Toespraak minister Donner tijdens de bijeenkomst van de Vereniging Antilliaans Netwerk in Amsterdam

Vandaag op de kop af zeven maanden en tien dagen geleden hield het land ‘De Nederlandse Antillen’ op te bestaan. Er kwamen drie nieuwe Caraïbische landen voor in de plaats: Curaçao, St. Maarten en Nederland. Aruba verloor op die dag de ‘status aparte’; haar positie was niet langer apart maar de norm voor alle landen van het Koninkrijk.

Met de opheffing van de Nederlandse Antillen werd de voorlaatste stap genomen in een pro-ces dat in 1948 begonnen is. In dat jaar werd de ronde tafelconferentie gehouden. Daar werd het beginsel aanvaard van een Koninkrijksverband met zelfstandige autonome delen: Neder-land, Suriname, Nederlandse Antillen. (Aruba gaf aan een zelfstandige status te willen los van de Antillen.) Die conferentie startte een proces van voortgaande ontbinding. Suriname werd zelfstandig. Aruba kreeg een status aparte. Per 10 oktober 2010 werd uiteindelijk ook de Nederlandse Antillen ontbonden. Er rest nog maar een stap: de ontbinding van het Ko-ninkrijksverband en de volledige onafhankelijkheid van Aruba, Curaçao en St. Maarten. Ne-derland blijft dan een Caraïbisch land; dat is de consequentie van de beslissing om de drie BES eilanden als openbaar lichaam op te nemen in het Nederlandse staatsverband. En die stap is niet zo ver als we doorgaan op de manier waarop we bezig zijn.

Hebben de landen van het Koninkrijk een gezamenlijke toekomst? Dat lijkt eenvoudig te be-antwoorden. Maar het feit dat de vraag gesteld wordt, wijst er op dat dit niet het geval is; je vraagt niet naar de bekende weg. We zijn toch ook niet bezig met de vraag of de provincies een gezamenlijke toekomst hebben. Dat de vraag wel gesteld wordt ten aanzien van het Ko-ninkrijk en niet vreemd klinkt, hangt samen met de ontwikkeling tot dusver. Want een toe-komst anders dan een uiteengaan van de landen van het Koninkrijk, impliceert een ‘trend-breuk’ in de ontwikkeling.

Het Koninkrijk is meer dan een gemenebest van onafhankelijke staten. Het Statuut schiep in 1954 het Koninkrijk der Nederlanden als een gemeenschappelijke politieke entiteit met een gemeenschappelijke regering, internationale rechtspersoonlijkheid en een nieuwe rechtsorde. Het Koninkrijk omvat de landen van het Koninkrijk, die zelfstandig hun eigen belangen behar-tigen, de belangen van het Koninkrijk op voet van gelijkwaardigheid verzorgen en elkaar we-derkerige bijstand verlenen.

Maar zolang het Koninkrijk slechts een juridische band en politieke waarborg is, gaat het om het verleden. Dan is het Koninkrijk slechts uitvloeisel van de verantwoordelijkheid en aan-sprakelijkheid van Nederland als oud koloniale macht. Zolang we alleen maar bezig zijn met de verplichtingen en beperkingen van het koninkrijk, zijn we met het verleden bezig. Als we het gaan hebben over de mogelijkheden van het Koninkrijk, dan hebben we het over de toe-komst. Tot 10-10 was dat niet het geval. De transformatie van 10-10-10 was nog vooral een reactie op grieven en problemen uit het verleden; het berust niet op een gemeenschappelijke visie over de positieve invulling en ambities van de nieuwe situatie. Dat is verontrustend, want het Koninkrijk en dus a fortiori de herstructurering daarvan, zijn geen doel op zich zelf. Dan zijn we bezig met renovatie van een staatsverband, waarvan we niet weten of het be-houden daarvan wel de moeite waard is. En als verantwoordelijke bewindslieden en politici het niet weten, zullen ze de burgers al helemaal niet van de waarde daarvan kunnen overtui-gen. Het wordt wel hoog tijd dat we ons de vraag stellen; wat willen we met het Koninkrijk. We kunnen nog even doorgaan met elkaar op luide toon over en weer verwijten maken, maar het beperkt de opties en brengt het moment van definitief uiteen gaan sneller dichterbij.

Wat willen we met het Koninkrijk? Dat vraagt om bezinning op het waarom, het waarheen en het waartoe van het Koninkrijksverband. Wat is de reden dat de landen ook in de toekomst deel uit willen maken van een staatkundig verband? Hoe moet dat verband zich ontwikkelen en wat is de functie ervan?

Die vragen moeten in de eerste plaats door de landen afzonderlijk beantwoord worden. Dat is de essentie van de autonomie. Uiteraard zullen de antwoorden wel op elkaar aan moeten sluiten, want de toekomst van het koninkrijk hangt niet af van de visie van een land alleen. Wat dat betreft stel ik vast dat er op Aruba ook een discussie is over de toekomst van het Koninkrijk, maar St. Maarten en Curaçao te kennen geven dat ze wel wat anders aan hun hoofd hebben als nieuwe landen die ze op poten moeten zetten. Wel hebben de drie landen in het Akkoord van Arikok afgesproken om met een gezamenlijke visie te komen. Het onder-werp zal ook zeker aan de orde zijn later dit jaar op de eerste Koninkrijksconferentie.

Maar wat is het antwoord van Nederland zelf?

Nederland heeft die vraag nog nooit echt beantwoord. Het Koninkrijk was er. Het was Neder-land. En ook de voormalige koloniën waren Nederlandse verantwoordelijkheid. Nederland kon en kan ze niet eenzijdig zelfstandig maken. Gedurende een aantal jaren was het beleid er op gericht de landen zelfstandig te maken Dat culmineerde in de zelfstandigheid van Suri-name.

Bij het realiseren van de status aparte voor Aruba was wederom de bedoeling dat Aruba na een overgangsperiode van 10 jaar zelfstandig zou worden. Bij Aruba was dat, naar ik begrijp nooit de bedoeling. In ieder gaval is in de loop van die tien jaar duidelijk geworden dat die status aparte ook binnen het Koninkrijk goed mogelijk was. Nu per 10 oktober 2010 is de situatie zo dat de eilanden alle een aparte status hebben.

Tot nu toe was er slechts devolutie, waarbij het voor Nederland er meer om ging om zich neer te leggen bij de wensen van de eilanden. Dat kan niet meer. We hebben nog één stap te gaan naar ontbinding van het Koninkrijk. Ik vind dat Nederland die stap niet kan zetten, nog afgezien van de juridische verplichtingen. En bovendien is Nederland net als Aruba, Cu-raçao en Sint Maarten zelf een Caribisch land geworden. Dus ook na ontbinding van het Ko-ninkrijk blijft Nederland een Caribisch land.

Daarom zal ook Nederland zich af moeten vragen wat voor Nederland de betekenis is voor het Koninkrijk. Laten we wel wezen; er zijn drie scenario’s denkbaar. Als eerste, we blijven doorgaan zoals nu. Dat ieder van de landen de eigen weg gaat. Het Koninkrijksverband is dan vooral een juridische band die lijkt op de situatie van de afgelopen 50 jaar, waarbij de diverse landen zich niet echt inspannen om er gezamenlijk iets moois van te maken. Het Ko-ninkrijksverband is er vooral met het oog op de zogeheten waarborgfunctie. Die waarborg-functie houdt in de praktijk in dat het land Nederland uiteindelijk verantwoordelijk is voor en integer en betrouwbaar bestuur, goede rechtspleging en bescherming van mensenrechten in het Koninkrijk. Nederland is dan zogezegd de politieagent die zorgt voor recht en orde in het Caribisch deel van het Koninkrijk. In het tweede scenario vinden we een basis van gemeen-schappelijke belangen en van eigen belangen die door samenwerking versterkt worden. Het derde scenario tenslotte is dat de landen vooral gericht zijn op de eigen individuele belangen, maar dat de samenwerking die versterkt.

Ik spreek hierbij geen voorkeur uit voor één van deze beelden uit. Het ligt ook niet alleen aan Nederland, maar zal ook afhangen van de andere landen binnen het Koninkrijk. Het meest uitdagende beeld om op dit moment met elkaar te verkennen is dat van de wederzijdse en overlappende belangen. De staatkundige veranderingen als startpunt voor een Koninkrijk van samenwerking.

Wat zijn dan die wederzijdse en overlappende belangen? Welke voordelen hebben de afzon-derlijke landen bij die onderlinge samenwerking en op welke terreinen kan er worden samen-gewerkt?

Laat ik voorop stellen dat Nederland minstens zo veel belang heeft bij het behoud en verster-king van het Koninkrijksverband als de andere landen van het Koninkrijk. Het is een misver-stand te denken dat vooral St. Maarten, Aruba en Curaçao belang hebben bij de voortzetting van het huidige staatsbestel en Nederland veel minder.

Wat zijn dan de wederzijdse voordelen? Om te beginnen is het zo dat, nu Bonaire, Saba en Sint Eustatius bijzondere gemeenten van Nederland zijn geworden, Nederland een direct belang heeft bij stabiliteit, welvaart en economische ontwikkelingen op deze drie eilanden. Nederland is hiervoor mede afhankelijk van de landen in het Caribisch deel van het Konink-rijk.

Verder heeft Nederland belang bij goede handelsbetrekkingen met Zuid-Amerika. De Caribi-sche landen kunnen daarbij een rol spelen. Zij kunnen als het ware de ‘etalage’ worden voor het Nederlandse en Europese bedrijfsleven, waar de Zuid-Amerikaanse landen kunnen ko-men kijken. Ook zouden Nederlandse bedrijven of wetenschappelijke instellingen met de Caribische landen kunnen samenwerken op het gebied van duurzame energie. Zie bijvoor-beeld het zonne- en windenergieproject van TNO op Aruba.

Tenslotte maakt de strategische ligging van de benedenwindse en de bovenwindse eilanden het Koninkrijk een belangrijke partner bij de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit in de regio. Die bestrijding is en blijft voor Nederland een prioriteit met het oog op de internatio-nale rechtsorde. En vergeet ook niet de deelname van de Nederlandse marine en kustwacht aan de Amerikaanse Joint Interagency Taskforce South. Naast het feit dat we inmiddels een lange gezamenlijke geschiedenis hebben, waardoor onder meer de Nederlandse taal nog steeds de bestuurs- en rechtstaal is in het Koninkrijk, maakt dat in elk geval Nederland de banden met de andere landen van het Koninkrijk graag zou willen bestendigen.

Er is nog een andere strategische dimensie. Nederland is lid van de Europese Unie. Via de landen van het Koninkrijk, Bonaire, Saba en Sint Eustatius en eilanden die met andere lidsta-ten van de Unie zijn gelieerd, heeft de EU een bruggenhoofd in Zuid-Amerika op de grens met Noord-Amerika. Dat biedt mogelijkheden voor de Europese Unie; het biedt echter grotere mogelijkheden voor de landen van Zuid Amerika omdat ze daarmee een alternatief krijgen voor Noord Amerika. Naast de traditionele relatie met Spanje schept dit alternatieven.

Het zijn mogelijkheden. Die laten zich vermenigvuldigen. Tegelijk moeten we beseffen dat bedrijvigheid veel minder plaatsgebonden is. Via internet en digitalisering doet het er niet meer toe of de handelspartner, of instituten waar men mee samenwerkt, naast de deur zitten of aan de andere kant van de wereld. Voor het contact maakt dat niet meer uit.

De waarde zit veel meer in andere zaken dan de laatste. In het rechtssysteem, de rechtsze-kerheid, de contacten, het deugdelijk bestuur en vele andere aspecten. Die geven waarde aan de band. Die was er al lang maar die wordt nog steeds niet gerealiseerd. De liefde en band moet van twee kanten komen en moet bestendig zijn. Daar schort het doorgaans aan in de betrekkingen. Niet allemaal gelijk, maar met sommige landen meer dan met anderen.

Het gaat ook niet gelijk om alles of niets. Het is daarom ook geen probleem als bijvoorbeeld twee landen op basis van wederzijds belang verder zouden willen gaan in de samenwerking met elkaar dan de anderen. De constatering is dat er direct wederzijds belang is vanwege nabijheid. Bestendige relaties, rechtszekerheid en goed bestuur zijn de hoekstenen voor sa-menwerking.

Voor de inwoners van de eilanden Bonaire, St. Eustatius en Saba geldt bovendien dat zij voor tal van voorzieningen zijn aangewezen op Aruba, Curaçao en St. Maarten. Denk bij-voorbeeld aan ziekenhuizen, specialistische zorg en bepaalde vormen van hoger onderwijs. Daarom is het belangrijk dat er ook op die terreinen goede afspraken worden gemaakt tussen Nederland en de andere landen van het Koninkrijk.

Er zijn, kortom, tal van voorbeelden te bedenken die duidelijk maken dat er een wereld valt te winnen bij goede en nauwe onderlinge betrekkingen binnen het Koninkrijk. Voorwaarde daar-voor is wel dat alle landen invulling geven aan de oude voorbede in de liturgie, namelijk dat zij vrede binnen de poorten en welvaart in het land brengen. Anders gezegd dat elk land het als zijn eigen belang ziet en ook als zijn eigen verantwoordelijkheid beschouwt dat er sprake is van goed bestuur, gezonde overheidsfinanciën, integriteit, gerechtigheid en veiligheid voor de eigen inwoners.

Eigen belang, omdat burgers behoorlijk, betrouwbaar en integer willen worden bestuurd. Ei-gen belang ook omdat rechtszekerheid, veiligheid en goed bestuur steeds meer een door-slaggevende factor zijn bij de beslissing van bedrijven om zich te vestigen in een bepaald land en ook voor het vestigen van vertrouwen in de buitenwereld.

Dat eigen belang brengt me ook bij eigen verantwoordelijkheid en wel de eigen verantwoor-delijkheid die elk land in het Koninkrijk heeft om de zaken goed op orde te hebben en de ei-gen toekomst naar eigen inzicht vorm te geven. Afgelopen week nog had ik een debat met de Tweede Kamer over de Koninkrijksrelaties en hier kwam – zoals wel vaker - een sterke nei-ging in naar voren om over alles dat er in de landen gebeurt iets te vinden en – met een be-roep het Statuut – te menen dat Nederland, dat het Koninkrijk, in zou moeten grijpen. We hebben het hier over autonome landen die voor een groot deel hun eigen verantwoordelijk-heid hebben. Het past dan niet om voortdurend als Nederland politiek iets niet zint, zich met de ander te willen bemoeien. Een gezamenlijke verantwoordelijkheid ligt er natuurlijk wel om elkaar bij te staan en samen te werken teneinde elkaar te versterken.

En over verantwoordelijkheid gesproken: ik las onlangs dat Curaçao, Aruba en Bonaire niet bang hoeven te zijn dat ze zullen worden ingelijfd door Venezuela. De Venezolaanse presi-dent Hugo Chávez vindt de eilanden eenvoudigweg te duur. Of, zoals één van zijn belang-rijkste adviseurs zou hebben gezegd, ik citeer: ‘We hebben ons altijd gerealiseerd dat het veel kostbaarder zou zijn die eilanden zelf te onderhouden. Ze liggen nu al in de Venezo-laanse invloedssfeer, maar het nemen van verantwoordelijkheid is iets anders. Dan moeten we ook hun levensstandaard handhaven. En die ligt erg hoog’. Einde citaat.

Me dunkt: een mooier compliment kunnen Aruba, Bonaire en Curaçao volgens mij niet krij-gen. En een extra argument om dat zo te houden, wat de huidige Nederlandse regering be-treft bij voorkeur binnen het staatsverband dat ‘Koninkrijk der Nederlanden’ heet.

Dank u.