Toespraak minister Leers bij bijeenkomst Hongaarse ambassade op 27 juni

Allereerst hartelijk dank aan de Hongaarse ambassadeur voor de uitnodiging om in dit selecte gezelschap de Nederlandse ideeën over het Europese migratiebeleid te mogen toelichten. We doen dit aan het eind van het Hongaars voorzitterschap. U verdient alle respect voor de inzet waarmee u dit heeft gedaan in bijzonder lastige omstandigheden. Het is  - in deze overgangsfase van het voorzitterschap - een goed moment voor reflectie op waar we staan in Europa.

Doen we de goede dingen. Doen we de goede dingen op de juiste manier? Als iets duidelijk is geworden tijdens het Hongaarse voorzitterschap, dan is het wel dat we de antwoorden op de grote vraagstukken niet alleen op nationaal niveau kunnen vinden. Dat is duidelijk op het financieel-economisch vlak. Maar ook op het gebied van migratie. Ik denk bijvoorbeeld aan de recente problematiek aan de Zuidelijke buitengrenzen van de Unie. Het is ook duidelijk geworden dat de antwoorden op Europees en internationaal niveau niet vanzelf ontstaan.

De verhoudingen binnen de EU worden op de proef gesteld door de financiële crisis; door de ontwikkelingen in noordelijk Afrika en de migratiedruk die dat met zich meebrengt. Deze elementen vormen een flinke test voor de solidariteit, het onderlinge vertrouwen in elkaars stelsels en de onderlinge verhoudingen. Dat maakt dat de EU nog niet eerder in haar bestaan zo onder spanning stond. Daar komt bij dat veel lidstaten een opkomst zien van politieke partijen die een meer nationale benadering van problemen voorstaan.

Voor wie wat verder terugkijkt: Europese samenwerking en eenwording zijn nooit een rustig bezit geweest. Het is nooit vanzelf gegaan. Het was vaak 2 stappen vooruit, 1 stap achteruit. Maar daarmee werd wel vooruitgang geboekt.

Cruciaal is dat er gedeelde uitgangspunten ontstonden. Gedeelde opvattingen over de weg die we gezamenlijk inslaan en de manier waarop we die weg verder aflopen. Wat doen we nationaal en wat doen we in EU-verband? Waar staan we op het gebied van Europees asiel en immigratiebeleid?

De Europees-politieke samenwerking is nog jong, Tampere vond plaats in 1999. De Europese samenwerking op asiel bevindt zich in de tweede generatie richtlijnen, legale migratie slechts in de eerste. Ik vergelijk het altijd met de euro: tijdens de eerste monetaire gedachtewisselingen hierover begin jaren 50, kon niemand zich voorstellen dat we afscheid zouden nemen van de gulden. 50 jaar later op 1 januari 2002 was het zover. Dankzij veel doorzettingsvermogen en een gezamenlijk vertrouwen.  Vertrouwen dat zeker nú nodig is, nu we elkaar ook moeten aanspreken op het nemen van verantwoordelijkheid.

Doorzettingsvermogen en vertrouwen zijn ook nodig op het gebied van een gezamenlijk migratiebeleid. Er is een breed gedeelde opvatting dat een effectief migratiebeleid een Europees migratiebeleid is. Maar ik vind dat we op dat gebied echt nog stappen kunnen en moeten zetten om de kansen volop te benutten en de risico’s in te dammen. Er zijn veel migranten die slagen, die meedoen en die de kansen pakken. Maar er zijn nog te veel immigranten die aan de kant blijven staan, die het niet lukt zich een zelfstandige positie te verwerven, die afhankelijk blijven van bijvoorbeeld hun echtgenoot, zowel in economische als in maatschappelijke zin.

Dit is vooral zichtbaar in de grote steden, waar migrantenpopulaties zich concentreren. Ik weet dat in de meeste Europese landen soortgelijke problematiek speelt als in Nederland. Sterker nog, ik ontdek steeds meer overeenkomsten. Er is behoefte aan duidelijke keuzes. De Europese regelgeving zou die behoefte op nationaal niveau moeten onderkennen en ondersteunen.

Ik denk bijvoorbeeld aan het intrekken van tijdelijke verblijfsvergunningen wanneer een migrant niet voldoet aan de inburgeringsvoorwaarden die in die lidstaat gelden. De huidige nationale en Europese wetgeving geeft nu wat mij betreft onvoldoende ruimte om deze ambitie ten volle te kunnen realiseren. Voor zover mijn ambities wijziging van nationale wetgeving vergen, heb ik dat al in gang gezet. Ik zoek hierbij nadrukkelijk de grenzen op van wat binnen de huidige Europese regelgeving al mogelijk is.

Maar ik ben van mening dat ook de Europese wetgeving op sommige punten onvoldoende aansluit bij de problemen die in de aangesloten lidstaten leven. Ik heb heel concrete voorstellen voor wijziging van een aantal Europese richtlijnen. Deze voorstellen zijn naast voorstellen, ook uitdrukkelijk uitnodigingen naar uw hoofdsteden, Commissie en Europees Parlement om de discussie met elkaar aan te gaan.

Een uitwerking van deze voorstellen treft u in het position paper dat het uitgangspunt vormt van de Nederlandse inzet op het Europese migratiebeleid in de komende maanden en jaren. Dit position paper heb ik in verschillende talen vandaag voor u meegenomen.Het uitgangspunt is een streng en rechtvaardig immigratiebeleid.

Wij stellen strenge eisen aan migranten die binnenkomen, maar als we ze dan hebben toegelaten moeten we de mogelijkheid bieden om mee te doen, om zich te laten opnemen in de maatschappij. Daar is iedereen bij gebaat. Laat ik een enkel element toelichten, waar ik bijzonder belang aan hecht.

Het betreft gezinsmigratie die is uitgewerkt in de richtlijn gezinshereniging voor onderdanen van derde landen en in de richtlijn vrij verkeer voor EU-burgers en hun gezinsleden. Ik denk dat de achterblijvende integratie van sommige immigranten verklaard kan worden door het feit dat onvoldoende verantwoordelijkheid voor bijvoorbeeld een goede opleiding en voldoende economische draagkracht bij de immigranten zelf wordt gelegd. Om mensen te stimuleren – en desnoods te verplichten – om mee te doen in de samenleving moeten ze de taal spreken van het land waar ze wonen, een goede opleiding hebben gevolgd en werk hebben.

Waarom zouden we geen instrumenten invoeren om de integratie van nieuwkomers te stimuleren, ook op het gebied van toelatingsvoorwaarden?

- Denk aan de invoering van een borgsom, opdat eventuele kosten voor sociale bijstand op de betrokkenen zelf kan worden verhaald.

- Een verhoging van de leeftijdseis voor beide partners naar 24 jaar om zo de kans op gedwongen huwelijken te verkleinen en betrokkenen de kans te geven hun opleiding af te ronden en zich een stabiele positie op de arbeidsmarkt te verwerven.

- Ook wil ik inzetten op scholing van zowel de referent, als het overkomende gezinslid. Iedereen moet zich immers in de huidige samenleving een zelfstandige positie kunnen verwerven.

Het is nodig gebleken sommige mensen daartoe te verplichten, al was het maar om te voorkomen dat bijvoorbeeld vrouwen door hun echtgenoot bij de samenleving vandaan worden gehouden.

Dàt is nu dan ook mijn belangrijkste boodschap: zorg voor goede inburgering en integratie. En om dat te bereiken moeten we ervoor zorgen dat de binnenkomende immigrant zelf voldoende kwaliteit heeft om zich te handhaven en mee te kunnen doen. Daar heeft de immigrant zelf baat bij, maar ook de ontvangende samenleving. We moeten wat mij betreft af van het beeld dat immigranten alleen maar een belasting zijn voor de samenleving en voor sociale problematiek zorgen.

Een migratiemodel, waarbij integratie een voorwaarde voor toelating en een plicht bij verblijf is, kan zorgen voor een kentering van dit beeld van de immigrant. De Europese Commissie is voornemens in november het groenboek gezinshereniging te publiceren. Via dit groenboek consulteert de Commissie via vragen de lidstaten over de toekomst van deze richtlijn.

Ik ben van plan binnen 2 weken na het verschijnen van het groenboek een bijeenkomst voor de geïnteresseerde lidstaten in Nederland te beleggen op hoogambtelijk niveau. Ik ben zeer geïnteresseerd in de reacties van de verschillende lidstaten op het groenboek. En daarbij lijkt het me goed om tijdens deze bijeenkomst te streven naar wat meer eenduidigheid in onze reacties. Dat helpt ook de Europese Commissie met haar verdere besluitvorming.

Verder ga ik binnenkort zelf op pad in Europa, om met uw hoofdsteden van gedachten te wisselen over de koers van het Europese migratie- en asielbeleid. Mijn inzet is daarbij de onderlinge samenwerking te versterken en te bezien op welke dossiers we gezamenlijk kunnen optrekken in Brussel. Want één ding is duidelijk: de lidstaten kunnen het niet alleen. Het signaal van  commissaris Malmström tijdens haar recente bezoek aan Nederland, oog te hebben voor de Europese zorgen op de verschillende migratiedossiers, zie ik als een bemoedigend signaal en ik kijk dan ook met vertrouwen uit naar een verdere Europese samenwerking,  straks onder het Poolse voorzitterschap.  

Ik dank u wel.