Toespraak minister Donner bij opening nieuwbouw Raad van State

Majesteit, Koninklijke Hoogheden, excellenties, dames en heren,
Na de huisheer, de vice-president, mag ik u als huisbaas, als verantwoordelijke voor het Rijkshuisvestingsbeleid, van harte welkom heten in dit geheel gerenoveerde en gerestaureerde complex.

Natuurlijk ben je als huisbaas snel geneigd om de toekomstge gebruikers te wijzen op alle aantrekkelijkheden en bijzondere faciliteiten van de nieuwe behuizing. Maar wat zal ik; de gebruikers kennen het pand beter dan ik. U Majesteit opende het al eenmaal eerder, toen de Raad dit complex in 1983 betrok. En wat de andere leden betreft; ik fiets hier dagelijks langs en het is mij opgevallen dat het pand al weer enige tijd in gebruik is. U kent het dus allemaal. Bovendien zullen straks de architecten op veel gezaghebbender wijze ingaan op de faciliteiten en de imposante vernieuwing van het complex.

Laat mij daarom wijzen op de geschiedenis van het pand dat u gaat gebruiken. Dat is bij dit complex niet eenvoudig. Het is immers een heel blok aan woningen. Na de laatste verbouwing is die heterogene herkomst van het pand minder zichtbaar aan de binnenkant dan aan de buitenkant. Achter die facade heerst nu eenvoud en regelmaat en is er eindelijk sprake van één geheel. Dat was anders; eindeloos veel hoogteverschillen, steeds weer andere trappenhuizen, gangen en kamers. Het concept van zware beroepen is in die gangen geboren, bij het zien van de bodes die dossiers en post rondbrachten. In 1954 noemde het weekblad Katholieke Illustratie het complex één van de wonderlijkste overheidsgebouwen van Den Haag, 'een labyrint waar zelfs een minister in kon verdwalen'. U hoort het goed: 'waar zelfs een minister in kon verdwalen'. In die tijd had men nog respect voor ministers. Kom daar nu nog eens om; van het nieuwe pand zeggen ze straks dat het zo toegankelijk en helder is dat zelfs een minister er de weg vindt.

Bijzonder imposant is natuurlijk de geschiedenis van de drie panden aan de Kneuterdijk; het witte paleis, het hof van Bohemen en het hof van Naaldwijk. In het eerste werd de grondwet van Thorbecke geboren, in het tweede werd de stammoeder van het huidige Britse koningshuis geboren Sophia van de Palts en in het derde zetelde de republikeinse gedachte in de persoon van Van Oldebarnveldt. Voorwaar geen geringe genealogie. Maar wie dat een gevaarlijke atmosfeer vindt voor een zo respectabel college als de Raad van State, die kan ik gerust stellen. Sinds 1814 tot 1978 heeft het departement van Financiën een voortdurend uitdijend deel van de panden gebruikt en derhalve is iedere opwindende gedachte die hier mogelijk nog rondzweefde, allang verdreven door cijfers, tabellen en rekeningen.

Als huisbaas kan ik u tenslotte nog wijzen op de bijzondere locatie. Wie zich zorgen maakt over de dubieuse staatsrechtelijke antecedenten van de gebouwen, zal het met mij eens zijn dat de locatie staatsrechtelijk geheel verantwoord is. Het vormt de verbinding tussen Paleis Noordeinde met het gebouw voor de bestuursrechtspraak hier halverwege tussen de Hoge Raad en de Raad voor de Rechtspraak, en met de adviserende voor de wetgeving nog steeds aan het Binnenhof.

Het is nu aan de Raad van State om deze gebouwen weer in gebruik te nemen. Het is dit jaar 480 jaren geleden dat de Raad van State werd ingesteld door Karel V. In die 480 jaren heeft de Raad vele behuizingen gehad. Het begon in Mechelen. Een tijdlang heeft de Raad gezeteld in de Treveszaal. Vervolgens in een vleugel van het Binnenhof. De groeiende bestuursrechtelijke taak maakte de inrichting van deze panden in 1983 en nu de vernieuwbouw nodig. De Raad heeft als het volk Israel rondgedoold door de woestijnen van de rijkshuisvesting, maar het mag nu een gebouw betreden dat qua bouw, inrichting en faciliteiten overvloeit van melk en honing.

Als de Raad van State al niet een eenheid was, dan wordt hij dat in dit gebouw. Dat is mede te danken aan de uitstekende samenwerking tussen de architect, de Rijksbouwmeester, de Rijksgebouwendienst én de Stuurgroep van de Raad van State die de verbouwing begeleidde. Zij hebben er samen voor gezorgd dat dit historische complex een even fraai als toekomstbestendig kantoorpand is geworden, een Hoog College van Staat waardig. Ik wil alle betrokkenen dan ook nadrukkelijk complimenteren met het eindresultaat. Velen hebben aan deze even grondige als zeer geslaagde renovatie bijgedragen; één persoon wil ik toch apart noemen. Hij was van begin tot eind bij het hele proces betrokken en volgde de gang van zaken op de voet, alsof het de verbouwing van zijn privéwoning betrof. Ik doel uiteraard op de vice-voorzitter van de Raad van State, de heer Tjeenk Willink. Als voorzitter van de eerder genoemde stuurgroep drukte hij zijn stempel op elk aspect van de nieuwbouw; de teksten van Spinoza op de gevels, de vloerbedekking, de gordijnen en zelfs de plaats van de bordjes die naar de nooduitgang wijzen. Het resultaat is een gebouw dat professionaliteit, waardigheid, openheid en onafhankelijkheid uitstraalt, passend bij de taak en werkwijze van de Raad van State.

Er valt meer te vertellen over de renovatie van dit gebouw en over de Raad van State zelf. Dat laat ik graag over aan anderen die daar veel meer verstand van hebben dan ik. Ik wil daarom eindigen met de wens dat de nieuwe gebruikers evenveel vreugde aan het gebouw zullen beleven als de bouwers aan de bouw en inrichting. Ter nadere toelichting geef ik nu het woord te geven aan de architecten, mevrouw Evelyne Merkx en de heer Patrice Girod.

Dank u