke conferentie! Ik hoop – maar eerlijk gezegd ben ik daar nu al van overtuigd - dat deze conferentie een waardevolle bijdrage zal leveren aan de verdere ontwikkeling van de Veiligheidsregio’s!