Toespraak Rutte bij herdenking Kamp Westerbork

Toespraak van minister-president Rutte bij de 70-jarige herdenking van het eerste transport uit het Kamp Westerbork, 15 juli 2012. 

Dames en heren,

Vandaag precies 70 jaar geleden begon op deze plek de systematische deportatie van Joodse burgers uit Nederland - een historisch feit dat stil maakt. Dat transport op 15 juli 1942 was het eerste uit een lange rij. Er zouden nog 92 volgepakte treinen uit Westerbork volgen. Op 13 september 1944 vertrok de laatste, hier vanaf de 'Boulevard des Misères'.

Het is nauwelijks voorstelbaar hoeveel leed zich in kamp Westerbork in de tussentijd heeft afgespeeld. En hoe angstig de mensen zijn geweest die hier korte of langere tijd zaten opgesloten. Elke volgende dinsdag, elke volgende trein was levensbedreigend. Een bijna zeker doodvonnis, weten wij achteraf. Voor jezelf, je man je vrouw, zoon of dochter, vader of moeder.

Een ooggetuige probeerde die beklemming in woorden te vatten toen hij in februari 1944 het volgende noteerde in zijn dagboek:

'Geen pen vermag te beschrijven wat er eigenlijk gebeurt voor en op den dag van zoo’n transport. (…) Met elken handdruk aan een vertrekkende dringen zielen in elkaar, de handen vatten en omklemmen elkaar, alsof ze elkaar nooit meer zullen loslaten.'

Zielen die in elkaar dringen, handen die elkaar omklemmen om nooit meer los te laten – het zijn woorden en beelden die ons iets laten zien van de volslagen machteloosheid van de slachtoffers tegen het gewetenloze en mensonterende systeem van vervolging. Iets, want alleen de overlevenden kunnen de totale rechteloosheid en de wurgende onzekerheid helemaal navoelen.

In de bekende eerste zinnen van zijn indrukwekkende boek Ondergang noemde Jacques Presser de Jodenvervolging '(…) de geschiedenis van een moord. Een moord, tevens massamoord, op nimmer gekende schaal, met voorbedachten rade en in koelen bloede gepleegd.' Ondergang verscheen in 1965 en maakte veel los. Eigenlijk realiseerde de Nederlandse samenleving zich toen pas écht welk afschuwelijk onrecht onze Joodse landgenoten was aangedaan. En hoe peilloos diep het verdriet dat de overlevenden met zich mee droegen.

Op mij persoonlijk had het boek een vergelijkbaar schokeffect toen ik het twintig jaar later als student las. Een geschiedenis die ik op hoofdlijnen dacht te kennen, werd door Presser ingekleurd met de gruwelijke feiten en persoonlijke verhalen. En die waren zo schokkend en indringend dat ook mij het ongeloof bekroop waarvoor Presser zijn lezers in de eerste pagina’s van zijn boek terecht waarschuwde. Want wat hier is gebeurd en het lot van de mensen die vanuit Westerbork naar de kampen werden gedeporteerd, gaat ons verstand ver te boven. En juist daarom moeten wij dat verleden onder ogen blijven zien. Om niet te vergeten.

Dus buigen wij vandaag ons hoofd.

Wij buigen ons hoofd voor de 102.000 Joodse vrouwen, mannen en kinderen die vanaf hier vertrokken en de hel van de vernietigingskampen niet overleefden. 102.000 keer een mens die werd vermoord.

Wij buigen ons hoofd voor de 245 Sinti en Roma en alle verzetshelden voor wie Westerbork ook het voorportaal was van de dood.

En wij buigen ons hoofd voor de 5000 overlevenden, die bij terugkeer een volgende worsteling wachtte. Zowel met hun eigen emoties en schuldgevoelens als met een weinig begripvolle samenleving.

Ik citeer nog één keer dezelfde ooggetuige, die beschrijft hoe een transport vertrekt:

'De trein schuifelt weg als een fantoom, als een boekje van levende beelden, gaat hij voorbij, - voor het laatst heeft men oude, vertrouwde gezichten gezien, voor het laatst een teken van leven opgevangen.'

Voor het laatst… Zeventig jaar later maakt die gedachte ons nog steeds stil.

Wij buigen ons hoofd. Wij blijven herdenken.