Toespraak Akademiemiddag KNAW

Halbe Zijlstra kreeg op maandag 30 mei de Nationale Wetenschapsagenda aangeboden door Robbert Dijkgraaf, president van de KNAW. Daaraan voorafgaand sprak de staatssecretaris de leden van de Akademie en hun gasten tijdens de Akademiemiddag in het Trippenhuis toe.

•    Geachte President, voorzitters van de beide Afdelingen, leden en relaties van de Akademie, het is mij een eer om u bij deze Akademiemiddag te mogen toespreken. Voor mij een unieke kans om u in hoofdlijnen te vertellen waar ik heen wil met het onderzoek en wetenschap. De vertaling in concrete maatregelen, daar zult u nog even op moeten wachten. Want ik wil de besluitvorming over dit onderwerp in het kabinet niet voor de voeten lopen.

•    Straks gaat u mij het eerste exemplaar van de Nationale Wetenschapsagenda aanbieden. Ik heb daar al een blik op mogen werpen, en ik zag dat u zich hiervoor heeft laten inspireren door Science. Van de 125 openstaande vragen voor de wetenschap die dit tijdschrift in 2005 formuleerde, heeft u de 49 meest prangende kwesties voor de Nationale Wetenschapsagenda geselecteerd.

•    Uw Nationale Wetenschapsagenda kan dan ook zonder overdrijven een uniek document worden genoemd. Nooit eerder is het gelukt om de grote wetenschappelijke vragen waar wij voor staan zo samenhangend te presenteren. Dat is een groot compliment waard.

•    Uw agenda komt precies op het goede moment, met exact de juiste insteek. Want naast het benoemen van de grote wetenschappelijke vragen, wordt er ook een verbinding gelegd tussen wetenschappelijke ontwikkelingen en de maatschappelijke uitdagingen op het terrein van onze welvaart en ons welzijn.

•    Dat is belangrijk. Zoals u het zelf zegt in de inleiding op de wetenschapsagenda: “Veel van de genoemde onderwerpen zullen op de middellange termijn hun maatschappelijke nut bewijzen, zoals de verworvenheden van onze tijd vaak zijn voortgekomen uit fundamentele wetenschap in het recente verleden”. Dat wil ik graag onderstrepen.

•    De agenda sluit ook aan bij de ambitie die uw president Robbert Dijkgraaf in het strategisch plan als volgt verwoordt: “beantwoorden aan de vraag naar een duidelijker rol voor de wetenschap bij grote thema’s als onderwijs, onderzoeksbeleid en innovatie, en de inzet van onderzoeksresultaten bij relevante maatschappelijke en politieke kwesties”.

•    Dit is in lijn met de tijdgeest, en het sluit aan bij de visie van dit kabinet op kennis en innovatie. Daarvoor heb ik al vaker de metafoor van de  ‘pijplijn’ gebruikt, die loopt van fundamenteel onderzoek via toegepast onderzoek naar innovatie. In Nederland zien we dat alles prima gaat aan het begin van de pijplijn, bij het fundamentele onderzoek. Onze wetenschap is excellent, mede dank zij úw inspanningen.

•    Maar het stokt bij de vertaling van onderzoeksresultaten naar innovaties. Daarom wil dit kabinet meer focus op het einde van de pijplijn, waar toegepast onderzoek en innovatie elkaar sneller moeten vinden. Dat moet beter, om als kenniseconomie en kennissamenleving in de race te blijven.

•    Er wordt aan dit probleem gewerkt in de topsectorenaanpak. En daar wil ik nogmaals bij aantekenen, dat de wetenschappelijke kwaliteit en criteria altijd leidend zullen zijn, als het gaat om het werk van de Akademie of van NWO. Zonder excellent onderzoek geen excellente toepassingen.

•    De voorbeelden zijn al vaker gegeven, maar er was geen TomTom geweest zonder fundamentele inzichten in de radio-astronomie. En Andre Geim had ook geen grafeen kunnen bedenken zonder de vooruitziende blik van de Radboud Universiteit, die jaren geleden de moed had om te investeren in een hoge flux magneet en in veelbelovende jonge wetenschappers om daarmee te werken. Wetenschap is een zaak van lange adem, en dat geldt zeker voor de toepassing van de resultaten ervan.

•    Met de topsectorenaanpak wil ik het bedrijfsleven geen laaghangend fruit serveren. Dat is korte termijn denken, en het voorbeeld van de magneet laat zien dat we minimaal op middellange termijn moeten denken. Ik ga ook geen fundamenteel onderzoek inruilen voor toegepast onderzoek. Maar ik wil de pijplijn op orde brengen, en zorgen voor meer rechtstreekse verbindingen tussen fundamentele onderzoekers en innovatieve ondernemers.

•    Samen met mijn collega Verhagen wil ik meer aandacht voor de topsectoren en de ‘grand challenges’ uit het Achtste Kaderprogramma. Voor ons land is het belangrijk dat er beter zichtbare kernen ontstaan, van topexpertise en ondernemende mensen. Dat heeft een grote aantrekkingskracht op talent.

•    De Nationale Wetenschapsagenda geeft tal van  voorbeelden van mogelijke verbindingen tussen de vragen die u definieert en de economische topsectoren. Bijvoorbeeld op het terrein van gezondheid en voeding, materialen, chemie en energie.

•    Ik zie ook voorbeelden van onderzoeksvragen die van belang zijn voor de grand challenges. Als staatssecretaris van cultuur ben ik heel benieuwd naar hoofdstuk 4 over cultuur en identiteit. Mijn minister zal op haar beurt veel interesse hebben voor het hoofdstuk over hersenen, met name waar het gaat over de cognitieve ontwikkeling van kinderen. Hoofdstuk 5, over gezondheid en voeding, zal ik van harte aanbevelen bij mijn collega’s van VWS.

•    Last-but-not-least zie ik voorbeelden van fascinerende onderzoeksvragen die zeer fundamenteel van aard zijn, zoals de zoektocht naar het Higgs deeltje, de vraag uit welke elementaire deeltjes alle materie is opgebouwd, en het ontstaan van ons heelal. Ook voor dit zeer fundamentele onderzoek zal er ruimte zijn. Zeker in de sterrenkunde heeft ons land een uitstekende reputatie, en dat willen we zo houden. Deze topwetenschap biedt bovendien kansen voor de ontwikkeling van een innovatief ecosysteem.

•    Samengevat komt het erop neer dat ik de zeer hoge kwaliteit van ons Nederlandse wetenschappelijk onderzoek wil handhaven, en tegelijkertijd de impact ervan wil versterken. Daarvoor moeten wij op een aantal terreinen een tandje bijzetten. Dat kunnen we doen door de bestaande middelen effectiever en efficiënter in te zetten en door onze krachten te bundelen: in het hoger onderwijs, in het onderzoek, met ondernemers en in de regio.

•    We hebben zwaartepuntvorming en samenwerking nodig om de internationale concurrentie aan te kunnen, niet in de laatste plaats de concurrentie om Europese fondsen. Het onderzoekslandschap dat mij voor ogen staat, bestaat uit een robuuste hoogvlakte waar een aantal sterk geprofileerde pieken bovenuit steken.

•    Bestuurders in het hoger onderwijs en onderzoek zullen daarom keuzes moeten maken. Keuzes die ertoe doen: “Waarin excelleren wij? Waarmee willen wij tot de wereldtop behoren? Waardoor kunnen wij een bijdrage leveren aan de grand challenges en aan de economische topsectoren?”

•    Individuele onderzoekers moeten blijven doen wat zij altijd al deden: ernaar streven de beste te zijn in hun vak, en daartoe hun eigen mogelijkheden optimaliseren. Hun vleugels uitslaan en de collega’s opzoeken die hen verder zullen brengen in het beantwoorden van de 49 meest prangende vragen uit de Nationale Wetenschapsagenda.

•    In mijn ideale wereld ontstaat een aantal internationaal zichtbare clusters rond de kennisinstellingen en rond grote onderzoeksinfrastructuren. Nederlandse wetenschappelijke sterktes, economische topsectoren en maatschappelijke uitdagingen vinden elkaar daarin. En de overheid ondersteunt dit proces.

•    Samen met innovatieve wetenschappers die voor de nodige spin-offs en spin-outs zorgen, met R&D-vestigingen van multinationals, met ‘wilde’ kennisintensieve MKB'ers, met nationale onderzoeksinstituten en vernieuwende maatschappelijke organisaties, vormen deze clusters een internationaal concurrerende onderzoeksomgeving die toponderzoekers uitdaagt en aantrekt. Kennis wordt hierdoor beter benut.

•    Gelukkig hoeven wij niet ‘from scratch’ te beginnen. Met NWO en KNAW beschikt ons land over kwalitatief hoogstaande, landelijk opererende onderzoekszwaartepunten. Ik ben een groot voorstander van verdergaande samenwerking van uw instituten met universiteiten, maar ook met bedrijven en maatschappelijke organisaties. Ik heb u daartoe opgeroepen in de reactie op uw strategisch plan, en ik wil daarover graag verder met u praten.

•    Ook hebben wij de afgelopen jaren fors geïnvesteerd in grootschalige onderzoeksfaciliteiten. Hierdoor was ons land in staat om een aantal Europese hoofdkantoren voor onderzoeksinfrasturen aan te trekken. Dankzij deze investeringen beschikken we nu over ‘state-of-the-art’ datafaciliteiten voor alfa-, gamma- en biobanken voor medisch onderzoek. Ook hebben we relatief veel 7 Tesla MRI scanners voor grensverleggend medisch en hersenonderzoek. Ik noemde al de hoge flux magneet van de Radboud Universiteit en zo kan ik nog wel even doorgaan.

•    Investeringen in dit soort faciliteiten vind ik heel belangrijk. Om een tipje van de sluier van mijn toekomstige beleid op te lichten: hieraan geef ik een belangrijke prioriteit, zo niet de belangrijkste. Ik heb NWO gevraagd de nationale roadmap te updaten, en kom hier in de strategische agenda op terug.

•    Ik ga afronden om het woord te geven aan uw president Robbert Dijkgraaf. En ik ben blij dat ik straks de Nationale Wetenschapsagenda van u meekrijg. Ik ben er nu al door geïnspireerd, en ik hoop en vertrouw erop dat vele anderen zich er ook door zullen laten inspireren. Niet alleen de wetenschappers zelf, maar ook mensen uit het bedrijfsleven en uit maatschappelijke sectoren. Ik dank u wel.