Minister chat met leerlingen over wetsvoorstel onderwijstijd

Op maandagmiddag 19 december heeft minister Van Bijsterveldt (OCW) met leerlingen via de jongerenwebsite scholieren.com gechat over de Wet Onderwijstijd. Hierin staat hoeveel lesuren leerlingen in het voortgezet onderwijs per schooljaar moeten krijgen en er worden waarborgen geboden voor goede kwaliteit. Volgens Van Bijsterveldt bestaat er onder jongeren nog veel onduidelijkheid over de inhoud van het wetsvoorstel. “Er zitten juist kansen in deze wet. Lang niet iedereen weet dit”, aldus de minister.

De minister vervolgt: “Erg leuk om met leerlingen te discussiëren over de urennorm. Het viel mij op dat veel jongeren onvoldoende weten waar ze recht op hebben, bijvoorbeeld op inspraak in het onderwijsprogramma en op maatwerkuren. Gelukkig heb ik dat recht kunnen zetten”.

Nog te veel scholen bieden lessen die niet voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen. Op die manier ontstaan er zogenaamde ‘ophokuren’. De minister wil een einde aan deze praktijk maken. Per wet geeft zij leerlingen en ouders nu inspraak over de kwaliteit en de invulling van de lessen. Daarmee komt een einde aan de ophokuren.

De nieuwe urennorm bestaat uit het aantal verplichte lesuren voor alle leerlingen plus het aantal lesuren dat alleen voor een specifieke groep leerlingen verplicht is, bijvoorbeeld voor leerlingen met een achterstand, zeer excellente leerlingen of andere maatwerkuren. Voor de eerste twee leerjaren betekent dit concreet: scholen hebben de plicht om alle leerlingen ten minste 980 lesuren te geven en de leerlingen hebben daarboven het recht om 60 maatwerkuren te volgen. De urennorm in het voortgezet onderwijs wordt 1040 uur in de eerste twee leerjaren, 700 uur in het examenjaar en 1000 uur in de andere leerjaren.

Op 21 december gaan onder aanvoering van het LAKS leerlingen demonstreren op het Museumplein over de zogenaamde ophokuren. Binnenkort behandelt de Eerste Kamer het wetsvoorstel, de Tweede Kamer is eerder - na een amendement van Kamerlid Beertema - akkoord gegaan met het wetsvoorstel. De wettelijke eisen worden daardoor in ongeveer dezelfde mate versoepeld als in het oorspronkelijke voorstel, maar op een andere manier: niet door de norm als zodanig te verlagen, maar door de mogelijkheden om aan de norm te voldoen uit te breiden.