Dag 1: officiële start Nationale Politie

Toespraak door minister Opstelten tgv 'Dag 1': officiële start Nationale Politie. Den Haag, Ridderzaal, 3 januari 2013.

Vandaag, 3 januari 2013, is een historische dag. Vandaag luiden we een nieuw, belangrijk hoofdstuk in van de geschiedenis van de Nederlandse Politie. Nieuwjaarsnacht, klokslag 12 uur, zijn de 25 regionale korpsen en het Korps Landelijke Politiediensten opgegaan in één korps - dat van de Nationale Politie. Dat markeren we vandaag!

Daar is een lange weg aan voorafgegaan. Ik zal hier niet ingaan op 160 jaar discussie over het politiebestel. Daar krijgt u straks namelijk nog boeiende beelden van te zien. Maar wie de geschiedenis van de Nederlandse politie met een helikopterview bekijkt, ontwaart daarin een belangrijke, gefaseerde, ontwikkeling. De ontwikkeling van een decentraal bestel, dat zijn basis vond in een gemeentelijk georganiseerde politie, tot een bestel waarin de politie meer centraal wordt beheerd. Met de vorming van één Nationaal Politiekorps, zetten we op deze ontwikkeling vandaag de kroon.

Wellicht is het de ironie van het lot, dat ik, als liberale minister van Veiligheid en Justitie, vandaag die kroon mag plaatsen. Het was immers niemand minder dan de grote Thorbecke, die door de invoering van de Gemeentewet 1851 feitelijk de basis legde voor het decentrale politiebestel. Een monumentale wet van grote betekenis. Met het aanwijzen van de burgemeester als beheerder van de gemeentepolitie, verankert Thorbecke het lokaal gezag als spijkerhard uitgangspunt in het politiebestel. We danken er – tot op de dag van vandaag – de goede lokale inbedding van de Nederlandse politie aan. 

En hoewel Thorbecke daarmee – voor dat tijdsgewricht – de juiste keuze had gemaakt, ondervond hij bij de totstandkoming van de Gemeentewet felle tegenstand van Hendrik Provó Kluit, voormalig directeur van politie in Amsterdam en vanaf 1850 lid van de Tweede Kamer. 

‘Welke verbetering men ook voor de toekomst bij de policie zoude wenschen’, - ik citeer nu Provó Kluit – ‘zij zal nimmer kunnen verkregen worden, dan door het invoeren van meerdere eenheid en verband in haar inwendig beheer en door een betere omschrijving van hare bevoegdheid.’ 

Enigszins verouderd Nederlands, maar toch: er is geen woord Spaans bij. Provó Kluit vreesde dat de versnippering van de politieorganisatie zou kunnen leiden tot groeiende tegenstellingen en conflicten. Niet alleen zouden de verschillende politiediensten - zo voorzag hij - elkaar regelmatig in de haren vliegen om competenties en toegekende middelen. Ook zouden de verschillende autoriteiten elkaar gaan bekampen. Om de macht over de politie als geheel, maar ook om de macht over onderdelen. Daarmee gaf Provó Kluit blijk van een scherpe, vooruitziende blik. Want de tijden veranderden, de problemen werden complexer en de maatschappij stelt – terecht - hogere eisen aan de politie. En de politie ontwikkelde mee: de Politiewet 1957 en de invoering van het regionale bestel in 1994 waren in die ontwikkeling belangrijke stappen. Nu, in 2013, gaan we opnieuw een stap verder: Nederland is toe aan een Nationale Politie.  

De invoering van één Nationale Politie zal ons in staat stellen beter invulling te geven aan de eisen die een moderne maatschappij aan de politie stelt. En maakt ons ook beter geëquipeerd voor de aanpak van zware, georganiseerde vormen van criminaliteit, die een regio-overstijgend, vaak zelfs internationaal karakter hebben. Méér eenheid en een betere samenwerking moeten leiden tot een slagvaardiger, effectiever én efficiënter opererende politie – met als resultaat: een veiliger Nederland!

En dat zal de burger al snel merken. Om te beginnen zal de Nationale Politie beter bereikbaar zijn en betere dienstverlening leveren. Zo komt er straks een uniform, eenvoudig en klantvriendelijk aangifteproces, dat overal in het land hetzelfde is. De burger, maar ook de ondernemer, kan dan 24 uur per dag, wáár dan ook, aangifte doen – aangifte op maat: telefonisch, via internet, op het politiebureau of bij hem thuis.  

De Nationale Politie zal bovendien minder bureaucratisch zijn. We zijn druk aan de slag om de procedures en werkmethoden van de politie landelijk uniform te maken en zo efficiënt mogelijk in te richten. Dat traject is pas net begonnen, maar de resultaten zullen al snel zichtbaar zijn: heldere regels voor de politie, die echter nog voldoende ruimte laten voor eigen, professionele afwegingen. Kortom: meer ruimte voor het vakmanschap van de politieprofessional. 

De tijd die vrijkomt door het schrappen van veel overbodige administratieve rompslomp, komt geheel ten goede aan een betere operationele inzet: surveilleren, rechercheren, observeren, informatie inwinnen en waar nodig snel en krachtdadig ingrijpen. Dat zal leiden tot een significante verbetering van de prestaties van de politie: betere opsporing, méér opgehelderde delicten door een hogere pakkans, gerichte preventie en betere mogelijkheden tot openbare ordehandhaving bij grootschalige evenementen. Vergroting van de heterdaadkracht, aanpak high impact crime, georganiseerde misdaad en ondermijnende criminaliteit: dit alles met concrete doelen. Dat zal sterk bijdragen aan het daadwerkelijk veiliger maken van Nederland!

Dames en heren, dat Nederland nu officieel over één nationaal politiekorps beschikt, wil overigens allerminst zeggen dat de politie voortaan sterk centralistisch zal worden aangestuurd. Dat lijkt me absoluut de verkeerde weg. Als oud-burgemeester weet ik maar al te goed dat het politiewerk in hoge mate lokaal van aard is. Weliswaar is er nu één politiek verantwoordelijke voor het beheer, de Minister van Veiligheid en Justitie. Die bepaalt, in den brede, wat de politie kan. Maar wat de politie concreet doet, dat blijft – terecht - de verantwoordelijkheid van het lokale gezag. 

Sterker: we grijpen de komst van de Nationale Politie aan om de lokale verankering van het gezag over de politie nog te versterken. De wensen en prioriteiten van de gemeenteraad vormen de basis voor het politiewerk: die worden vastgelegd in het lokale integrale veiligheidsplan. Op basis daarvan gaat de burgemeester aan de slag. De daadwerkelijke aansturing van de politie vindt plaats in de driehoek. Dáár maakt de burgemeester, samen met de officier van justitie, concrete afspraken met de politie. Over de prioriteiten voor de politie-inzet in de gemeente, over de te behalen doelen, over het niveau van dienstverlening aan de burger, over de samenwerking met andere toezichthouders en handhavers - zowel publiek als privaat. De burgemeester geeft dus leiding en de gemeenteraad ziet er nauwlettend op toe dat de prioriteiten uit het integrale veiligheidsplan ook écht worden uitgevoerd en of de doelstellingen worden gehaald. De gemeenteraad kan de burgemeester hierover periodiek ter verantwoording roepen. 

Binnen de eigen gemeente voert de burgemeester dus, samen met de officier van justitie, het gezag over de politie. En op eenheidsniveau bepalen de burgemeesters en de hoofdofficier van justitie gezamenlijk de prioriteiten, doelstellingen en inzet van de politie ten behoeve van de regionale eenheid. En, niet onbelangrijk, de verdeling van de sterkte. Waar nodig kan de regioburgemeester daarbij knopen doorhakken. 

Tenslotte de nationale prioriteiten. Zeker, die worden vastgesteld door mij, de Minister van Veiligheid en Justitie. Maar ze zullen absoluut niet indruisen tegen de regionale, of de lokale belangen. De nationale prioriteiten worden namelijk van onderaf opgebouwd, nadat de regioburgemeesters en het lokaal gezag daarover hebben geadviseerd. 

Dit alles, dames en heren, leidt ertoe dat de Nationale Politie zeer sterk – naar mijn stellige overtuiging zelfs sterker – verbonden blijft met het lokale en regionale veiligheidsbeleid. Via het Actieprogramma lokale besturing politie hebben de burgemeesters en officieren van justitie daar zelf een stevige bijdrage aan geleverd. Voor die waardevolle bijdrage wil ik bij dezen dan ook graag mijn grote waardering en dank uitspreken. 

Mijn dank gaat ook uit naar de korpsbeheerders. Zij hebben zich buitengewoon ingezet, de politie beheerd en aangestuurd binnen het vorige, regionale, bestel. Zij hebben de afgelopen jaren vele verbeteringen aangebracht in de samenwerking tussen de korpsen, maar liepen op tegen de beperkingen van het regionale bestel. En niet te vergeten  alle andere betrokkenen, die  zich de afgelopen 20 jaar betrokken en met passie hebben ingezet voor de politie. 

Voor de totstandkoming van de Politiewet 2012, wil ik allereerst een woord van dank en grote waardering uitspreken voor de wetgever, de Staten-Generaal. De leden van de Tweede en Eerste Kamer hebben zeer voortvarend werk geleverd. De Politiewet 2012 is binnen anderhalf jaar tot stand gekomen. Een geweldige prestatie, die mogelijk werd dankzij het deskundige, gedegen en toch snelle werk van beide Kamers, de fundamentele, inhoudelijke discussies die ik met de parlementariërs heb gevoerd en hun bruikbare suggesties die ik met dank heb kunnen doorvoeren. 

Verder past ook voor al die anderen die een onschatbare bijdrage hebben geleverd aan de totstandkoming van de Nationale Politie op deze plaats een bijzonder woord van dank. 

-        De ambtenaren van mijn departement, die geweldig en kwalitatief uitstekend werk hebben geleverd. Onder grote tijdsdruk zijn zij erin geslaagd de Politiewet 2012 en het nieuwe politiebeleid, in nauwe samenwerking met het politieveld, vorm te geven.

-        De Medezeggenschap en de vakbonden, die op een constructief-kritische manier de totstandkoming van de Nationale Politie hebben gevolgd.

-        Alle politiemedewerkers, die in onzekere tijden professioneel, bevlogen en met veel inzet hun werk zijn blijven doen. Eén van hen zal straks het woord tot u richten.

-        De gezagsdragers, die een cruciale rol hadden én houden bij de aansturing van de politie.

-        En natuurlijk: de nieuwe politietop. De Top 61 - hier vandaag in z’n geheel aanwezig. En daarbinnen, in het bijzonder, de politiechefs van de tien Regionale Eenheden en de Landelijke Eenheid. Als kwartiermakers hebben de politiechefs de afgelopen anderhalf jaar, met hun staven, onder aanvoering van de korpschef en de leden van de korpsleiding de nieuwe organisatie voorbereid. Ook hen past een bijzonder woord van dank.

-        En uiteraard grote dank aan de Korpsleiding, bestaande uit de heren Bouman, Bik, Kuijs en Heerschop en mevrouw Van den Berg.

-        De heer Bouman: besluitvaardig en kordaat, loyaal en medewerkergericht

-        De heer Bik: inhoudelijke professional met visie

-        Mevrouw van de Berg: grote professionaliteit en bovendien zorgvuldig en een warme persoonlijkheid

-        De heer Kuijs: ter zake kundig, stressbestendig en stoïcijns

-        De heer Heerschop: kennis van zaken en blik van buiten

Dames en heren, de Nationale Politie mag dan sinds de nacht van Oud op Nieuw een feit zijn, dat wil nog niet zeggen dat u op straat, op weg hier naar toe, al grote veranderingen heeft waargenomen. 

Wel hebben we voor “Dag Één”, 1 januari 2013, de officiële eerste dag van de Nationale Politie, een aantal voorbereidingen getroffen. Voorbereidingen die noodzakelijk zijn om als één korps te kunnen functioneren. We hebben de top van de organisatie - u ziet ze hier zitten, benoemd en de sturingslijnen aan de top “omgelegd” – en dan bedoel ik dat woord hier niet, zo moge duidelijk zijn, in de betekenis zoals die in het criminele circuit meestal wordt gebezigd. Ook de inbedding van de Nationale Politie is voorbereid: de regioburgemeesters zijn aangewezen – al moeten de burgemeesters in het voorjaar nog wel met een voordracht komen, als gevolg van de aanvullende wet die vlak voor de kerst door de Eerste Kamer is aangenomen. En ook de andere burgemeesters, alsmede het OM zijn er klaar voor!

Maar voor bijna alle – pakweg – 65.000 politiemedewerkers is er met ingang van 1 januari 2013 nog niets veranderd. Nagenoeg iedereen zit nog op zijn eigen plek, werkt nog in hetzelfde gebied, aan dezelfde zaken en legt verantwoording af aan dezelfde chef. 

Dit alles gaat veranderen, nu de reorganisatie concreet vorm krijgt – uiteraard nadat de medezeggenschap en de vakbonden daar goed in gekend zijn. 

De basis voor deze – we mogen wel zeggen: “mega” –reorganisatie is – behalve natuurlijk in de wet – gelegen in het Inrichtingsplan. Dat plan beschrijft de ambitie van de Nationale Politie, de inrichting en opbouw van het korps, alsmede de sturing. Feitelijk beschrijft dit plan het eindplaatje, zoals dat in 2015 gerealiseerd moet zijn. 

De komende twee jaar werken we dan ook – met animo en ambitie - verder aan de nieuwe Politieorganisatie. Op 1 januari 2015 is het zo ver:

  • dan staat er één landelijk politiekorps
  • werken er in het hele land robuuste basisteams
  • is de slagkracht van de opsporing vergroot
  • werkt de politie vanuit één concept dienstverlening
  • en is er een collectieve aanpak van de high impact crime en ondermijnende, zware criminaliteit

Een ambitieus tijdpad, want om bij dit fraaie eindplaatje uit te komen, zullen we nog vele stappen moeten nemen. Stappen, die bovendien met uiterste zorgvuldigheid moeten worden gezet. Iedereen in de politie-organisatie moet duidelijk weten waar hij of zij aan toe is. Er gaan functies verdwijnen bij de politie. Zo zijn er straks minder leidinggevenden en is er ook minder niet-operationeel personeel. Maar – dat wil ik hier nog eens extra benadrukken – niemand hoeft bang te zijn dat hij of zij straks zonder baan komt te zitten. Wie zijn functie verliest, gaan we begeleiden naar ander werk – zo veel mogelijk binnen de Nationale Politie, maar ook daarbuiten. Er vallen géén gedwongen ontslagen!

Bij zorgvuldigheid hoort ook, dat je kritisch blijft kijken naar dit proces – ook als we eenmaal zijn begonnen met de uitvoering van de reorganisatie. Het inrichtingsplan is op hoofdlijnen goed, maar de plannen zijn niet in beton gegoten. We moeten goed de vinger aan de pols blijven houden, open blijven staan voor nieuwe inzichten en daar ook van blijven leren. Kortom: we gaan evalueren. Over drie jaar een deel; en de rest over vijf jaar. 

Dan heb ik het alleen over de formele evaluatiemomenten. Want u begrijpt: bij zo’n enorme operatie is het van groot belang dat we eigenlijk continu onze oren en ogen goed openhouden. Ik blijf dan ook voortdurend in gesprek: met het gezag, met de politiemedewerkers zelf, met de politietop en met de ketenpartners. Hoe loopt het? Wat gaat er goed? Waar ziet u nog hindernissen of beren op de weg? Wat moet anders, wat moet beter? Houdt mij en de korpschef scherp op die punten, spreek ons daarop aan. Ik reken daarbij op u. Door elkaar alert en scherp te houden, in goede samenwerking, kunnen we komen tot een politie-organisatie die het beste van Thorbecke én Provó Kluit in zich verenigt: een goed georganiseerde, effectief functionerende Nationale Politie, stevig lokaal verankerd, goed samenwerkend – met elkaar én met de vele, belangrijke ketenpartners. Een politieorganisatie die Nederland daadwerkelijk veiliger gaat maken!