Toespraak door de staatssecretaris Ben Knapen van Buitenlandse Zaken: 'Rio aan de Maas'

Dames en heren,

30 mei 2012, Rotterdam (Gesproken woord geldt)

Bijna een jaar geleden, om precies te zijn op 28 juni 2011, sprak ik op de eerste bijeenkomst van het Nationaal Platform Rio+20. Ik zei toen dat ik ─ naar het woord van Koot & Bie ─ geen doemdenker ben. En dat ben ik nog steeds niet. Zeker: als je naar het nieuws kijkt, zou je net als een jaar geleden tot de conclusie kunnen komen dat het bergafwaarts gaat met de wereld. Problemen in Griekenland. Ellende in de Sahel. Een financiële crisis, een voedselcrisis, een klimaatcrisis. Maar laten we niet vergeten dat er naast grote problemen, ook grote vooruitgang te bespeuren is. Vooruitgang is geen nieuws, ik weet het. Daarom zeg ik het hier maar. Het aantal armen daalt; Afrikaanse economieën beginnen langzaam maar zeker aan te pikken; de Arabische wereld lijkt te ontwaken; enzovoort. Dit zijn ontwikkelingen die we 20 jaar geleden voor onmogelijk hielden. Dus waarom wanhopen over de problemen van vandaag? Ik ben er nog altijd van overtuigd dat duurzame ontwikkeling mogelijk is. Mits we niet te lang op onze handen blijven zitten. Ik heb dan ook niets met de gelovigen of de sceptici. Ik ben meer van het nuchter optimisme.

Het Nationaal Platform Rio+20 staat ─ wat mij betreft ─ symbool voor dit nuchter optimisme. Het Platform is ontstaan uit de gedachte dat duurzame ontwikkeling geen overheidsmonopolie is of kan zijn. Voor werkelijke verandering zijn burgers en bedrijven nodig. De tweede bestaansreden voor het Platform laat zich eenvoudig samenvatten in één woord: kwaliteit. De regering wil een substantiële bijdrage leveren aan duurzame ontwikkeling. En de United Nations Conference on Sustainable Development in Rio de Janeiro is daarvoor een belangrijk podium. De Nederlandse inbreng moet dus goed zijn ─ en daarvoor was de inspirerende inbreng van individuen en organisaties, de inspirerende inbreng van u onontbeerlijk. Staat u mij toe hieraan nog één ding toe te voegen. Het is ─ denk ik ─ goed om vandaag nog eens te benadrukken dat het Platform wordt gedragen door verschillende ministeries. Het is niet of ontwikkeling of milieu of economie, het is en-en-en. Dat is een belangrijk signaal, nu de discussie nog altijd iets te veel wordt gedomineerd door milieu- en klimaatdeskundigen.

Dames en heren, ik weet heel goed dat menigeen onze verrichtingen in Rio met de nodige argwaan zal volgen. Zo’n conferentie levert toch niets op, hoor je dan brommen, maar kost intussen wel een godsvermogen. En het is waar: van een leien dakje zal het in Brazilië niet gaan. Twintig jaar geleden waren de onderhandelingen een stuk gemakkelijker, omdat de gemaakte afspraken vooral gevolgen hadden voor het Westen. Het ging, zeg maar, over de dioxine-kip in onze achtertuin. Dit keer zijn de belangen niet alleen voor ons, maar voor alle deelnemers bijzonder groot. De twee hoofdthema’s van de Conferentie ─ groene economie en het institutionele raamwerk voor duurzame ontwikkeling ─ hebben ook grote gevolgen voor opkomende economieën en ontwikkelingslanden. Het is begrijpelijk dat zijn hun huid duur verkopen ─ ook zij willen een eerlijke kans op de industriële ontwikkeling die wij al achter de rug hebben. Vergelijk het met een etentje waar sommige landen pas aanschuiven voor het toetje, maar ook moeten betalen voor het voor- en hoofdgerecht van andere landen. Het zal daarom zeker niet gemakkelijk worden om de critici de mond te snoeren met spectaculaire onderhandelingsresultaten. Het wordt een moeizame zoektocht naar wat in jargon Common but Differentiated Responsibility is gaan heten. Dit soort conferenties heeft wat mij betreft iets vreselijks: tienduizenden mensen die worden ingevlogen, en vervolgens allemaal dezelfde mantra’s over duurzaamheid herhalen en eindeloos touwtrekken over woordjes in vrijblijvende slotverklaringen. Ik weet het. En toch, en toch. Dit is wel de manier waarop een wereldgemeenschap een agenda formuleert, prioriteiten aanbrengt, politieke druk creëert en uiteindelijk stappen zet in een nieuwe richting. Want waar het gaat het om? Uiteindelijk is dat simpel. Als alle mensen in India, in China, in Afrika net zo’n leven gaan leiden als wij hier in West-Europa, dan hebben we drie aardbollen nodig om iedereen lucht te geven om te ademen, voedsel om te eten en water om te drinken. We zullen dus iets anders moeten bedenken ─ wij en zij. Dat noemen we met een afgekloven woord duurzaamheid.

Wat zijn onze doelen voor Rio? Laat ik beginnen met het eerste hoofdthema: groene economie. In EU-verband ijvert het Koninkrijk voor een concrete agenda voor de verduurzaming van de economie, met het bedrijfsleven als onmisbare partner. Het is voor ons belangrijk dat het belang van armoedebestrijding hierin wordt meegewogen. Voor het verduurzamen van consumptie en productie leggen wij in Rio de nadruk op ─ onder meer ─ water, voedselzekerheid, landbouw, afval, transport en stedelijke ontwikkeling. Het Koninkrijk der Nederlanden is voorstander van duurzame ontwikkelingsdoelen, maar wil wel aansluiten bij het bestaande post-2015 Millennium Development Goals-traject. Want niemand is gebaat bij twee verschillende onderhandelingen over hetzelfde onderwerp. Over groene economie tot slot nog dit: Nederland wil geen extra geld toezeggen, maar beter gebruikmaken van de bestaande middelen. Daarnaast willen we zoeken naar nieuwe, innovatieve financiering. Dan het tweede hoofdthema: het institutionele raamwerk voor duurzame ontwikkeling. Wij maken ons sterk voor twee concrete zaken: (1) de hervorming en versterking van de VN-commissie voor duurzame ontwikkeling, plus de oprichting van een Raad voor duurzame ontwikkeling met uitvoerende taken die in de plaats moet komen van de huidige Commissie zonder tanden; en (2) de aanstelling van een Hoge VN-Vertegenwoordiger voor duurzame ontwikkeling.

Dames en heren, ik dank Louise Fresco en haar team voor hun inzet. Ik dank u voor alle goede en creatieve ideeën. Wees er zeker van dat uw inspanningen niet voor niets zijn geweest. Mijn collega Atsma, Louise en ik reizen volgende maand gewapend met nuchter optimisme naar Rio de Janeiro, op zoek naar het best mogelijke resultaat.

Dank u wel