Nacht van de Rechtsstaat

Inleiding door staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie bij “Nacht van de Rechtsstaat”, onderdeel “de burger als `sidekick` van Vrouwe Justitia”,  23 november 2012, Amsterdam ( Felix Meritis).

Dames en heren,

De burger als “sidekick” van Vrouwe Justitia. Ik heb het woord “sidekick” nog even opgezocht en mijn woordenboek geeft als vertaling “handlanger” en – iets vriendelijker - “naaste medewerker”. Dan denk je bij Vrouwe Justitia onwillekeurig aan een blindengeleidehond.

Nu wil ik uiteraard de burger niet op één lijn zetten met zo’n viervoeter: dat is in de ware zin des woords pas cynisch (wat eigenlijk “honds” betekent). Maar de onmisbare hulp en steun die deze dieren verlenen, zijn vergelijkbaar met de bijdragen van burgers die fungeren als “ogen en oren” voor politie en justitie.

De betrokkenheid van burgers bij de rechtshandhaving groeit en de overheid stimuleert dat ook. Ze roept de burger steeds vaker op mee te helpen bij het opsporen en oppakken van misdadigers en de burger beantwoordt die oproep. Ik zal proberen aan te geven hoe dit  fenomeen zich laat verklaren.

Sociologen wijzen erop dat onze samenleving “verzakelijkt” en zij constateren een toenemende aandacht voor pragmatisch, economisch denken. Ook op veiligheidsgebied streven we vaker naar een hoog rendement tegen lage kosten.

Een tweede verklaring is de ontwikkeling van onze maatschappij in de richting van wat wel een ‘risicosamenleving’ genoemd wordt: een samenleving waarin mondige burgers vragen om meer veiligheid en zekerheid. De oorzaken daarvan worden gezocht in de toename van het aantal strafbare feiten en opgespoorde zaken, in de groeiende diversiteit van - ook ernstige – criminaliteit, en in de publiciteit daaromheen: media die zware criminaliteit onder de aandacht van het grote publiek brengen, het optreden van politie en justitie daarbij nauwlettend volgen en eventuele missers breed uitmeten.

Bovendien is er sprake van een grotere gevoeligheid voor criminaliteit. Zo definiëren we - meer dan vroeger - de psychische gevolgen van misdrijven als huiselijk geweld en zedendelicten in termen van leed en schade en willen die ook juridisch gewaardeerd zien.

De overheid speelt in op die veranderingen: het openbaar ministerie eist zwaardere straffen, de rechter straft strenger. En zo hoort het ook. De overheid is er voor de burger en dient met politiek en recht invulling te geven aan de maatschappelijke werkelijkheid, en niet andersom. De werkelijkheid is ook dat de overheid haar kerntaak - zorg voor veiligheid – nu eenmaal niet in haar eentje kan realiseren. Veiligheid is ook een verantwoordelijkheid van de burger. Als overheid doen we daar een beroep op. En met succes. Burgers zijn zich bewust van die verantwoordelijkheid en dragen volop bij aan de bestrijding van overlast en criminaliteit.

Ik denk aan initiatieven als buurtbemiddeling. Of aan Burgernet dat nu in ruim 300 gemeenten operationeel is, met meer dan 1 miljoen deelnemers. Of neem Meld Misdaad Anoniem waar het aantal meldingen jaarlijks stijgt. In de eerste zes maanden van dit jaar waren het er meer dan 7000. Sinds de start in 2002 zijn daardoor 81 zedendelinquenten opgepakt.

Of neem Opsporing Verzocht. Volgens onderzoek van de Erasmus Universiteit zorgt vermelding van een misdrijf in dat programma voor een stijging van het ophelderingspercentage van 24 naar 38 procent.  

Daarnaast zijn er indirecte effecten. Deelnemers aan Burgernet geven aan méér vertrouwen te hebben in de politie en in de overheid in het algemeen. Ze voelen zich door die overheid serieus genomen. 

Het is dan ook niet meer dan logisch dat we de burger beschouwen als partner in het veiligheidsbeleid. In tachtig procent van de gevallen blijkt de informatie die leidt tot aanhouding van een verdachte, aangedragen door burgers. Het is zaak om daar gestructureerd gebruik van te maken. We doen dat onder meer met de Nationale politie. Die is straks zo ingericht dat zij dichterbij de burger komt. Aan de basis van de Nationale politie staat de wijkagent, die op straat en in de buurt opereert en daar informatie verzamelt. Die informatie wordt samengebracht in gebiedscans, als input voor het gemeentelijk veiligheidsbeleid. 

Dat de burgers in toenemende mate betrokken is bij de rechtshandhaving, doet uiteraard niets af aan de verantwoordelijkheid van de overheid in dezen. Er is dan ook geen sprake van machtsverschuiving, er worden geen bevoegdheden overgedragen. Je zou hoogstens kunnen zeggen dat het gaat om een nieuwe balans van de schaal van Vrouwe Justitia.

Neem bijvoorbeeld het wetsvoorstel dat het mogelijk wil maken beelden van particuliere bewakingscamera’s voor opsporingsdoeleinden op internet te zetten. Voorwaarde daarbij is dat de burger of het bedrijf aangifte doet en dat justitie de beelden heeft kunnen beoordelen. Pas dan kan er toestemming volgen om die beelden te verspreiden. De regie blijft dus in handen van politie en justitie om – in dit geval – opsporings- en privacybelangen te kunnen afwegen. 

Iets vergelijkbaars speelt er rond de positie van het slachtoffer binnen het strafproces. Ook hier zijn we op zoek naar een nieuw evenwicht tussen de verschillende belangen. Heel lang was in strafzaken de aandacht bijna exclusief gericht op de verdachte en/of dader. Het werd tijd dat daar verandering in kwam. En die is er ook gekomen: via de Wet versterking positie slachtoffers, de aanpassing van de Wet Schadefonds Geweldsmisdrijven en heel recent door uitbreiding van de kring van spreekgerechtigden in het strafproces.

In deze kabinetsperiode gaan we dit beleid verder concretiseren en uitwerken en wel langs drie lijnen:

herstellen van schade en inzet bemiddeling, verbeteren van de uitvoering van het huidige beleid en verder versterken van de positie van het slachtoffer;

Onder herstellen vallen de maatregelen gericht op het verhalen van de schade op de dader, de uitbreiding van de reikwijdte van het Schadefonds en het bieden van mogelijkheden voor herstelbemiddeling.

Met verbeteren van de uitvoering bedoel ik alle maatregelen die moeten leiden tot juist en tijdig informeren van slachtoffers, tot één duidelijk aanspreekpunt voor slachtoffers door de hele keten heen, tot snelle en simpele schadeafhandeling, maar ook, en dat vind ik minstens zo belangrijk, tot een andere cultuur. Handelen vanuit het perspectief van het slachtoffer. Het slachtoffer in het hoofd en in het hart van elke politieagent, officier en rechter. Dat moet echt gaan gebeuren.

Het derde spoor is de verdere versterking van de positie van het slachtoffer.   Dan gaat het om maatregelen als verdere uitbreiding van het spreekrecht en het meewegen van belangen van slachtoffers en nabestaanden bij de tenuitvoerlegging. Ik denk aan de mogelijkheid om hun stem te laten meewegen bij het bepalen van de voorwaarden voor verlof en voorwaardelijke invrijheidsstelling.

Uiteraard gaat het ook hier om een afweging van belangen: strafvorderlijke belangen, de belangen van het slachtoffer, de belangen van de verdachte en/of dader. Misschien biedt een twee-fasen proces hier perspectieven. Er is, zoals u weet, een experiment aangekondigd met zo’n procedure bij de rechtbank Amsterdam en het WODC inventariseert momenteel de voor- en nadelen van zo’n proces. Maar misschien kunnen we in de discussie straks hier verder op ingaan. Hoe dan ook, naar mijn overtuiging kunnen we het ons niet veroorloven om bij opsporing, vervolging en berechting voorbij te gaan aan de gevoelens van het slachtoffer en aan het rechtsgevoel van de burger. Anders doen we afbreuk aan de legitimiteit en ondermijnen we de geloofwaardigheid van de strafrechtspleging.