Reactie minister Leers op ontvangst boek David Pinto ‘Canon voor participatie en diversiteit’

Dames en heren,
Zeer veel dank voor dit praktische boek. Het signaal dat er uit klinkt is helder: houd rekening met verschillen tussen mensen, ga er niet vanuit dat je die verschillen kunt overbruggen, maar stel eisen aan mensen. Laat ze meedoen, rekening houdend met die verschillen. En meedoen is geen kwestie van willen, maar van moeten. Dat is een eis die geldt voor iedereen die hier een bestaan opbouwt.

Ik zeg het even heel kort en beknopt. Maar in de kern komt het hierop neer.

Het spreekt me zeer aan dat u met dit boek – zoals u het zelf zegt – “praktische en realistische voorstellen wil formuleren voor de gemeenten”. Dat is de grondtoon die ik vaker wil horen in het debat over integratie, maar ook over immigratie en asiel. Hoe zakelijker we dat debat kunnen voeren, hoe beter.

Dat is in ieder geval ook mijn inzet bij het integratiebeleid.

Want waar gaat het om; wat is de basis? Laat ik twee algemene principes noemen.

1. Het uitgangspunt is dat we in Nederland een diverse samenleving hebben. Dat is een gegeven.

Die samenleving is niet uitwisselbaar met een willekeurige andere samenleving. Het is geen optelsom van alle verschillen.

Ons basisstelsel is de Néderlandse samenleving met normen en waarden die hier zijn opgebouwd. Ik noem er een paar:

  • gelijkheid van mannen en vrouwen
  • vrijheid van meningsuiting en geen discriminatie van homo’s en minderheden.
  • en als er ijs ligt, dan praat je over de Elfstedentocht!

Wie hier dus een bestaan wil opbouwen onderschrijft deze basisprincipes. Dat wil niet zeggen dat we vragen van je geloof te vallen of je identiteit op te geven. Maar wel om je te verbinden aan de gemeenschap waar je deel van uitmaakt.

De eis is dat je je tenminste houdt aan de basisprincipes, en dat je meedoet aan het maatschappelijke verkeer.

En dat komt neer op: de taal leren, werk zoeken en je aan de wet houden.

2. Het tweede principe is dat dit een eigen verantwoordelijkheid is waar iedereen zich voor inspant.

Integreren is niet een verantwoordelijkheid van de overheid, maar een verantwoordelijkheid van degenen die zich hier vestigen, of al gevestigd zijn.

Via onze reguliere voorzieningen, zoals onderwijs, moet elke burger in staat zijn een bestaan op te bouwen.

Daarom stoppen we ook met allerlei specifieke regelingen voor specifieke groepen en gaan we uit van generiek beleid.

Daar hoort natuurlijk wel bij dat onze instellingen, zoals de onderwijsinstellingen en de arbeidsbureaus, zich inspannen om effectief te zijn bij de aanpak van specifieke problemen, zoals de aanpak van schooluitval of het tegengaan van obesitas.

Daar hoort ook bij dat ze zich verdiepen in de sociaal-culturele verschillen tussen groepen en hun best doen om deze groepen te kunnen bereiken.

Dat is niet een kwestie van wel of geen soft doelgroepenbeleid, maar meer een kwestie van wel of geen effectief beleid.

Dat is er niet eenvoudiger op geworden in de loop der jaren. De tijd is voorbij dat we alleen te maken hadden met de eerste generatie Turken en Marokkanen. Er zijn nu tweede en derde generaties, vaak goed opgeleid en bovendien is het aantal landen van herkomst vele malen groter geworden.

Daarom mogen de instellingen van mij ook verwachten dat ik ze met kennis en expertise ondersteun waar nodig bij de uitoefening van hun beleid.

Ik moest hierbij denken aan een voorbeeld dat ook in uw boek voorkomt over Nutricia. Er was ooit een campagne bedacht voor de Arabische wereld.

Je zag daarbij drie beelden: een kind dat huilt. Een beeld van pot Nutricia. En een beeld van een kind dat lacht.

Er was alleen over het hoofd gezien dat men in de Arabische wereld niet van links naar rechts leest, maar van rechts naar links…..

Waar het om gaat is dat je effectief wil zijn in je beleid.

Ook op individueel niveau.

Wil je als professional individueel niveau effectief zijn in een diverse samenleving, dan ben je bewust dat culturele aspecten een rol spelen.

Maar - zeg ik daarbij - we moeten daarin niet doorschieten.

Geen pseudo-wetenschap maken van interculturele communicatie. Kom op!

Natuurlijk, goede communicatie is van essentieel belang. Bewustwording van eventuele valkuilen: wees alert.

U noemt in uw boek het feit dat iemand je wel of niet in de ogen kijkt bij een sollicitatiegesprek: laat je dit wel of niet meewegen?

Maar – zeg ik daarbij – goede communicatie vereist inspanning van twee kanten.

Je mag ook verwachten dat een sollicitant zich verdiept in de Nederlandse cultuur en begrijpt dat je iemand aankijkt in een sollicitatiegesprek. Zeker als dit iemand is van de tweede- of derde generatie.

Culturele aspecten mogen geen uitvlucht zijn om je niet te hoeven aanpassen aan onze normen en waarden.

Uw boek geeft praktische handvatten voor organisaties om met deze valkuilen om te gaan en in die zin neem ik het graag in ontvangst. Ik hoop dat het bijdraagt aan het effectief omgaan met de verschillen in onze samenleving.

De boodschap die ik erbij geef is deze.

Het is goed als organisaties investeren in de omgang met verschillende culturen. En alle praktische wenken en hulpmiddelen die daarbij kunnen helpen zijn wat mij betreft welkom.

Maar laat daarbij niet het misverstand onstaan dat wij geen inspanningen verwachten van de mensen zelf.

Het is een eigen verantwoordelijkheid om de kansen te grijpen.

Het is ook een eigen verantwoordelijkheid om zich in te spannen en de Nederlandse taal te leren.

Om in winterse termen te eindigen:

Neem je je verantwoordelijkheid, dan is het ijs al gauw gebroken.

Maar lever je zelf geen inspanningen, dan begeef je je op glad ijs.

Nogmaals dank voor uw boek, laat het z’n bijdrage leveren aan een samenleving waarin een ieder zich thuis kan voelen, ongeacht herkomst.

Dank u wel.