Aanbieding boek 'Belast Verleden'

Staatssecretaris Weekers nam 19 december het eerste exemplaar van het boek ‘Belast Verleden’ door Prof. dr. P.H.J. Essers in ontvangst in sociëteit De Witte in Den Haag.

Dames en heren,

De toekomst kennen we niet, maar we zetten wel lijnen uit om haar toch richting te kunnen geven. Het heden kleuren we in vanuit onze eigen referentiekaders. Het verleden zoeken we te duiden: Om voor de toekomst beter richting te kunnen geven. Om voor het heden te leren ook buíten onze kaders te kijken. Om ook belast verleden niet te vergeten.

“Het verleden is er altijd, en het is er niet”, schreef Cees Nooteboom eens. In de aanloop naar deze bijeenkomst moest ik aan die zin denken.
Hij is ook van toepassing op het belast verleden dat professor Essers uitvoerig heeft onderzocht: het Nederlandse belastingrecht onder nationaalsocialistisch regime. Ik denk dat er over geen periode in onze geschiedenis zoveel is gezegd en geschreven als de oorlogsjaren. En toch blijkt elke keer weer, dat we er nog niet helemaal klaar mee zijn. Een verleden dat tot de dag van vandaag zijn sporen nalaat, en daarmee nog steeds onvoltooid verleden tijd is.

Professor Essers,
u hebt met ‘Belast Verleden’ een indrukwekkend boek geschreven. En ik hecht eraan het eerste exemplaar daarvan in ontvangst te nemen. U hebt de Nederlandse fiscaliteit in de oorlogsjaren in kaart gebracht: fiscale wet- en regelgeving, de Belastingdienst, belastingrecht en -rechtspraak, de wetenschap en literatuur, de adviespraktijk. U hebt zich als wetenschapper op talloze feiten gebaseerd. U hebt als geschiedschrijver eerlijk, en zonder de pijn te verzachten, toch de nuance gezocht. U hebt met uw werk geijverd de geschiedenis recht te doen.

‘Recht doen’ is nog geen gemakkelijke opgave. We kijken terug op een geschiedenis zonder precedent. Op 10 mei 1940 kwam Nederland in een volkomen onbekende en ongewisse situatie terecht. In de woorden van professor Essers: “De strikte neutraliteitspolitiek waarvoor Nederland ook in het interbellum koos, droeg ertoe bij dat de Nederlandse bevolking zich niet goed kon wapenen tegen een mogelijke nationaalsocialistische overheersing.”

In het Nederland van voor de oorlog was trouw aan het gezag nog de gewoonste zaak van de wereld. Toen de nazi’s het nieuwe gezag vormden, werden velen trouw aan dat gezag. Dat beeld is helaas herkenbaar in verschillende geledingen van de maatschappij. De fiscaliteit vormde daarop geen uitzondering. De vaktechnische aanpak won het vaak van de ethiek.

Na de oorlog is – stapje voor stapje – getracht een helder beeld te krijgen van ‘goed’ en ‘fout’ en de vele grijstinten daartussen. En ook dat bleek geen gemakkelijke opgave. Ik wil daarvan één voorbeeld geven. Kort na de oorlog is de toenmalige directeur-generaal der Belastingen
en waarnemend secretaris-generaal van het departement van Financiën, Hendrik Postma, ‘gezuiverd’ van de verdenking van collaboratie met de nazi’s. Immers, hij had succesvol voorkomen dat belastingambtenaren zich moesten melden voor de Arbeitseinsatz. Professor Essers stelt dat het zuiveringsproces van Postma onvolledig is geweest. Hij wijst erop dat verschillende kwesties bij de zuivering niet aan de orde zijn geweest, zoals:
- de geschonden geheimhoudingsplicht;
- de Pauschregelung;
- en het nalaten wetgeving te vertragen, zodat de bezetter pas later en over minder opbrengsten had kunnen beschikken.
Professor Essers schrijft dat Postma, om ‘zijn’ belastingdienst ongeschonden door de oorlogstijd te loodsen, niet voldoende rekening heeft gehouden met onder andere joodse belastingplichtigen en de door Duitsers als vermogend beschouwde Nederlanders en hun familieleden.

Ik weet dat binnen de Belastingdienst grote interesse bestaat voor deze geschiedenis. Zelfs al voelen sommigen zich er ongemakkelijk bij, omdat men zich zo met de dienst verbonden voelt. Nu, vandaag, bijna drie generaties na de oorlog, ervaren we met ‘Belast Verleden’ nog de actualiteit daarvan.

In 2000 schreef de historicus professor Peter Klein in zijn onderzoek naar rechtsherstel van slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog: “Oorlog duurt voort - ook na afloop van de gewapende strijd. Dat geldt in het bijzonder voor de overlevenden die er fysiek en geestelijk door zijn getroffen. Maar het geldt eveneens voor de samenleving die zich rekenschap geeft van haar functioneren, niet alleen tijdens de oorlogvoering, maar ook daarna ten opzichte van de slachtoffers.”

Professor, u hebt met ‘Belast Verleden’ een studie geschreven over een periode in onze geschiedenis waarover we nog steeds niet uitgepraat zijn. Ook voor het ministerie van Financiën geeft ‘Belast Verleden’ een zeer waardevol overzicht van een periode, die bijzonder complex is. We beseffen dat het – op een aantal indrukwekkende uitzonderingen na – vaak geen heldhaftige geschiedenis is geweest. Maar het is wel onze geschiedenis.

Pas in het jaar 2000 heeft de Nederlandse overheid met het project Tegoeden Tweede Wereldoorlog uitgebreid erkenning gegeven aan de slachtoffers van de oorlog. Een erkenning met zowel een immateriële als een materiële kant. De regering heeft toen verklaard dat zij ten volle erkent – terugkijkend met de wetenschap en de ogen van nu – dat er teveel formalisme, bureaucratie en vooral kilte in het rechtsherstel is geweest.

Ook heeft de regering toen verklaard dat het belangrijk is dat het boek over dit verleden nooit gesloten mag worden, dat regering en samenleving zich daarvan bewust blijven, en dat daar ook voor de toekomst conclusies aan verbonden worden. Vandaag worden we daar eens te meer aan herinnerd. ‘Belast Verleden’ is een hoofdstuk uit het boek dat niet gesloten mag worden.