Knapen: ontwikkelingslanden gebaat bij EU-handelsverdrag en herziening Cotonou

Het EU-vrijhandelsverdrag met de Cariben en de aanpassing van het Verdrag van Cotonou zijn goed voor de zelfredzaamheid van betrokken ontwikkelingslanden. Bovendien is er in het Verdrag van Cotonou meer aandacht voor de bestrijding van kinderarbeid, piraterij, mensenhandel en georganiseerde misdaad. Dat zei staatssecretaris Ben Knapen donderdag tijdens een debat over beide verdragen met de Tweede Kamer.

Op basis van het vrijhandelsverdrag tussen de EU en 15 landen in het Caribisch gebied hebben deze ontwikkelingslanden volledig tariefvrije toegang voor al hun producten tot de Europese markt. Ook kunnen zij makkelijker diensten (zoals toerisme) aanbieden in Europa. Het verdrag bevat ook afspraken over investeringen, intellectueel eigendom en flankerende ontwikkelingshulp om het verdrag maximaal te benutten (Aid for Trade). Het verdrag is een modernisering en verbreding van de handelsafspraken zoals die sinds 1957 bestaan met de EU.

Het Verdrag van Cotonou regelt de samenwerking tussen de EU en 78 landen in sub Sahara Afrika, het Caribisch Gebied en de Stille Oceaan (ACS-landen). Het vormt een paraplu voor politieke dialoog, ontwikkelingssamenwerking, handel en migratieafspraken. Elke vijf jaar moet het Verdrag van Cotonou worden herzien. Staatssecretaris Knapen vindt de huidige aanpassing een versterking van het verdrag.