Kennismaking met de nieuwe presidenten van de gerechten

Toespraak door minister Opstelten van Veiligheid en Justitie bij kennismaking met de nieuwe presidenten van de gerechten, Den Haag, 15 oktober 2012.

Dames en heren, nieuwe presidenten van de gerechten,

Het is bijzonder om hier te zijn. Maar het is dan ook een bijzondere dag. En u weet ongetwijfeld waarom. In het jaar 1582 trad op 15 oktober in Italië en een aantal andere landen een nieuwe kalender in werking. Vóór die tijd kon je in een paar dagen door Europa reizen en daarbij drie verschillende jaren tegenkomen. Dat kwam omdat op allerlei plaatsen de oudromeinse Juliaanse kalender verschillend werd geïnterpreteerd. Engeland begon het jaar op 25 maart, elders was dat Pasen of Kerstmis.

Het was Gregorius de 13-de die een logisch en overal geldend systeem invoerde: de Gregoriaanse kalender, die we nu wereldwijd hanteren. 

Nu wil ik niet roomser zijn dan de paus, maar de bijeenkomst vandaag – precies 430 jaar later – lijkt me evenzeer van historische betekenis. Deze kennismaking met de nieuwe presidenten van de hoven en de rechtbanken markeert, na de herziening van de gerechtelijke kaart, het begin van een nieuw tijdperk.

Een nieuw tijdperk...maar dat wil niet zeggen dat nu alles anders wordt. Of in de gevleugelde woorden van Friedrich Nietzsche – het is tenslotte vandaag zijn geboortedag- : geen “Umwertung aller Werte”. Een revolutie is onverenigbaar met het instituut rechtspraak, zoals we dat al eeuwen kennen en waarderen. Rechtspraak is in haar kern van alle tijden. Mevrouw Mourali begon vanmiddag met het voorbeeld van koning Salomo. In de moeilijke kwestie die hem werd voorgelegd, nam hij zonder aarzelen een verrassende, gedurfde, maar vooral effectieve beslissing die het conflict adequaat en definitief oploste. In wezen is dat waar het om draait in de rechtspraak: wijsheid, creativiteit, moed en effectiviteit. En…om aansluiting vinden bij de samenleving. Salomo nam een beslissing die ook buitenstaanders volkomen begrijpelijk en rechtvaardig vonden. En dat is 3000 jaar later nog zo. 

Gezag en vertrouwen

Rechtspraak die aan die kernwaarden voldoet, verwerft gezag in de samenleving. Het tijdperk waarin instituten als de Rechtspraak vanzelfsprekend gezag hebben is voorbij. Gezag moet iédere dag worden verdiend, door iédere rechter, en met iédere beslissing of interventie. En de rechtspraak zit daarbij in een glazen zaal, precies zoals wij hier in een glazen zaal zitten. De samenleving kijkt de rechtspraak op de vingers. Dat hoort ook bij zo’n belangrijk instituut. Ik noem het maatschappelijk toezicht.

Die toezichthouders hebben relatief veel vertrouwen in de rechtspraak.[1] Vrij stabiel zegt 70% van de bevolking vertrouwen te hebben in de rechtspraak. Als we dat vertrouwen willen behouden moeten we het onderhouden en daarin investeren. Want vertrouwen komt te voet, maar gaat te paard. 

De beste investering in vertrouwen is aansluiten bij de eisen van de moderne samenleving. Met rechters die onafhankelijk en onpartijdig beslissen, maar die werken op een manier die burgers vandaag de dag willen: snel, deskundig, begrijpelijk, transparant. Met presidenten die zorgen dat rechters betrokken zijn bij de samenleving en daar openlijk blijk van geven. 

Herziening gerechtelijke kaart en de uitdagingen voor de rechtspraak

De herziening van de gerechtelijke kaart legt voor die aansluiting een nieuw en sterk fundament. Ik noem de belangrijkste zaken.

  • De burger kan bij 32 locaties terecht voor veelvoorkomende zaken, zoals een  geldvordering tot 25.000 euro, een huurgeschil, een bijstandskwestie.  
  • Er komen sterke organisaties die professionals de ruimte bieden voor samenwerking om deskundigheid en specialismen tot hun recht te laten komen.
  • Aan de top komen efficiënte besturen met nieuwe, krachtige leiders, die integraal de belangen van de gerechten dienen.
  • Op die manier blijft overal in Nederland goede rechtspraak beschikbaar voor alle burgers.  

Op dit fundament werken we nu verder aan de versterking van de rechtsstaat. Er is veel te doen. De instroom in de rechtspraak blijft groeien en de kosten nemen toe, terwijl de samenleving ons vraagt om de overheidsfinanciën - en dus ook mijn begroting - op orde te brengen. Tegelijkertijd moeten de doorlooptijden korter, moet de rechter toegankelijker en dient de kwaliteit op peil te blijven.

Dat kán allemaal...als we dat samen oppakken: met heldere afspraken en vanuit ieders eigen taken en verantwoordelijkheden.

De drie grootste uitdagingen die ik daarbij zie, zijn deze:

  1. vernieuwing van civiele en bestuursrechtelijke procedures en de digitalisering daarvan;
  2. verbetering van de strafrechtketen en de digitalisering daarvan;
  3. de zichtbaarheid van de rechtspraak.

Over alle drie iets meer.

Vernieuwing civiele procedures en digitalisering

Wat civiele procedures betreft, die zijn voor de gemiddelde burger ondoorzichtig, zeg maar rustig onbegrijpelijk, en traag. Tegelijkertijd weet elke burger dat de rechter zijn rechten beschermt en zijn belangen zorgvuldig afweegt. Die rechtsbescherming en die zorgvuldigheid moeten we uiteraard behouden maar het moet sneller, begrijpelijker en toegankelijker. Dat kan.

Ik stel mij voor dat straks een burger thuis inlogt op zijn computer om daar met een eenvoudig formulier de rechter te vragen zich te buigen over een geschil met bijvoorbeeld zijn werkgever of met de gemeente. Die burger betaalt zijn griffierechten direct via iDeal of met zijn creditcard. De volgende dag leest zijn tegenpartij in de mailbox de vordering, en de – vrij korte - termijn waarbinnen hij zich kan verweren. Daarna roept de griffie partijen op voor een zitting, waar de rechter kijkt of de zaak snel oplosbaar is, en zo niet, wat nodig is om wel rap tot een oplossing te komen. Is geen zitting nodig, dan neemt de rechter al meteen een beslissing, legt die in een uitspraak vast, die dan eventueel ten uitvoer kan worden gelegd. 

Ik weet op dit moment natuurlijk nog niet of het er precies zo uit komt zien zoals ik het nu schets. Maar op die weg zullen we moeten voortgaan en in dit soort termen moeten we denken.Ik zie ook al tendensen in die richting. Om er twee te noemen:

  • Begin volgend jaar komt de e-kantonprocedure beschikbaar bij de rechtbanken Rotterdam en ‘s-Hertogenbosch. Burgers en bedrijven kunnen dan snel, laagdrempelig en grotendeels digitaal een beroep op de kantonrechter doen als ze een gezamenlijk verzoekschrift indienen. Als dat goed loopt, wordt dit eind 2013 landelijk ingevoerd.
  • Tweede voorbeeld: bij een recent werkbezoek aan Overijssel heb ik gezien hoe de nieuwe zaaksbehandeling in het bestuursrecht werkt. De rechter zorgt hier voor een snelle oproeping van partijen voor een zitting. Hij overlegt met hen over de manier waarop de zaak opgelost kan worden, zodat zij er daar ter plekke eventueel alsnog gezamenlijk uitkomen. Lukt dat niet, dan is dat de rechter duidelijk en weet hij precies waarover te beslissen en hoe hij de zaak zo mogelijk definitief kan oplossen. De rechter voert hier de regie op snelheid en inhoud. 

De uitwerking van deze vernieuwingsoperatie vindt plaats in het pas gestarte Programma Kwaliteit en Innovatie. De vraag en de behoefte van de rechtzoekende moeten centraal staan. Vraaggestuurd werken heet dat. Met als positieve bijwerking: efficiënter opereren en afnemende werkdruk voor de rechter.

Het wordt een grote operatie waarin we - departement en rechtspraak - samen moeten optrekken, en waarbij we met oog voor de belangen van alle partijen moeten komen tot verbeteringen. Ik weet dat de nieuwe presidenten hier, net als de Raad voor de rechtspraak, vierkant achter staan. Sterker, van sommige van hen, zo is me ter ore gekomen, is de nieuwe aanpak nu al in de praktijk merkbaar.

Verbetering van de strafrechtketen

Als het strafrecht zijn geloofwaardigheid wil behouden, dan zal de snelheid en de doeltreffendheid omhoog moeten. Misschien zit de verdachte niet altijd op hete kolen op zijn bestraffing te wachten, maar slachtoffer en samenleving wensen snel een duidelijke en zichtbare overheidsreactie. Bovendien is het effectiever om iemand meteen op zijn vingers te tikken dan pas heel lang na de gebeurtenis.

De strafrechtketen kent te lange doorlooptijden. Een standaardzaak vergt nu gemiddeld 8 tot 9 maanden. Bij complexe zaken is dit 1 tot 1½ jaar. Maar recht dat te lang op zich laat wachten voelt als onrecht. Dat moet anders. Zaken moeten correct en zorgvuldig, maar ook tijdig worden afgehandeld. Over 2 jaar moet tweederde van de eenvoudige strafzaken binnen één maand zijn afgehandeld. Een belangrijke stap op die weg is de ZSM-werkwijze van politie en OM. ZSM betekent: zo snel, slim, selectief, simpel, samen en samenlevingsgericht mogelijk. Daarbij komen meteen aan het begin van een strafzaak alle betrokken partijen aan bod: politie en OM, maar ook de advocaat, en waar nodig reclassering, kinderbescherming en slachtofferhulp. Kortom, een snelle, multidisciplinaire aanpak waarin veel zaken vlot kunnen worden afgerond. Maar niet alle. Een substantieel deel stroomt verder de keten in en dat vergt een soepele aansluiting van de rechtspraak. Want snelle selectie en doorverwijzing aan de voorkant die verloren gaan omdat de zaak pas maanden later op zitting komt, dat is maatschappelijk niet te verkopen. Ik weet dat de rechtspraak plannen heeft ontwikkeld om te voorkomen dat vertraging in de procedure bij de rechter optreedt. Ik reken op u om er daarmee aan bij te dragen dat de ZSM-werkwijze in 2013 gefaseerd over het hele land wordt ingevoerd. 

Het gaat uiteraard niet alleen om de eenvoudige strafzaken. Ook bij complexe strafzaken en de afdoening in hoger beroep, kan en moet het sneller en beter. In verschillende regio’s participeert de rechtspraak in dit programma Herontwerp keten strafrechtelijke handhaving. Zo starten Rotterdam en Den Haag dit najaar met zogeheten “fast lanes”, waarbij zaken met een grote impact op maatschappij en/of slachtoffer versneld worden aangebracht en afgedaan door het Hof. 

Ik juich dat uiteraard toe. Maar let op: we vernieuwen niet als we enkel wat projecten draaien en dan overgaan tot de orde van de dag. We willen blijven kijken naar processen, blijven vernieuwen en blijven verbeteren. En daarvoor moet u, presidenten, langdurig investeren in mensen. Zo’n investering loont, daar ben ik van overtuigd. 

De zichtbaarheid van de rechtspraak

Derde punt: de zichtbaarheid. Op belangrijke maatschappelijke terreinen bepalen de media het beeld. Advocaten lijken niet van het televisiescherm weg te slaan en enkele zijn bekende Nederlanders geworden. Daar is niets mis mee. Ook leden van het OM treden vaak op in de media, tot in RTL Boulevard aan toe. Geen probleem, zolang dat past bij de magistratelijke rol van het OM.

Rechters zijn in hun optreden naar buiten veel terughoudender, terwijl openbaarheid toch een kernwaarde is van rechtspraak. Ik vind het fascinerend om op werkbezoeken steeds te zien hoe professioneel rechters hun werk doen. Deskundig, doordacht, energiek en bevlogen, altijd gericht op de burger. Dat kenmerkt de hoge kwaliteit van onze rechtspraak en daar ben ik trots op. Maar in de beeldvorming is die rechtspraak eerder – ik zeg het maar eens scherp - in zichzelf gekeerd, onbereikbaar, ouderwets, misschien zelfs wereldvreemd. Wij weten allemaal dat de werkelijkheid anders is, maar we moeten wel iets aan dat imago doen.

Het is niet zo simpel hier goed mee om te gaan en ik weet dat dit thema binnen de rechtspraak veel aandacht krijgt onder de noemer “oriëntatie op de samenleving”. Op de eerste Dag van de Rechtspraak op 27 september jl. was het programma daar grotendeels aan gewijd en één van de conclusies was dat rechters zich beter niet kunnen mengen in populistische debatten. Rechters zouden een meer afstandelijke houding moeten aannemen.

Daar kan ik mij wel in vinden als “afstandelijk” betekent: met verstand en nuance debatteren. Maar ik hoop dat afstandelijkheid geen synoniem is voor afwezigheid in het debat of gebrek aan betrokkenheid bij de samenleving.

Het is namelijk mijn overtuiging dat onzichtbaarheid afbreuk doet aan uw gezag. De rechtspraak dient de rechtsstaat door zich publiek te manifesteren. Ook de zittende magistratuur moet – als een belangrijke functie in de rechtsstaat – zichtbaar in de samenleving aanwezig zijn. Niet om met de mediacratie mee te waaien, zoals onlangs in NRC stond. Maar om toe te lichten waarom beslissingen worden genomen zoals ze worden genomen. Door aandacht te vragen voor initiatieven. Om te laten zién dat u uw werk goed doet. Om de beeldvorming dichter bij de realiteit te brengen. Ik zou u willen uitdagen de ruimte die media u bieden om het werkelijke verhaal van de rechtspraak te vertellen, met beide handen aan te grijpen. Op een manier die past bij uw ambt, dus verstandig, weloverwogen en genuanceerd.

Daarom hoop ik dat ik via allerlei kanalen nog heel veel van de nieuwe presidenten zal horen. En dat is eigenlijk meer dan hopen. Ik weet dat ik u, in het stelsel van het evenwicht tussen de machten, geen opdrachten kan geven. { Ik heb de uiteenzetting van René Foqué zojuist goed beluisterd.} Ik wil u ook helemaal geen opdrachten geven. Maar áls ik het zou mógen…voor één keertje…dan zou u te horen krijgen dat de rechtspraak zijn werk snel, deskundig en begrijpelijk moet doen, maar daarnaast ook meer zichtbaar moet zijn.

Dames en heren, ik zie dat na de uiteenzettingen van de voorzitter van de Raad van de rechtspraak en van mijzelf over de uitdagingen die de rechtspraak wachten, nog geen enkele president de zaal heeft verlaten. U lacht zelfs nog. We hebben hier dus te maken met de beste, de meest onverschrokken en vastberaden bestuurders. Dat wekt vertrouwen in u als de roergangers, als de leiders van de rechtspraak. Leiderschap is in de woorden van de Amerikaanse pedagoog Warren Bennis  “het talent om visie te vertalen in realiteit”. Volgens het programma komt nu het moment dat we daadwerkelijk met ieder van u kennismaken in de vorm van presentaties en interviews. Daarin zullen we ongetwijfeld uw visies vernemen en uw vertaling daarvan naar de realiteit. We zijn benieuwd!


[1] Volgens de meting van het Sociaal Cultureel Planbureau over het 2e kwartaal van 2012 heeft 68% van de bevolking vertrouwen in de rechtspraak. Dat is meer dan in de grote ondernemingen (64%), de Tweede Kamer (58%) en de regering (46%). Alleen de televisie (!) scoort met 71% hoger.