Weer uitreizen naar strijdgebieden gesignaleerd

In de afgelopen maanden zijn weer enkele uitreizen naar jihadistische strijdgebieden vastgesteld. Jihadisten in Nederland zijn al enkele jaren vooral gericht op de jihadstrijd in het buitenland. Internationaal gezien zijn jihadistische groeperingen op dit moment primair gericht op lokale of regionale conflicten en is kern al Qa’ida de afgelopen jaren aanzienlijk verzwakt. Daarom blijft het dreigingsniveau voor Nederland ‘beperkt’. Dit betekent dat de kans op een terroristische aanslag momenteel gering is, maar niet is uit te sluiten. Dat staat in het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN30) dat minister Opstelten van Veiligheid en Justitie vandaag naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.

De aanwezigheid van Nederlandse jihadisten in de conflictgebieden levert niet alleen risico’s op voor de veiligheid in die gebieden, maar kan (op termijn) in potentie echter ook tot een hogere dreiging in Nederland zelf leiden. Uitgereisde jihadisten kunnen verder anderen in Nederland inspireren om ook uit te reizen en hun contacten inzetten voor facilitering van de uitreis. Daarnaast bestaat er het risico dat teruggekeerde getrainde jihadisten met strijdervaring hun activiteiten in Nederland voortzetten. Momenteel zijn er geen aanwijzingen dat teruggekeerde jihadreizigers de intentie hebben in Nederland aanslagen te plegen. Ook moet worden benadrukt dat het aantal uitreizigers vanuit Nederland relatief gezien nog steeds beperkt is, zeker in vergelijking met enkele andere westerse landen.

De binnenlandse veiligheidssituatie kan verder negatief worden beïnvloed door het gevaar van doorradicalisering naar geweld van personen betrokken bij groepen als Sharia4Holland (S4H). Hoewel daar op dit moment geen aanwijzingen voor zijn, blijft alertheid geboden omdat de scheidslijn tussen niet-gewelddadig islamistisch activisme en jihadisme fluïde is. Verder is in de buurlanden zichtbaar dat gelijkgestemden van S4H steeds militanter worden en zelfs in verband worden gebracht met gewelddadige incidenten. Er kan dan ook niet worden uitgesloten dat bij S4H betrokken personen de methodieken van gelijkgestemden in het buitenland ook in Nederland gaan toepassen. Overigens moet worden benadrukt dat S4H nog altijd weinig populair is onder moslims in Nederland en nauwelijks nieuwe sympathisanten aan zich weet te binden.

Op het terrein van dierenrechtenextremisme en links en rechts georiënteerd extremisme was het de afgelopen maanden op enkele incidenten na rustig. Radicale asielrechtengroeperingen hebben verder het ‘No border-netwerk’ opgericht, met als doel de samenwerking en coördinatie te bevorderen tussen actoren in het asielrechtenveld.