WODC: Het gebruik van de telefoon- en internettap in de opsporing

Communiceren op afstand is de afgelopen jaren sterk veranderd door de opkomst van de mobiele telefoon, de smartphone en communicatiemogelijkheden via internet. Dit heeft gevolgen voor de opsporingspraktijk. Een vandaag gepubliceerd rapport van het WODC laat zien dat het aantal taps op vaste lijnen in Nederland al jaren stabiel is, maar dat de opkomst van de mobiele telefoon heeft geresulteerd in een flinke toename van het aantal in gebruikzijnde telefoons, en daarmee ook van het aantal benodigde taps.

Gewaardeerd opsporingsmiddel

De telefoontap is in Nederland en in de andere onderzochte Europese landen, een door politie en justitie gewaardeerd opsporingsmiddel dat zijn nut in de loop der jaren heeft bewezen. Er wordt in het huidige digitale tijdperk nog steeds veel gecommuniceerd via de telefoon. De telefoontap levert daardoor nog steeds veel zinvolle opsporingsinformatie op, hoewel de opbrengst over de jaren is veranderd en nog zelden direct bewijs door middel van een telefoontap wordt verkregen.

Is volledig uitwerken van taps nog wel van deze tijd?

Het aftappen en uitwerken van communicatie die met de telefoon- en internetlijnen is verkregen is een arbeidsintensief proces, dat gepaard gaat met een behoorlijke administratieve last en opsporingscapaciteit. Alle communicatie die is ondervangen met een tap dient uitgewerkt en uitgeluisterd te worden. Dit in tegenstelling tot de inzet van veel andere opsporingsmiddelen, waarbij ‘ruis’ – informatie die vermoedelijk niet met het misdrijf samenhangt – zoveel mogelijk wordt gefilterd en genegeerd. Vermoedelijk is het idee achter het volledig uitluisteren en uitwerken van taps, dat informatie afkomstig uit telefoongesprekken niet uit de context mag worden gehaald. Waar vroeger de meeste communicatie over één telefoonlijn kwam, hebben mensen hun communicatiestromen tegenwoordig zelf in allerlei opzichten gefragmenteerd door het gebruik van verschillende communicatiemiddelen. Welk deel van de communicatie wel of niet wordt opgevangen is daarom afhankelijk van het aantal telefoons dat wel en niet wordt getapt en van de mate waarin ook de internetcommunicatie wordt meegenomen.

Telefoontaps op nummers of op personen?

Daarnaast worden de administratieve lasten van het tappen vooral veroorzaakt doordat het tappen van telefoonaansluitingen in Nederland op nummer wordt geregistreerd en niet op naam of op zaak waarbij tapbevelen samengevoegd kunnen worden. Een bijkomstig nadeel van deze manier van administreren is dat de Nederlandse tapcijfers geen inzicht geven in het aantal personen dat jaarlijks wordt onderworpen aan een tap, of het aantal opsporingsonderzoeken waarbij de tap wordt ingezet. Hierdoor is er ook weinig inzicht in de mate waarin Nederlandse opsporingsdiensten door het inzetten van een tap een inbreuk maken op de privacy van verdachten en betrokkenen.

Verder brengt ook het notificeren – de plicht om personen van wie de communicatie is afgetapt hierover in te lichten – en de plicht om de afgetapte informatie tijdig te vernietigen, veel administratieve lasten met zich mee. De notificatieplicht blijkt overigens – in tegenstelling tot een aantal jaren geleden – vrij goed te worden nageleefd.

Verschillen tussen Nederland en andere landen

De wijze van registreren van het aantal ingezette telefoon- en internet taps verschilt tussen de onderzochte landen (Engeland en Wales, Zweden en Duitsland). Dit bemoeilijkt een goede vergelijking. Maar in het algemeen kan worden geconcludeerd dat de telefoontap in Nederland frequenter wordt ingezet dan in de andere onderzochte landen. Daar staat tegenover dat andere bijzondere opsporingsmiddelen, zoals infiltratie door undercoveragenten, of opnemen van vertrouwelijke informatie door middel van microfoons, juist minder vaak in Nederland worden ingezet dan in de andere onderzochte landen. Volgens de onderzoekers is dit vooral te verklaren door het feit dat er tussen de onderzochte landen een verschil van perceptie bestaat als het gaat om de zwaarte van de verschillende opsporingsmiddelen.

Internettap wordt niet breed ingezet

De internettap blijkt noch in Nederland, noch in de andere onderzochte landen breed te worden ingezet. Er blijkt in de onderzochte korpsen te weinig kennis aanwezig om de internettap zoals we die nu kennen optimaal te kunnen benutten. Dit terwijl door technologische ontwikkelingen en veranderingen in het telefoongebruik de huidige telefoontap naar verwachting steeds minder opsporingsinformatie zal opleveren. Ook het instrument zelf en de wet- en regelgeving zijn nog niet klaar voor de grotere rol en de efficiëntere inzet die de internettap in de toekomst kan krijgen. Om de opsporing bij de tijd te houden en om digitale communicatie toegankelijk te houden voor opsporingsdiensten, zou volgens de auteurs van het rapport nagedacht moeten worden over aanpassingen van de huidige wet- en regelgeving betreffende de inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden en de aftapbaarheid van online telecommunicatiediensten.

Odinot, G., Jong, D. de, Leij, J.B.J. van der, Poot, C.J. de, Straalen, E.K. van (2012). Het gebruik van de telefoon- en internettap in de opsporing. O&B 304