Financieel toetsingskader

De aanvullende pensioenen moeten transparanter worden en beter bestand tegen financiële schokken.  Minister Kamp van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft daartoe nieuwe spelregels (financieel toetsingskader) opgesteld voor de pensioensector en deze vandaag in de vorm van een hoofdlijnennota naar de Tweede Kamer gestuurd.

De belangrijkste elementen van het nieuwe toetsingskader zijn :

  • Sociale partners en pensioenfondsen moeten vooraf transparant zijn over de verdeling van financiële risico’s, zodat jongeren en ouderen weten waar ze aan toe zijn.
  • Fondsen zullen naar de deelnemers toe helder moeten communiceren over deze risico’s en over de gevolgen hiervan voor de koopkracht van hun pensioen. Deelnemers hebben recht op een realistisch beeld, ook over het wel of niet volledig indexeren van het pensioen.
  • Fondsen worden minder afhankelijkheid van dagkoersen op de financiële markten.
  • Het wettelijk kader zorgt ervoor dat in de contracten beter rekening gehouden wordt met de benodigde financiering voor indexatie.
  • Er komt één nieuw toetsingskader, met dezelfde uitgangspunten voor bestaande en nieuwe contracten.


Eisen buffers aangescherpt

In het huidige financieel toetsingskader staat bescherming van het nominale pensioen voorop. Kortingen op het pensioen zijn hierdoor minder vaak aan de orde, maar als ze noodzakelijk zijn, kunnen ze abrupt en fors zijn, zoals de recent aangekondigde maatregelen van 105 fondsen laten zien. Om de beoogde zekerheid in de huidige contracten waar te maken, worden de eisen voor wat betreft de financiële buffers en premies aangescherpt.

In de nieuwe pensioencontracten moeten direct maatregelen worden genomen bij financiële tegenvallers, maar die maatregelen mogen over tien jaren worden gespreid. Hierdoor kunnen financiële schokken voor de pensioendeelnemers geleidelijker worden verwerkt. Dit verkleint het risico op abrupte, grote kortingen van pensioenen.

Ook in het nieuwe toetsingskader zijn de dekkingsgraden van pensioenfondsen de belangrijkste graadmeter voor het nemen van maatregelen. Fondsen mogen bij de berekening van de kosten van toekomstige indexatie rekening houden met een deel van het verwachte rendement op hun beleggingen. De dekkingsgraden mogen bovendien over een gemiddelde van twaalf maanden worden vastgesteld. Voor de langere termijn zal met een stabiele en realistische rente gerekend worden. Dit voorkomt drastische maatregelen als gevolg van abrupte schommelingen in de dekkingsgraad.
Het overhevelen van oude pensioenrechten naar het nieuwe (reële) contract is volgens Kamp in beginsel juridisch mogelijk maar in de uitvoering een zaak van sociale partners en pensioenfondsbesturen. Het is ook aan sociale partners of zij het huidige pensioencontract willen voortzetten of over willen stappen op het nieuwe contract. De minister zal in de pensioenwetgeving wel waarborgen opnemen om dit zogenoemde ‘invaren’ zorgvuldig te laten gebeuren.

Geen extra pot met geld
Kamp benadrukt in zijn hoofdlijnennota dat het huidige, noch het nieuwe toetsingskader deelnemers in pensioenfondsen absolute zekerheid geeft. “Nu zijn er ook al risico’s, zoals blijkt uit de aangekondigde kortingen bij een groot aantal pensioenfondsen. Die risico’s blijven. Nieuwe spelregels zorgen niet voor een extra pot met geld. Het nieuwe wettelijke kader zal fondsen echter wel dwingen om duidelijk te communiceren over de gevolgen voor de koopkracht van de deelnemers en de onzekerheden die er zijn. Hierdoor zullen deelnemers en gepensioneerden beter weten waar zij aan toe zijn”, aldus Kamp.

De hoofdlijnennota volgt op adviezen van twee commissies die het kabinet eerder instelde en op afspraken die het kabinet in juni 2011 met werkgevers en werknemers heeft gemaakt over de vernieuwing van het pensioenstelsel in Nederland. Dat stelsel is door structurele trends als de vergrijzing, de lage rente en de gevolgen van de crisis onder druk komen te staan. Veel fondsen hebben daardoor onvoldoende vermogen om de pensioenen uit te betalen die werknemers verwachten. Die economische werkelijkheid verandert door invoering van het nieuwe kader niet, maar fondsen kunnen hierdoor wel beter met die werkelijkheid omgaan.

Het kabinet heeft naast de sociale partners; de pensioenuitvoerders en wetenschappers, vertegenwoordigers van jongeren en ouderen, betrokken bij het opstellen van de hoofdlijnennota. Om de overgang naar het nieuwe toetsingskader goed te laten verlopen, zal het kabinet rond de zomer overleggen met de Stichting van de Arbeid (werkgevers en werknemers) en de Pensioenfederatie, de koepel van pensioenfondsen. Het kabinet streeft ernaar de benodigde wetgeving in 2013 aan de Tweede Kamer aan te bieden, maar zal vooruitlopend hierop bezien of de aanpassingen al kunnen worden betrokken bij het vaststellen van de pensioenpremies voor 2013 en de maatregelen die fondsen eventueel moeten nemen in hun herstelplannen.