Wetsvoorstel Herziening ten voordele aanvaard door Eerste Kamer

De Senaat heeft gisteren het wetsvoorstel herziening ten voordele van minister Opstelten van Veiligheid en Justitie aanvaard. Daardoor kunnen met ingang van 1 oktober 2012 afgesloten strafzaken sneller worden herzien. Ook is in meer gevallen onderzoek naar een grond voor herziening mogelijk. Daarbij kan inbreng van deskundigen worden benut. Met de resultaten van het onderzoek kan een herzieningsverzoek beter worden onderbouwd.

De huidige herzieningsregeling is verouderd en wordt door de rechtspraktijk als te beperkt ervaren, vooral door de definitie van het begrip “novum” als grond voor herziening van een strafzaak. In de rechtspraak wordt op dit moment alleen een novum aanwezig geacht als sprake is van een nieuwe feitelijke omstandigheid waarvan de rechter niet op de hoogte was bij de behandeling van de strafzaak. Daardoor leiden nieuwe inzichten van deskundigen zelden tot herziening. Dit is lastig omdat rechters, mede door de ontwikkeling van nieuwe technieken, afhankelijker zijn geworden van de expertise van deskundigen.

Nieuw deskundigenbewijs zal in de toekomst eerder leiden tot toewijzen van een herzieningsaanvraag. Maar een oordeel van een deskundige is geen novum an sich. Het moet gaan om een nieuw gegeven. Bovendien moet door dat gegeven het 'ernstige vermoeden' ontstaan dat de rechter tot een ander oordeel zou zijn gekomen als hij daarvan op de zitting had geweten. Dat betekent dat het deskundigenoordeel alleen tot herziening kan leiden wanneer het een nieuw licht op de zaak werpt.

Verder komen er meer mogelijkheden voor onderzoek naar een novum. Een ten onrechte veroordeelde beschikt niet altijd over de middelen om een novum aannemelijk te maken. Straks krijgen gewezen verdachten in geval zij voor een ernstig misdrijf zijn veroordeeld de kans aanvullend onderzoek aan te vragen bij de procureur-generaal bij de Hoge Raad ter voorbereiding van een herzieningsaanvraag. Veelal zal het gaan om zaken met ernstige twijfel over de juistheid van de veroordeling en waar nog onvoldoende materiaal beschikbaar is om te kunnen beoordelen of van een grond voor herziening sprake is.