Toespraak minister Leers Conferentie ”EU Freedom of Movement”

Vóór alles wil ik u graag, namens de Nederlandse regering, verwelkomen hier in Rotterdam. Het is een eer voor mijn land deze conferentie te mogen organiseren en ons past dankbaarheid dat u wilde deelnemen.

Het gaat in deze bijeenkomst over de integratie van EU burgers.

Vóór mijn ministerschap was ik burgemeester van Maastricht – de stad waar bijna 20 jaar geleden het verdrag van Maastricht werd ondertekend en het EU burgerschap werd gecreëerd. Ik ben daar trots op en voel me ermee verbonden. Het recht van vrij verkeer vormt daarvan een elementair onderdeel en is haast een historisch recht. De afgelopen eeuwen heeft onze bevolking zich voortdurend verplaatst op zoek naar veiligheid, werk en avontuur; naar een beter leven. Beweging hoorde bij Europa en heeft Europa gemaakt tot wat het nu is.

Nederlanders maken er zeker gretig gebruik van. Door zelf, al dan niet tijdelijk, naar elders te verhuizen maar ook door EU burgers in Nederland te verwelkomen. De grootste groep Nederlanders buiten Nederland- veelal gepensioneerden- woont in de Costa Blanca in Spanje en in elke Europese hoofdstad zijn wel Nederlandse studenten te vinden. Veel Nederlanders wonen net over de grens in België en Duitsland en steeds meer Nederlanders verhuizen naar Scandinavië

Tussen 1960 en 1970 verwelkomden we in Nederland veel Italiaanse, Spaanse en Portugese werknemers als gastarbeiders. Vooral de mijnen hadden mensen nodig. Veel van hen verkozen uiteindelijk het Zuiden boven Nederland maar sommigen maakten van Nederland hun thuis.

Sinds 2007 zien we in Nederland een grote toename van EU burgers uit Polen, Bulgarije en Roemenië. En op dit moment weer uit Zuid Europa. Voor het eerst is de instroom van nieuwe migranten uit Europa in Nederland bijna gelijk aan de instroom van buiten de EU. De verwachting is dat de komende jaren het vrije verkeer in belang zal toenemen.

Nederland, en met name de Nederlandse economie, heeft flink geprofiteerd van het vrije verkeer en de verwachting is dat we dit ook in de toekomst zullen blijven doen. We zien het belang en proeven de voordelen. Niet iedereen ziet die voordelen. Er bestaan ook negatieve gevoelens onder de Nederlandse bevolking over de instroom van EU migranten. Soms is dat een vooroordeel maar soms is het ook gevolg van echte problemen die onstaan door de migratie. Dat verplicht ons om de principes én de voordelen van het vrije verkeer duidelijk te maken.

Maar we zullen daar alleen een willig oor voor vinden als we ook oog hebben voor de fricties en overlast die kunnen ontstaan wanneer bijvoorbeeld veel nieuwkomers zich in oude kwetsbare buurten vestigen of EU burgers onvoldoende aangehaakt zijn bij de Nederlandse samenleving. Reële problemen vragen een realistische benadering. Dit vereist dat we het vrije verkeer niet alleen met een economische en juridische bril bekijken maar ook oog hebben voor de sociale en maatschappelijke gevolgen. En dat we kijken naar de praktische invulling van Europees burgerschap in onze lidstaten in het bijzonder ook op lokaal niveau .

Ik ben als minister verantwoordelijk voor de integratie van nieuwkomers en dat betekent dat ik ook voor EU-burgers wil zorgen dat zij goed kunnen functioneren in onze samenleving. Dat is voor mij een vanzelfsprekendheid. Alleen dan kunnen zij en wij ook het meeste halen uit de voordelen die het vrije verkeer ons biedt. Hiervoor is de afgelopen jaren is in samenwerking met gemeenten veel geïnvesteerd in het tegengaan van uitbuiting door de aanpak van malafide uitzendbureaus en huisjesmelkers en handhaving van gelijke arbeidsomstandigheden.

Ook allerlei organisaties, van woningcorporaties tot inspectiediensten, van Kamers van koophandel tot kerkgenootschappen, richten zich op het verbeteren van woon- werk- en leefsituatie van arbeidsmigranten. Ik wil hier iets uitgebreider ingaan op participatie, burgerschap, en samenleven van de EU burgers.

Wat wij gemerkt hebben is dat de basis-integratiebehoeften van EU burgers vaak niet verschillen met die van andere nieuwkomers: men heeft met een andere taal te maken, met andere instituties en soms ook met andere sociale normen. Het leren van de taal van de ontvangende samenleving is essentieel voor iemand om zijn weg te vinden in een maatschappij, vrienden te maken en aansluiting te vinden. Het is ook nodig om zelf carrière te maken en de schoolcarrière van zijn of haar kinderen te kunnen ondersteunen. Dat geldt ook voor EU burgers als ze maar tijdelijk hier zijn.

Hier blijft vanzelfsprened het principe overeind dat iedereen – Nederlanders en migranten – zelf verantwoordelijk zijn voor hun eigen leven. Dus ook om er voor te zorgen dat ze kunnen functioneren en meedoen. Dat neemt niet weg dat de overheid zich verplicht voelt voor EU burgers, net zoals voor andere nieuwkomers, te zorgen voor voldoende informatie en toegankelijke taal- en introductiecursussen. Hier is in Nederland de afgelopen jaren veel in geïnvesteerd: Alleen al in de stad Den Haag hebben bijna 4.000 Europese arbeidsmigranten in de afgelopen drie jaar vrijwillig een inburgeringcursus gevolgd.

Maar ook – bijvoorbeeld- scholen en zorginstellingen staan voor de uitdaging om hun kennis en diensten toe te rusten en toegankelijk te maken voor EU burgers. En daar bovenuit steekt dan nog de taak dat de overheid de rechtstaat en de samenhang van de samenleving moet bewaken. Dat gaat om gelijke rechten en verplichtingen, het bestrijden van discriminatie en het welzijn en wederzijds respect te bewaken tussen alle burgers in onze samenleving.

EU burgers hebben sterke sociaal-economische politieke en verblijfsrechten en het is belangrijk dat de overheid deze respecteert en handhaaft. Maar daarmee zijn het welzijn en goed functioneren van EU burgers niet gewaarborgd. Bij het in de praktijk zorg dragen dat EU burgers volledig kunnen participeren, spelen een aantal uitdagingen een rol. Allereerst, is er een concentratie van migranten in bepaalde steden en binnen die steden in bepaalde wijken. Daar is vaak al sprake is van gebrekkige sociale cohesie en problemen met de leefbaarheid. Een ander punt is dat we niet weten hoe groot de groep is. Veel EU burgers staan niet geregistreerd en we moeten het dus vaak doen met schattingen.

Een heel specifiek kenmerk van EU migranten is dat zij, in tegenstelling tot veel migranten van buiten de Unie - veel mobieler zijn en vaak pas later besluiten om zich blijvend te vestigen. Dat heeft effect op de bereidheid tot het willen investeren in het verblijf in Nederland. EU burgers kunnen niet zoals burgers van buiten de Europese Unie verplicht worden in te burgeren maar daarom is de noodzaak tot integratie niet minder. Daarom spreken we hen aan op hun eigen verantwoordelijkheden zoals we dat ook bij onze eigen burgers doen. Mensen uit andere werelddelen verplichten we zich in te burgeren. We mogen daarom op EU burgers een sterk beroep doen voor hetzelfde. Dat zou moeten gelden in de hele EU. Ik pleit er daarom voor dat we op Europees niveau dat punt nader bekijken.

U begrijpt inmiddels dat wij de positie van de burgers van de EU die zich in Nederland hebben gevestigd heel serieus nemen. Daarbij zoeken we medestanders; partners waarmee we kunnen samenwerken.

De eerste groep wier samenwerking we zoeken zijn de landen waar de migranten vandaan komen. Bijvoorbeeld voor informatie maar we willen ook zorgen dat het vrije verkeer voor beiden werkt. Ik ben dan ook zeer blij met de aanwezigheid van staatssecretaris Jacek hier vandaag. Ik denk dat de samenwerking tussen Nederland en Polen heel goed werkt en acht het van het grootste belang om deze goede samenwerking voort te zetten.

De tweede groep zijn de migrantenorganisaties zelf. Zij kunnen een rol spelen bij het in kaart brengen van behoeften van migranten, problemen signaleren, en hun mening geven over beleid en voorgenomen maatregelen. Maar ook bij de ondersteuning van nieuwkomers zelf. Ik ben dan ook zeer blij met de inbreng van vooral PLON Lize en Migrada hier vandaag.

En tot slot: de werkgevers. Aangezien het overgrote deel van arbeidsmigranten werkt, of zelfs direct geworven zijn door werkgevers of uitzendbureaus, kunnen werkgevers een belangrijke rol spelen in het wegwijs maken van EU burgers, bijvoorbeeld door het aanbieden van taalonderwijs op de werkvloer.

Ik ben blij dat vandaag verder gesproken kan worden hoe deze partnerschappen vorm te geven.

Dames en heren, Ik ben van mening dat inter-Europese migratie een essentieel Europees fenomeen is. De uitdagingen die ik geschetst heb zijn zeker niet uniek voor Nederland. Desondanks merk ik dat er in Europa soms weinig aandacht is voor de integratie van EU burgers. Dat kan voortkomen uit het feit dat men erop vertrouwt dat het vanzelf goed zal gaan omdat de sterke rechten van EU burgers hen voldoende toerust om succesvol te kunnen participeren. Of men meent dat integratie als concept niet past bij het vrije verkeer binnen één economische ruimte met gemeenschappelijke normen en waarden.

Maar ik kom terug op het belang van integratie. Ik zie dat als iets dat alle burgers aangaat ongeacht hun nationaliteit. Het gaat niet alleen om rechten en verantwoordelijkheden maar ook om de alledaagse praktijk op scholen en op de werkvloer zoals velen van u gisteren hebben gezien tijdens de werkbezoeken.

Zoals we onze gevestigde burgers willen stimuleren om hun verantwoordelijkheid als burger te nemen, moeten we degenen die zich bij ons aansluiten helpen om deel te nemen aan het maatschappelijk leven door bijvoorbeeld de taal te leren en de gewoontes te kennen. EU burgers doen het goed op de arbeidsmarkt maar dat is niet hertzelfde als integratie.en we kunnen er niet te lichtvaardig van uitgaan dat het wel los zal lopen of dat iedereen hier tijdelijk zal verblijven.

Een belangrijke overeenkomst met Duitsland is het feit dat we ook hier de les uit ervaringen in het verleden met tijdelijke arbeidsmigratie hebben getrokken dat integratie niet veronachtzaamd moet worden.

Dames en heren, 2013 is het Europees jaar van het Europees burgerschap. Ik zou graag zien dat we in 2013 tijdens het Europees jaar van de Europese burger in Europa meer stilstaan bij hoe het individueel recht van vrij verkeer Europese burgers nader tot elkaar kan brengen. Dat er op Europees niveau ook oog is voor de sociale en maatschappelijke consequenties van het vrije verkeer in zowel landen van vertrek als aankomst. Dat we meer aandacht geven aan hoe het EU burgers in de praktijk vergaat die gebruikmaken van dat individueel recht.

Als lidstaten, belangenorganisaties en werkgevers de handen ineenslaan, daarbij gesteund door de Commissie, kunnen zij het welzijn en de welvaart van de EU-migranten beter garanderen. Daarmee versterken we het recht op vrij verkeer. De verantwoordelijkheid van de migrant, zich met behulp van deze ondersteuning goed voor te bereiden op een langer voorgenomen verblijf elders in onze mooie Unie, is daarbij van cruciaal belang.

Het zou daarbij goed zijn als we op Europees niveau tot meer inzicht en overeenstemming kunnen komen over de factoren die van belang zijn om vrij verkeer meer profijtelijk te maken voor alle betrokkenen, zoals bijvoorbeeld op het vlak van informatievoorziening en taalverwerving.

Eerder zei mijn collega Dr Friedrich dat problemen niet opgelost moeten worden met repressie maar juist met integratiebeleid. Hij zei ook dat er ten aanzien van EU burgers spanning bestaat tussen het vrije verkeer en noodzaak tot integratie. Dat leidt tot de conclusie dat we ook het punt van integratie van EU burgers Europees moeten agenderen. Ik hoop dat deze conferentie hieraan een bijdrage kan leveren en inspireert tot beleid dat beter tegemoet komt aan de aspiraties van onze burgers.