Vreemdelingendetentie slechts als uiterste middel

Minister Leers (Immigratie, Integratie en Asiel) is het eens met de Nationale ombudsman dat vreemdelingendetentie alleen een uiterst middel mag zijn om vreemdelingen uit te zetten naar hun land van herkomst, als zij niet vrijwillig vertrekken. Dat is ook al sinds jaar en dag het uitgangspunt. Hij wijst er wel op dat vreemdelingen zelf ook detentie kunnen voorkomen: wie gewoon meewerkt aan vertrek, hoeft niet in detentie terecht te komen.

Verder is de minister begin dit jaar proeven gestart met alternatieven voor vreemdelingendetentie, naast de al bestaande vrijheidsbeperkende centra in Ter Apel en Vught en de gezinscentra in Katwijk en in Gilze en Rijen.

Het gaat o.a. om proeven met:

  • een meldplicht in combinatie met terugkeerbegeleiding;
  • een meldplicht met verblijf op betrouwbare adressen;
  • een borgsom, die de vreemdeling terug krijgt als hij zelf vertrekt;
  • verblijf in asielzoekerscentra of een vrijheidsbeperkend centrum met terugkeerbegeleiding voor sommige vreemdelingen die eerder alleenstaand en minderjarige naar Nederland kwamen (ex-amv’s uit het project Perspectief);
  • het financieren van projecten van organisaties, vaak lokaal gesteund door gemeenten en kerken, gericht op duurzame terugkeer (bijv. met opleidingen en psychosociale begeleiding).

De Nationale ombudsman signaleert terecht dat de proeven nu nog kleinschalig zijn. Na afloop van de proeven moet eerst bekeken worden of de alternatieven er niet toe leiden dat vreemdelingen zich aan terugkeer onttrekken. Bij de evaluatie van de proeven kunnen de aanbevelingen van de Nationale ombudsman mogelijk een belangrijke bijdrage leveren.

De Nederlandse vreemdelingendetentie is in lijn met internationale verdragen en Europees recht. Elk individueel besluit tot detentie wordt door de rechter onafhankelijk getoetst. Daarmee zijn de grondrechten van de vreemdeling gewaarborgd.