Toespraak Ben Knapen tijdens Montesquieu Lezing: ‘Voorbij eurochagrijn en eurofilie’

Dames en heren,

Laat ik beginnen met de organisatie van de zomerconferentie te danken voor de uitnodiging om deze Montesquieu Lezing te houden. Dat waardeer ik des te meer omdat het Montesquieu Instituut bijdraagt aan iets wat bijzonder belangrijk is in onze democratie: kennis. Kennis en onderzoek over parlementaire geschiedenis, democratie en Europa. Het instituut bestaat nu vijf jaar, pas vijf jaar en ’t is een fraai voorbeeld van klassieke founding fathers die via een nieuw instituut met z’n allen een geweldige moderniseringsslag hebben gemaakt. Complimenten van mijn kant dus bij dit eerste lustrum.

Een gewaardeerd columnist noemde de leden van het huidige kabinet onlangs ,,non-valeurs, praatjesmakers en volksverlakkers." Ik ga daar niet over zeuren . Al dan niet welbespraakt afgeven op politici is ook van alle tijden. De grote schrijver Thomas Mann noemde politici zelfs in het algemeen ,,lage en corrupte wezens, ongeschikt om in de geestelijke sfeer een rol te spelen".

Ik wil maar zeggen: u bent als toehoorder gewaarschuwd.

Als je door je oogharen naar de verkiezingstrends kijkt dan lijkt het erop dat de kiezers ons wat Europa betreft weleens een hele lastige boodschap mee zouden kunnen geven, namelijk om tegelijkertijd gas te geven en ook op de rem te gaan staan. Normaal gesproken is het resultaat dan stilstand plus geronk van de motor, maar dat kan natuurlijk niet. Al was het alleen maar omdat dit najaar ver strekkende voorstellen voor een herinrichting van de Unie op de agenda staan. Ons land zal daar een rol in spelen, iets van moeten vinden.

Om misverstanden te voorkomen: ons kabinet is demissionair, over een week is het woord eerst weer aan de kiezer en Europa is hierin een prominent onderwerp. Het is dus logisch dat ik hier geen kabinetsstandpunt kan aanbieden maar slechts overwegingen die binnenkort van pas kunnen komen als een nieuwe Tweede Kamer aan zet is.

Ik wil vandaag dus met u spreken over Europa en over de politiek, over wat het is en hoe het voelt. En om maar met de deur in huis te vallen: Europa voelt niet goed dezer dagen. Al meer dan twee jaar slepen we nu een eurocrisis met ons mee en we weten dat het ook nog wel een tijd zal duren. We worden geconfronteerd met serieuze weeffouten, met wantrouwen tussen bevolkingen van diverse euro lidstaten, met chagrijnige publieke opinies en weinig enthousiasme voor de kansen die elke crisis - dus ook deze - te bieden heeft.

Je kunt de eurocrisis strikt intellectueel beschouwd misschien weg redeneren. Immers, je zou ook kunnen zeggen dat we hier geconfronteerd worden met een verschijningsvorm van iets anders. Dat "iets anders" is een fundamentele verandering van de mondiale concurrentieverhoudingen. Groeipotentieel en toegevoegde waarde van het Westen in relatie tot opkomende machten hebben daar voorlopig last van. De verdien- of liever de terugverdiencapaciteit -om de veel te hoge schulden te kunnen behappen, schiet nu tekort, en dat betekent simpelweg dat we gebukt gaan onder de schuldenlast van het verleden. Dat geldt voor bedrijven, voor banken, voor particulieren en voor staten. Voor iedereen dus dubbel en dwars.

Zo beschouwd is het geen eurocrisis maar een aanpassingsproces aan nieuwe verhoudingen in de wereld. Zo beschouwd, is de slagvaardigheid van niet-eurolanden zoals bijvoorbeeld Amerika of Groot-Brittannië wel mooi meegenomen, maar biedt het voor dit fundamentele vraagstuk ook niet zomaar een antwoord. Ook zij worden er door geraakt.

Maar uiteraard is dit type kijkrichting toch voornamelijk een intellectuele exercitie. De acute pijn zit 'm voor ons in de eurozone, in de onderlinge verwevenheid en de botsende belangen en prioriteiten en wat breder beschouwd, de pijn zit ' m in de Europese Unie.

Het kan gek lopen met iets wat vroeger een vanzelfsprekend ideaal leek. Ik zeg met opzet "leek" want de historici onder u weten dat ook vroeger het beeld genuanceerder was dan nu in terugblik soms wordt gesuggereerd.

Maar desalniettemin, Europa had een meeslepend verhaal, een narrative, die weinig toelichting nodig had. Dat was het verhaal van "nie wieder Krieg". Europeanen waren door de nachtmerrie van twee wereldoorlogen gegaan en de Europese gedachte werd daarom na 1945 een soort collectieve katharsis van de Europeanen op het vasteland van Europa. Dat geldt misschien minder voor de Britten voor wie de mythe van de overwinningen krachtiger bleef dan de herinnering aan lijden en vernedering. En dat geldt ook minder voor de Midden- en Oost-Europeanen die onder het Sovjet juk verder moesten. Maar het gold zeker voor de oude zes lidstaten van het eerste uur. De Europese eenheid - te beginnen bij de supranationale Europese Gemeenschap van Kolen en Staal - stond voor onderlinge verwevenheid, bestrijding van nationalisme, voor een "ever closer union".

De eerste uitbreidingen in zuidelijke richting ademden nog onversneden deze geest. Er kwamen bijvoorbeeld zogenaamde cohesiefondsen, belastingmiddelen uit rijke lidstaten om de arme landen als Portugal, Spanje en Griekenland op eenzelfde niveau te krijgen als de rest. Het woord alleen al "cohesie" wees op de ambitie van sociaaleconomische integratie.

Volgende uitbreidingen, maar ook de toetreding van Groot-Brittannië, maakten het al lastiger deze ambitie van een "ever closer union" te verwezenlijken. Immers, voor de Britten was er nooit sprake van dat ze mee konden gaan in een ontmanteling van de nationale staat en voor menig Midden- en Oost-Europees land was de bevrijding van het Sovjetregime toch vooral reden om ten lange leste het zelfbeschikkingsrecht uit te oefenen, niet om dat zomaar weer in te leveren aan wat voor instantie dan ook.

In ons land zag je het beeld definitief kantelen in 2005 bij het grondwettelijk referendum. Je zag in de debatten ook nog wel de nabranders ervan. Volgens de ene bewindsman zou bij een "nee" tegen de grondwet de kans op oorlog weer toenemen, volgens zijn collega zou dan zelfs het licht uitgaan. Maar voor het grote publiek was het dwingende karakter van Europa als vredesproject goeddeels uitgewerkt. De officiële regeringsslogan zei mijns inziens alles: "Europa, best belangrijk". We wisten het niet zo zeker meer, kortom.

De afloop kennen we.

De afgelopen jaren werd ons geleerd dat de Nederlanders inmiddels konden worden ingedeeld in eurosceptici en eurogelovigen, of wat populistischer, in eurohaters en eurofielen. Ik beschouw dat zelf als een achterhaalde en inhoudelijk niet zo ter zake doende tegenstelling. Immers, ons land en onze landgenoten maken intrinsiek deel uit van het geïntegreerde Europa. Negatief geformuleerd, er is aan Europa voor ons geen ontkomen aan. Zelfs Zwitserland zit met huid en haar in de Europese Unie, betaalt ook een stevige prijs voor de relatie met de euro en neemt keurig alle richtlijnen van Brussel over, tot aan het Schengen regime toe. Waarom? Simpelweg omdat ze anders niet kunnen functioneren, zelfs het zo op zichzelf gerichte Zwitserland niet.

Daarom is dan is het vele malen verstandiger om te proberen er iets deugdelijks, iets goeds van te maken dan in een hoek te zitten mokken over alles wat je overkomt en wat eraan niet deugt. Dit laatste voelt namelijk wel even goed maar je bouwt er verder niets mee op. Met euroscepsis of eurofilie heeft dat mijns inziens niets te maken, veel meer met de noodzakelijke ambitie om te zorgen voor welvaart en welzijn van onze landgenoten en daar ook verantwoordelijkheid voor te nemen.

Maar kan dat zonder enige bezieling - bouwen aan iets goeds in Europa? Op den duur niet, zo is mijn stellige overtuiging. Je kunt voor de korte termijn bijvoorbeeld wel risico's ter redding van de euro aangaan, maar je kunt niet offers blijven brengen enkel en alleen omdat het uiteenvallen van de euro veel duurder is dan het behoud. Als het enige argument een rekensommetje zou zijn met als enige hoeders de rekenmeesters dan zal op den duur het chagrijn over de eurocrisis sterker blijken dan het rekensommetje.

Een nieuwe bezieling, voorbij de Nie-wieder-Krieg-inspiratie, is echter niet zomaar op bestelling te leveren.

Rationele argumenten zijn er genoeg. Laat ik een paar eigen ervaringen delen.

In december j.l. was ik in Beijing. Ik bepleitte er onder meer Chinese steun voor een stevig Europees noodfonds. Een gekke ervaring was het en de Chinezen waren van hoog tot laag op zijn zachtst gezegd sceptisch. Studenten aan de Tsinghua Universiteit waren misschien nog het meest direct. Waarom zouden we jullie helpen, jullie hebben bijna het tienvoudige inkomen per hoofd van de bevolking dan wij? Jullie stoppen al met 65 met werken, jullie krijgen veel ziekengeld, jullie hebben wel vier weken vakantie. En zo ging dat maar door. Kortom, de studenten vonden ons nogal kortzichtig en verwend. We hadden kennelijk zelf weinig over voor het welslagen van het project Europa.

Een paar maanden geleden leidde ik de Nederlandse delegatie naar de grote Rio +20 milieu- en ontwikkelingsconferentie. De Europese landen gingen erheen met enkele krachtige opvattingen maar wat je bovenal merkte was hoe gemakkelijk alle niet-Europese deelnemers Europa simpelweg konden negeren. Diverse opkomende landen deden niet eens de moeite meer om dat te verbergen.

De populist zal zeggen, ach, Beijing, Rio - dat is allemaal die Haagse elite die van onze centen reist. Net goed dat ze een toontje lager moeten zingen.

Was het maar zo simpel overzichtelijk. Wij zullen alle zeilen moeten bijzetten om onze waarden en belangen, onze welvaart ook, te verdedigen en te bevorderen in een wereld met snel opkomende machten. In de eerste halve eeuw was een "ever closer union" het middel om het doel - geen onderlinge oorlogen meer - te bereiken. Nu zie ik een ander middel, namelijk een "ever stronger union" om een nu eigentijdser doel - namelijk bescherming van waarden en belangen - te bereiken.

Wat zijn die waarden en belangen, waarom zijn die het beschermen waard?

De identiteit van de Europese Unie verschilt wezenlijk van die van andere plekken op de wereld. Ten eerste hechten wij bijzondere waarde aan inclusiviteit. Dat wil zeggen, het is voor ons onaanvaardbaar om groepen uit te sluiten op grond van sociaaleconomische of culturele omstandigheden. Het individualisme van Amerika accepteert reusachtige verschillen tussen rijk en arm, accepteert desnoods getto's. Andere delen van de wereld hebben weer minder moeite met uitsluiting op basis van afkomst en religie.

Europa wil zich dat sinds jaar en dag meer aantrekken. Europa huldigt het beginsel van de verzorgingsstaat. Hoewel grondig aan sanering en verbouwing toe, zal niemand pleiten voor afschaffing ervan, want het geldt algemeen als misschien wel de belangrijkste naoorlogse verworvenheid. Ik zou er zelf, mits ook drastisch gemoderniseerd, het Rijnlands model aan willen toevoegen - het idee dat de ondernemingsgewijze productie niet alleen gaat om winstmaximalisatie, maar ook om het engagement van de diverse stakeholders in bredere doelstellingen, die met duurzaamheid, innovatie en inclusiviteit van doen hebben.

Een “ever stronger union” heeft logischerwijze een stevige buitenlands-politieke component. Ik noem voor de zekerheid waarden als democratie en mensenrechten, die na de oorlog des te dwingender als erfenis van het verleden deel van ons zijn geworden. Ze spreken misschien vanzelf maar zonder het grotere Europese gewicht beginnen we tegen autoritaire buren van de EU niets, temeer niet omdat we voor grondstoffen er vaak zo afhankelijk van zijn. Nieuwe lidstaten weten we met veel duw- en trekwerk in de Europese mal van rechtsorde en rechtsstatelijkheid te stoppen.

Zulke waarden en belangen houd je niet zonder gezamenlijke kracht overeind Wie verdeeld is, kan niet dreigen of belonen, kan niet blokkeren of stimuleren. Als een verenigd Europa de import van een vervuilende auto uit India verbiedt, zal de Indiase fabrikant een schonere versie verzinnen. Als Nederland de import verbiedt en Spanje niet, heeft Nederland op zijn best een loos gebaar gemaakt en op zijn slechtst een probleem. Als een Nederlandse firma iets uitvindt en een Aziatisch bedrijf steelt het idee dan heeft dat serieuze gevolgen. Europa kan de grenzen sluiten en genoegdoening eisen. Als wij dat in Den Haag alleen moeten opknappen, kunnen we op Azië mopperen en mogen we verder ons verlies nemen. En dacht u dat giganten als Facebook of Google privacyregels in acht zouden nemen, afgedwongen door de EU of voor de laatste keer gewaarschuwd door een Nederlands kabinet?

Dit soort voorbeelden valt in een geglobaliseerde wereld eindeloos te herhalen - van patentrecht tot kinderarbeid, van milieuregels tot sociale bescherming, van valuta manipulatie tot belastingontduiking. Uiteindelijk komt het erop neer dat alleen op Europese schaal bescherming te bieden valt tegen de kille kanten van de globalisering, dat alleen op Europese schaal normen kunnen worden vastgesteld en doorgedrukt of het nu gaat om verheven vrijheden of om de duurzaamheid van een koffieboon.

In de nooit-meer-oorlog narrative was een "ever closer union" het logische middel. In de veranderde positie van Europa in de wereld is dat dus eerder een "ever stronger union". Die twee zijn niet helemaal hetzelfde.

Bij een krachtigere Unie zullen we naar mijn stellige overtuiging komen te spreken over de omvang van zo'n krachtiger Unie. We zitten immers met een buitengewoon ongelijksoortig gezelschap van inmiddels bijna 28 leden. Zowel bestuurlijk, politiek, cultureel en economisch zijn de mogelijkheden en ambities zo verschillend dat het zich in deze vorm moeilijk tot slagkracht laat bundelen. We zien ook in de praktijk natuurlijk al stevige verschillen. Er zijn een paar landen die niet meedoen met het vrije verkeer volgens Schengen, er zijn landen die niet meedoen met een gezamenlijk patent, er zijn landen met sociale opt-outs, er zijn landen die nog niet meedoen met de euro en er zijn landen die expliciet niet van plan zijn er aan mee te doen, zoals Groot-Brittannië.

En dan zijn er nog de grote verschillen binnen de eurozone, bron van zoveel actueel ongemak en chagrijn.

Ik wil bij dit laatste wat uitvoeriger stilstaan want de eurozone is toch in wezen de harde kern van de integratie – de kern ook van waaruit een “ever stronger union” zal dienen te worden gebouwd.

De eurozone is niet bepaald wat economen noemen een optimal currency area. Om het verlies van aanpassingen via het rentebeleid en het valutabeleid te compenseren, heb je óf zeer flexibele lonen en prijzen en grote arbeidsmobiliteit nodig óf je hebt landen nodig die met hun overschotten opdraaien voor de tekorten van andere lidstaten. Maar aan beiden ontbreekt het, er is geen flexibiliteit in lonen en er is weinig arbeidsmobiliteit en in principe moet ook ieder land zijn eigen tekorten wegwerken volgens het no bail out principe.

Nu klinkt dit een beetje financieel-economisch maar dat is het natuurlijk niet. Een functionerende currency area betekent niets minder dan een verre mate van economische integratie, ja ook van een behoorlijk stuk gemeenschappelijke politieke cultuur. Kunnen we dit, willen we dit?

De discussie hierover is mijns inziens veel te zwart-wit. Een volmaakte currency area zou alle deelnemers, dus ook ons, verstikken, alle eigenheid smoren, van ons vreemden maken in ons eigen huis. Als we ons hadden moeten aanpassen aan de vroegere Griekse mores zou het onze samenleving simpelweg hebben geruïneerd.

Maar we moeten ook niet overdrijven. Neem het voorbeeld Ierland of Portugal. Portugal zal geen tweede Nederland worden en wij geen tweede Portugal maar met wat geluk helpen wij beide landen voldoende en passen zij zich met stevige maatregelen voldoende aan om het stelsel van de eurozone ook voor hen te laten werken. Het kan dus wel maar misschien niet met iedereen. En natuurlijk, ook wij zullen ons moeten aanpassen, maar altijd zo dat ook wij voldoende onszelf kunnen blijven.

Op dit moment is een commissie onder leiding van raadsvoorzitter Van Rompuy bezig met voorstellen voor een versterking van de budgettaire, economische unie. Een eerste opgooi lag in juni al op tafel, een tweede komt in oktober en meer vastomlijnde voorstellen zullen er in december zijn.

We moeten ons goed realiseren wat hier staat te gebeuren. Onder druk van de omstandigheden hebben we de begrotingsdiscipline al aangescherpt, met een stevige positie voor begrotingscommissaris Rehn, we hebben de economische coördinatie vergroot via onder meer de macro economische onevenwichtigheden procedure en het Europese semester. We hebben noodfondsen opgericht en we werken aan een krachtig Europees bankentoezicht.

Dit alles is in hoog tempo gebeurd en we mogen best een beetje trots zijn dat het allemaal sterk lijkt op wat dit Nederlandse kabinet in de brief van 7 september 2011 aan de Kamer heeft geschreven.

Maar de nieuwe voorstellen van Van Rompuy gaan nog verder, met grotere bemoeienis vanuit Brussel met de vormgeving van nationale begrotingen, met uiteindelijk een soort Europese minister van Financiën, met eurobonds en verankering via Europese democratie. Dit alles ingegeven door de noodzaak zo snel mogelijk van de eurozone een zone van stabiliteit te maken.

Ik kan niet verhelen dat ik me bij het project Van Rompuy nog niet helemaal comfortabel voel. Het ademt elementen van onvermijdelijkheid, alsof elke afzwakking ervan ondermijning van de eurozone betekent en dus financiële schade berokkent. En het ademt ook de sfeer van de methode-Monnet, die methode van de onvermijdelijke, technische stapjes vooruit om vervolgens achteraf te ontdekken dat er voldongen politieke feiten zijn geschapen. Dat kan niet meer, daarvoor raakt alles wat er de laatste jaren gebeurt te zeer het gevoel van nationale soevereiniteit.

Zelf denk ik dat we na de verkiezingen zo snel mogelijk in overleg met de Tweede Kamer in nieuwe samenstelling met de Nederlandse inbreng in de Europese discussie moeten komen. Met de Nederlandse ambities en ook de piketpalen. De Nederlandse kiezer moet daar op kunnen rekenen. Zwijgend instemmen met wat er in Brussel gebeurt, omdat er in Den Haag wordt geformeerd, is m.i. geen optie. De beurzen, de markten, de euro-lidstaten wachten immers niet geduldig tot wij zover zijn.

Waar moet die inbreng op letten?

Ik zie punten die bij de plannen van Van Rompuy node worden gemist: net als hij denk ik dat je ook een nieuw verdrag nodig hebt maar daarin horen een paar belangrijke dingen thuis:

- Ten eerste, er moet een juridische mogelijkheid zijn om de eurozone vrijwillig dan wel gedwongen te verlaten. Alleen zo kan de moral hazard - de gijzeling - waar we allemaal last van hebben worden aangepakt.

- Ten tweede moet de macht van de Commissie, die de laatste jaren in de crisis zowel wetgevend als uitvoerend als analyserend enorm is toegenomen, worden gecorrigeerd. Onder meer door democratische controle. Het Europees Parlement is hiervoor niet de geschikte instantie, we hebben het immers over de eurozone. Ik kan me veel meer gezamenlijke bijeenkomsten van de commissies Financiën en Europese Zaken uit de diverse nationale parlementen van de eurolanden voorstellen. Dat zorgt ook voor een betere balans tussen nationale hoofdsteden en 'Brussel' dan het Europees Parlement kan bieden.

- In ditzelfde verband zullen we ook de subsidiariteit veel dwingender moeten regelen. In de oude geest van de "ever closer union" is de trein van de Commissie toch veel meer doorgereden dan we ons bij de invoering van de subsidiariteit hadden voorgenomen. Om Europese consumenten te beschermen hoeft Brussel echt niet te bepalen hoe groen de ok-knop van de pinautomaat moet zijn om een recent voorbeeld te noemen.

- Ten derde, de interventieladder uit onze genoemde Kamerbrief zou moeten impliceren dat de bemoeienis van 'Brussel' weliswaar groter wordt naarmate een lidstaat verder buiten de voorgeschreven gedragslijn opereert. Maar omgekeerd dus ook. Geen bemoeienis met lidstaten die binnen de afgesproken gedragslijnen opereren. Wat mij betreft wijken we hier geen millimeter.

Maar dit gezegd zijnde, we moeten onszelf niets wijsmaken: een goed functionerende muntunie vergt stevige integratiestappen, inclusief uiteindelijk elementen van eurobonds. En dan nog, perfecte optimal currency areas bestaan niet. Maar we hebben het dan wel over een Unie die ongekend verstrekkend is en die ook in de wereld een factor zal zijn.

Echter, naar zo'n Unie kunnen we onszelf niet via de technocratische methode toe rommelen, daar zal iedereen het over eens zijn. Het hoeft ook niet hopeloos ingewikkeld te zijn als we het erover eens zijn. Tenslotte bestond het EGKS-Verdrag ook maar uit zes kantjes. Ingewikkeld wordt het meestal pas wanneer je het eigenlijk niet eens bent.

Wat ook niet verstandig is, dat is zo'n stap zetten simpelweg omdat de kosten van scheiding groter zouden zijn dan die van bij elkaar blijven. Dat is ook in het dagelijks leven al geen recept voor blijvende tevredenheid en gezondheid. Integratie enkel en alleen gebaseerd op angst voor de kosten van desintegratie, overleeft geen langdurige crisis. Uiteindelijk moeten we ook een doel, een ambitie, voor ogen hebben. Zonder doel is de euro een luchtkasteel. Als dat er niet is of als een meerderheid dat weloverwogen afwijst en weloverwogen met alternatieven komt dan heeft dat voorrang. Maar ik zeg bewust twee keer 'weloverwogen' want alleen een chagrijnig euro-humeur vind ik eerlijk gezegd argumentatief te weinig voor een alternatief.

Zelf ben ik er ten diepste van overtuigd dat we nu geen stappen terug moeten zetten maar voor een sterke Unie moeten gaan omdat we alleen dan onze waarden en belangen kunnen beschermen. En ja, de landen die bereid en in staat zijn deel uit te maken van zo'n sterke en dus stabiele Unie zullen ook in hun saamhorigheidsgevoel moeten investeren. We hebben het hier immers niet over een politiek-neutrale bezigheid.

Maar ik realiseer me tegelijkertijd dat het perspectief van een sterke unie niet de emotionele kracht heeft van de narrative die nie-wieder-Krieg een halve eeuw geleden had. De bezielende gezamenlijkheid van toen kwam voort uit collectief geleden leed dat eigenlijk alleen maar verliezers had gekend.

De vraag nu is, hoe erg is het dat de narrative van nu cerebraler is, rationeler, meer iets van analyse over mondiale verschuivingen dan van doorleefd leed?

Dat zou niet erg hoeven zijn want het is wat mij betreft dwingend genoeg.

Maar het is eerlijk gezegd wél een serieus probleem. Al te gemakkelijk wordt soms geroepen dat het allemaal een kwestie is van leiderschap. Een echte leider zou mensen mee kunnen nemen in een meeslepende nieuwe narrative. Maar zo simpel is het niet. Leiderschap op een moment dat de bommenwerpers boven je hoofd vliegen en je het volk blood, sweat and tears in het vooruitzicht stelt, is iets anders dan het volk de weg wijzen te midden van assertieve democratie, van rusteloze financiële markten. Het publiek denkt begrijpelijkerwijze eerder aan verworven voorrechten en welvaart dan aan blood, sweat and tears. Leiderschap is maar betrekkelijk in een situatie waar mensen angstig zijn om het vertrouwde houvast van de natiestaat te verliezen in ruil voor een perspectief dat niet onmiddellijk het hart sneller doet kloppen.

Het gezag van de politiek functioneert ook onder een ander gesternte dan vroeger het geval was. We kennen allemaal de befaamde studie van Richard Sennett, genaamd The Fall of Public Man, waarin hij laat zien hoe geleidelijk aan ambtsdragers minder beoordeeld zijn gaan worden op hun functievervulling en meer op hun persoonlijke authenticiteit en moraliteit. De vraag hoe iets overkomt, en meer nog, hoe iets voelt, heeft aanzienlijk meer gewicht gekregen dan de vraag hoe iets zit.

Dat maakt leiderschap, ja politiek in het algemeen soms knap lastig. Bij politiek gaat het er immers om zoveel mogelijk tegengestelde belangen en opvattingen - al is het maar tijdelijk - onder een noemer te brengen zodat er besluiten kunnen worden genomen. Het gaat dus om compromissen. Dat is op zichzelf een vrij rationele bezigheid van geven en nemen. Wie compromissen verdedigt, is een goed politicus maar moet tegelijk ook met minder authenticiteit en moraliteit wirtschaften. Immers, authenticiteit en moraliteit zijn absolute categorieën, compromissen dragen de verwatering ervan al in zich. Dat wringt. Je kunt immers net als met zwangerschap niet een beetje minder moreel of een beetje minder authentiek zijn.

Het compromis is vaak ook ingewikkeld, er komen getallen bij kijken en het verdraagt zich slecht met het heldere spel dat in de publieke media arena is vereist: aan de ene kant van de tafel zit iemand die pro is en aan de andere kant van de tafel iemand die contra is. Dus de eurofiel versus de eurohater. Zo werkt het, zo biedt het onderhoudend gekissebis en met aan het slot het liefst een heldere winnaar en verliezer.

Om verantwoordelijk te kunnen functioneren moet politiek daar eigenlijk niet teveel aan toegeven en wat mij betreft gewoon wat afstand van houden. Zonder afstand kun je weinig anders doen dan de vigerende gevoelens van het publiek tot uitdrukking brengen, zij het eurogelovigheid of euro-chagrijn. Maar er zijn nu eenmaal bestuurlijk-politieke verantwoordelijkheden die verder reiken dan hoe het hier en nu voelt. Dat vereist enige functionele afstand - je moet wel naar de kiezer luisteren maar je hoeft de kiezer niet na te praten.

En ziehier hoe weerbarstig dan ons thema Europa wordt. We constateren een breed beleefd chagrijn over de euro. We zien hoe partijen zich als vertolkers van dit chagrijn kunnen opwerpen zonder verantwoordelijkheid voor een alternatief te dragen. We weten uit ervaring ook dat in Brussel net als in Den Haag bestuurlijke vooruitgang alleen te boeken is door geven en nemen, door het compromis en juist het compromis staat dan al gauw in een kwaad daglicht.

Hoe lossen we dit op, gegeven het feit dat we het zogenaamde 'leiderschap' in elk geval niet als een deus-ex-machina bij de hand hebben?

Ten eerste door dingen niet mooier voor te stellen dan ze zijn. We moeten er niet omheen draaien dat we in een tijd van grote soms pijnlijke aanpassingen leven. Als ik zie hoe soms in nostalgie wordt teruggekeken naar de jaren van de zogenaamd onbekommerde verzorgingsstaat - les trentes glorieuses zeggen de Fransen nog altijd - dan moet eerlijk worden gezegd dat al die onbekommerdheid niet te krijgen is. Als we een krachtige Unie willen in Europa om onze waarden en belangen te kunnen behartigen dan zal dat ook offers vergen, en ook wat minder zekerheid, wat meer risico. Ook als het ons lukt om zoveel mogelijk abrupte en destabiliserende schokken te voorkomen dan nog is dit niet gratis.

Compromissen betekenen ook dat niet iedereen zich aan ons zal aanpassen maar dat alle deelnemers binnen een bepaald speelveld zich aan elkaar zullen moeten aanpassen. Ook wij dus. Als we dicht bij Duitsland blijven, zal dit overigens binnen aanvaardbare grenzen blijven, zo meen ik.

Bij alles op tafel leggen hoort ook het besef dat we fouten zullen maken. Trial and error. Ik weet het, de afrekencultuur in de democratie heeft daar weinig clementie mee, maar we betreden nu eenmaal vrij nieuw terrein. Economen hoor je weliswaar dagelijks in grote stelligheden spreken over wat wel en wat niet moet, maar ik ben zo vrij dat allemaal met een korreltje zout te nemen, temeer omdat ze in grote stelligheid elkaar ook graag tegenspreken.

In de praktijk betekent het ook dat een Nederlands kabinet naar Brussel afreist met onze Nederlandse wensen en daar onze belangen behartigt. Maar dat we weer terugreizen met het bereikte compromis en dat hier namens Europa verdedigen. We reizen af namens Nederland en keren terug namens Europa, telkens weer en laten we daar duidelijk over zijn.

Ten slotte ben ik ervan overtuigd dat je op deze manier vertrouwen bij kiezers moet kunnen verwerven. Met een analyse die hout snijdt. Met een doel helder voor ogen. Met een open methode. Met een open verhaal over kansen en afbreukrisico's. Zonder angst voor het vigerende chagrijn, ja voorbij eraan.

Als de euro geen stand houdt kan het tot een fikse verarming leiden maar dan nog zal het licht in Europa niet uitgaan en oorlog zal hier waarschijnlijk ook zo gauw niet meer komen. Maar in mijn ogen laten we het dan versloffen. Dan kunnen onze kleinkinderen ons verwijten: hoe hebben jullie je zo door je acute chagrijn, door angst voor een nieuwe tijd en angst voor een nieuwe wereld laten leiden, waarom hebben jullie niet verder kunnen kijken dan je neus lang was? Waar was jullie zelfvertrouwen gebleven? Waarom onze uitgangspositie verkwanseld?

Mijn ambitie is simpel: we hervormen, we bijten door de zure appel. We hergroeperen, we laten het kreunen en steunen over de opkomst v/d Derde Wereld achter ons, we nemen die opkomst als een reusachtig, nieuw potentieel om de kost te verdienen, om met een krachtiger Unie positief te beïnvloeden, om onze waarden en belangen te bevorderen. Voor mij is dit de kans van deze crisis.

Aan het begin citeerde ik Thomas Mann en zijn minachting voor de kaste van de politieke bestuurders. Het citaat komt uit 1918, uit Betrachtungen eines Unpolitischen. De schrijver van Zauberberg, en nog veel meer, kreeg van zijn woorden een paar jaar later spijt. Hij zag toen dat democratie niet kan bestaan zonder politici en beschouwde zich voortaan een ‘verstands democraat’. Zijn hart sloeg er niet van op hol, maar zijn verstand zei dat het goed was.

Het zou mooi zijn als het ons zo ook zal vergaan: ons hart gaat niet meteen sneller kloppen wanneer we aan een krachtiger Europese Unie denken maar ons verstand zal zeggen dat het de juiste richting wijst.