Staatssecretaris neemt RMO-advies ‘Ontzorgen en normaliseren’ in ontvangst

Opvoedproblemen horen tot de dagelijkse praktijk van veel gezinnen. Steeds meer hebben onderwijsorganisaties en jeugdzorginstellingen de neiging om die problemen bijzonder te maken en ze al snel in handen van gespecialiseerde hulpverlening te leggen. Opvoedvragen kunnen zo uitgroeien tot zware en kostbare zorgproblemen. De tijd is rijp om de jeugdzorg te baseren op de principes van ontzorgen en normaliseren. Dit schrijft de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) in het advies Ontzorgen en normaliseren. Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten nam het advies op 2 april 2012 in Utrecht in ontvangst en gaf haar reactie.

Dames en heren,

Ik heb twee reacties. U verwacht waarschijnlijk dat ik ga vertellen hoe we dat structureel gaan organiseren. Dus daar zal ik iets over zeggen.

Laat ik beginnen om te zeggen hoe blij ik er mee ben. Want dit advies, dat ik natuurlijk al heb kunnen lezen, overbrugt enorme afstanden. Het is een gestructureerde, cognitieve, intellectuele analyse. En tegelijkertijd, als je het met je hart leest, kan je uit dit rapport precies de visie destilleren die er achter zit. Daar gaan we van profiteren!

Het werd al gezegd. We gaan de hele jeugdzorg reorganiseren en we gaan veel aandacht besteden aan de structurele kant daarvan.

Aan de overdracht van geld.

Aan de herverdelingssleutels.

Aan de dataoverdracht.

Aan de verantwoordelijkhedenverdeling.

En ook gaan we aandacht besteden aan de exacte beschrijvingen van wie wat gaat doen. En de tijdpaden die daarbij horen.

Daar worden beloften over afgelegd. Als die niet gehaald worden, dan worden daar vragen over gesteld. Dat is heel belangrijk. Maar ik wil benadrukken dat die structurele wijziging, die stelselwijziging, die transitie, alleen maar een voorwaarde is om iets anders te bereiken.

De transformatie, de enorme paradigmashift, die gaat verloren als je die vanuit de werkelijke veldwerkers niet vast weet te houden. Ik weet dat, want ik zie die stukken. Ik ben bij die vergaderingen. Ik ben bij die onderhandelingen. En voordat je het weet, raakt die transformatie waar het ons allemaal om begonnen is, buiten beeld.

Dus dit is een oproep aan iedereen om dat te voorkomen. Daarom heb ik er niet voor gekozen om over de structuur en de transitie te praten. Ik zal daar mijn stinkende best voor doen, om dat goed te laten lopen, maar ik ga u iets anders vertellen. Ik ga u iets vertellen wat met visie te maken heeft. En het is maar een verhaal. Het verhaal gaat over u. Het gaat over het werk.

Er was een pelgrim op weg van koude lage landen bij de zee naar Santiago de Compostela. En dat moest hij lopen, want de pelgrim moest onderweg ervaren dat het leven moeilijk is. Maar ook dat je, als je het je moeilijk maakt, je toch je punt op de horizon moet houden, voor hem Santiago de Compostela. Daar kom je als mens beter uit. Dat was de essentie.

Hij had het helemaal niet makkelijk en het regende vaak. Op een gegeven moment was hij in het noorden van Frankrijk. Er waren korenvelden en het werd opeens een prachtige dag. Hij begon er plezier in te krijgen. Hij keek om zich heen en hij zag goudgeel koren en hij zag een blauwe lucht.

Op een gegeven moment hoorde hij ook dingen. Hij hoorde getimmer en hij hoorde harde geluiden en trillingen. Hij hoorde daarna ook stemmen en geroezemoes. Toen begon hij ook dingen te zien. Hij zag een heel grote werkplaats waar heel veel mensen bezig waren.

De eerste persoon die hij tegenkwam, heel ver bij de anderen vandaan, op een stuk modderig weiland, was een man die bezig was met glas en met vuur. De pelgrim zag niet precies wat hij deed, dus hij vroeg aan die meneer: ‘Wat doe je?’ Die antwoordde: ‘Ik ben een heel eind weg, want ik werk met vuur. Ik wil geen vuur maken bij de anderen die op de werkplaats bezig zijn.’

‘Maar wat doe je dan?’ vroeg de pelgrim. De man antwoordde: ‘Ik ben een raam aan het maken. Ik ben glas aan elkaar aan het maken in deze kleuren, want ik ben bezig met de beeltenis van de heilige maagd voor het grote raam in het Zuidertransept.’

De pelgrim begreep het niet helemaal en zei: ‘Oh, wat fijn en gaat het goed?’

‘Ja’, zei de glas-in-lood-maker, ‘het gaat ontzettend goed. Het gaat precies zoals ik me had voorgesteld. U bent een tevreden mens, ik ben een tevreden mens.’

De pelgrim liep verder en kwam bij een man die wit onder het stof zat. Hij was een enorm stuk marmer aan het bikken. De pelgrim vroeg hem: ‘Wat doe jij?’ De man die aan het bikken was antwoordde: ‘Ik ben bezig met de beeltenis van Petrus, want die komt boven de grote ingang en ik wil zo graag dat die lijkt op mijn vader, want daar houd ik zoveel van en daar heb ik zoveel vertrouwen in.’

‘Dat is mooi, en ben je tevreden?’ vroeg de pelgrim.

‘Ja’, zei de beeldhouwer. ‘Ik ben heel tevreden, want het wordt precies zoals ik het me had voorgesteld.’

De pelgrim liep nog verder en kwam bij een grote geplaveide zaal met overal stukjes muur. Hij zag nog steeds niet wat er precies gebeurde. Daar was een oude mevrouw aan het vegen. Hij liep naar haar toe en vroeg: ‘Wat doe jij?’

Ze veegde nog een beetje door, ze veegde het gruis bijeen van de beeldhouwer en de snippers van de glasblazer. En ze leunde op haar bezem.

‘Wat ik doe? Ik, ik ben deel van het bouwen van een kathedraal.’