Meet & Greet EU-Traineeships bij Buitenlandse Zaken toespraak minister Timmermans

9 januari 2013

Welkom bij Buitenlandse Zaken.

Ik denk niet dat ik de eerste ben die dat vandaag zegt.

Maar ik wil dat toch zeggen, omdat ik mij zo goed in jullie kan verplaatsen.

Daarvoor moet ik wel een enorme reis door de tijd maken.

Ik ben begonnen in het zogenaamde klasje in 1987, ongeveer rond de tijd dat jullie geboren zijn.

Mijn twee oudste kinderen zijn ongeveer van jullie leeftijd, dus ik weet in welke levensfase jullie zitten.

Ik weet dankzij mijn studenten die ik had toen ik hoogleraar in Utrecht was ook hoe jullie tegen het leven aankijken.

Daar wil ik mijn inleiding graag mee beginnen.

Als ik denk aan mijn eigen kinderen en studenten dan vallen mij twee dingen op.

Jullie zijn zonder enige twijfel de meest getalenteerde, de gezondste, de rijkste en ook de meest Europese generatie uit de Nederlandse geschiedenis.

En met Europese bedoel ik niet dat jullie allemaal dol op Brussel, de commissie en het parlement zijn.

Maar met Europese bedoel ik dat Europa jullie natuurlijke habitat is geworden.

Jullie verplaatsen je in die Europese ruimte met het gemak dat vroeger alleen bestond voor een hele kleine Europese elite.

Dat gemak delen jullie heel breed in de samenleving.

Met de meeste leeftijdsgenoten in heel Europa.

Dat is een kostbaar goed.

Dat gezegd zijnde, vind ik oprecht dat jullie generatie van dat kostbare goed nog te weinig gebruik maakt.

Mijn oproep aan jullie is daarover na te denken.

Hoe je samen met al die andere jonge Europeanen daar beter gebruik van kan maken.

Ik merk dat er inmiddels ook een Europese Lingua Franka is ontstaan, die het zeker voor jullie generatie mogelijk maakt om goed met elkaar te praten.

Ik wil daar niemand mee aanspreken of beledigen, maar grosso modo spreekt jullie generatie allemaal hetzelfde prachtige, slechte Engels.

Dat is helemaal niet erg, zeg ik als taalkundige.

Als communicatiemiddel werkt het fantastisch en als middel om begrip voor elkaar te krijgen werkt het ook, maar onvoldoende.

In dat kader zou ik iedereen die de moeite heeft genomen hier naartoe te komen, willen oproepen heel serieus te overwegen om minstens een half jaar in een andere cultuur te gaan werken of te studeren.

Jullie reizen allemaal.

Jullie habitat is Europa, maar jullie habitus is om daar weliswaar in te reizen maar over het algemeen vrij kortstondig.

En helaas vaak iets te oppervlakkig.

Ik heb zelf het genoegen gehad in verschillende landen op te groeien, omdat mijn vader ook al bij dit bedrijf werkte.

En het is achteraf gezien een enorme rijkdom die ervaring te hebben opgedaan.

Maar op het moment dat je die ervaring opdoet, is het niet gemakkelijk te wennen aan een andere cultuur.

Het is niet altijd even gemakkelijk je een andere cultuur, omgeving of gewoonte eigen te maken.

Het daagt je uit, het levert belemmeringen op.

Dingen vertragen maar tegelijkertijd leert het je ook om die omgeving door de ogen van een ander te bezien.

Ik ben ervan overtuigd dat je Nederlander wordt, nee, Nederlandser wordt, door een verblijf in het buitenland.

Ik denk dat er niemand Nederlandser zijn dan mijn broer en ik, die eigenlijk vooral in het buitenland zijn opgegroeid.

Waarom?

Omdat je voortdurend op je Nederlands-zijn wordt aangesproken in het buitenland en je daar dus ook over na gaat denken.

Maar ook omdat je ziet dat anderen zich anders gedragen en ook over hun gedragingen anders na gaan denken.

Onze nieuwsgierigheid is in onze geschiedenis de grote kracht van Nederland geweest.

En eerlijk gezegd, was dat meestal uit commercieel belang.

Onze nieuwsgierigheid voor de ander en de andere cultuur, onze wens en ons vermogen daardoor aan te passen.

Niet door jezelf te verloochenen, maar door jezelf te verplaatsen in die ander.

Omdat iedereen die goed kan verkopen weet dat de beste verkoper zich verplaatst in de leef- en denkwereld van de ander.

Dat geldt dus ook voor buitenlands beleid in de meest brede zin; Europees beleid of internationaal beleid.

Dat je de Nederlandse belangen het meest effectief kan verdedigen als je ze in een vorm kan vertalen die begrijpelijk is voor degene aan wie je het wilt verkopen, maar die tegelijkertijd ook rekening houdt met de belangen van de ander.

De beste belangenbehartiging breng je tot stand als die gebaseerd is op beide belangen.

Je kunt één keer een groot succes behalen door een ander land of onderhandelaar het vel over de oren te trekken of onderuit te halen.

Dat doe je maar één keer, terwijl een duurzame relatie voor Nederland uiteindelijk veel mee voordelen oplevert.

Die bereik je door van beide belangen uit te gaan.

Door het belang van je onderhandelingspartner te incorporeren, te denken over je eigen belangen en daar dan een mooi resultaat uit te halen.

Ik zeg dit met zoveel nadruk omdat in de afgelopen jaren in Nederland ook weleens de sfeer is ontstaan van “ze nemen ons maar zoals we zijn” en “zo zijn we nu eenmaal”.

En dan zijn we ontzettend trots op onze directheid, maar die wordt zodra je de landsgrenzen voorbij bent toch vooral als botheid gezien.

En die is niet bepaald bevorderlijk voor het bereiken van je eigenbelang.

Ik durf de weddenschap aan dat iedereen van jullie die minstens een half jaar in een andere culturele omgeving heeft verkeerd, zich dit heel goed realiseert en daar ook mee om kan gaan.

Word je een mindere Nederlander door je te verplaatsen in de ander?

Nee, ik zou willen zeggen juist meer Nederlander.

Is het laf je in een ander te verplaatsen?

Nee, dat is juist een blijk van zelfvertrouwen.

Met andere woorden: ik denk dat de houding die we weleens zien in de Nederlandse samenleving van “iedereen buiten onze landsgrenzen is hetzij lui, hetzij dom, hetzij weet ik niet veel wat”, veel meer een reflectie is van een gebrek aan zelfvertrouwen en onzekerheid over waar we nou staan.

Het is geen blijk van heel veel arrogantie of vertrouwen.

Daarom heeft dit land jullie en jullie blik naar het buitenland zo nodig.

Als ieder van jullie dit tegen tien mensen om je heen zegt, zijn alweer duizend mensen verder in de gedachte dat het in het Nederlands belang is open te zijn.

Om juist internationaal open te zijn.

Weten jullie welke Europese ambtenaren in de Europese instellingen het meest succesvol zijn?

Wie denkt te weten welke ambtenaren het meest succesvol zijn wat betreft carrièrepatronen, invloed en personen?

Van welk land?

Ik geef u mijn persoonlijke niet-wetenschappelijk onderbouwde ervaring.

Britten.

Als er één land in mijn ervaring de afgelopen vijftien jaar strategisch resultaten heeft behaald zijn het de Britten.

Over hoe je je positie in de Europese Unie kan verstevigen.

Hoe je jonge mensen met veel talent van onderop op de juiste plek bij juiste instellingen ook blijft volgen en steunen.

Ook bij een volgende stap in hun carrière.

De Britten doen het beter dan wie dan ook.

Die Britten houden afstand van Europa, dat is in politieke zin wel zo, maar als ze er eenmaal zitten zijn het de meeste actieve Europeanen.

Ze zijn de beste netwerkers.

En vaak ook de beste ambtenaren.

Als je nu kijkt naar de positie in Europese instellingen, is mijn indruk dat de Britten bovengemiddeld scoren voor wat betreft hun aanwezigheid in de diensten en hun carrièrepatroon.

Ik wil dat Nederland ook in die positie komt.

Als je naar de percentages kijkt, zijn we redelijk vertegenwoordigd in Brusselse instellingen.

Maar ik wil nog steeds dat we van onderop die kwaliteitsslag maken.

Dat jullie strak via de stages daar een kans krijgen en laten zien wat jullie waard zijn.

Waarbij één ding van belang is.

Ik maakte die grap over het slechte Engels.

In de Europese instellingen blijft het onverminderd belangrijk dat je niet alleen je eigen taal en Engels spreekt, maar daarnaast ook nog liefst een of twee andere talen.

Omdat iedereen zo langzamerhand Engels spreekt, is dat voor Nederland en Nederlanders geen asset meer.

Vroeger konden we zeggen: we hebben een zekere voorspong, omdat wij zo goed Engels spreken.

Maar tegenwoordig spreekt iedereen redelijk Engels.

Ik merk zelfs aan de Britten dat die slechter Engels gaan spreken omdat zij zich aanpassen.

Als je het Engelse jargon in Europa aan een Brit voorlegt die niet in een Europese instelling werkt, schrikt die zich dood.

Maar dat groeit vanzelf.

Dat is net zoals mijn grootvader die in de kolenmijn werkte in Limburg.

Die had ook een eigen taal.

Geen Duits.

Geen Nederlands.

Ook geen Limburgs, maar de taal van de mijn.

Dat krijg je nu bij de Europese instellingen ook.

Maar om daarin effectief te zijn, moet je ervaring hebben met werken van in een multiculturele, multinationale omgeving met andere gezagsverhoudingen.

Waarin niet iedereen in een joh-hoe-gaat-het-met-je?–verhouding met de baas staat, zoals dat in Nederland het geval is.

Maar je kunt daar nog effectiever in zijn door twee andere talen dan Nederlands en Engels te beheersen.

Ik hoop dat jullie de moed, de energie en ambitie hebben om je in die wereld te storten.

Die wereld zal bepalend zijn voor hoe ons land de toekomst tegemoet treedt.

We vergeten weleens dat in alles wat we verdienen ongeveer 1/5 via pensioenen en premies meteen weer naar het buitenland gaat en wordt geïnvesteerd in landen om ons heen.

De illusie bestaat dat je zou kunnen zeggen - met die landen moeten we straks praten, maar daar ligt voor mij geen belang.

Nou, de economische opleving van andere landen heeft direct impact op uw en mijn pensioen.

In die zin is er geen land in Europa dat afhankelijker is van de ontwikkeling in onze buurlanden.

Er mag dan ook in mijn ogen geen land zijn in Europa dat nog meer zijn best doet dan wij om in die Europese instellingen aanwezig te zijn.

Zie dat alsjeblieft niet als tegenstelling tussen Nederlander of Europeaan zijn.

Dat is de vraag die mij het meest is gesteld de afgelopen vijf of zes jaar: ben je nou Nederlander of ben je nou Europeaan?

Een vraag met een dubbele lading.

Als ik zou zeggen: ik ben Europeaan, dan ben ik niet loyaal aan Nederland, dat is dan de veronderstelling.

De andere kant is precies hetzelfde.

Ik kan Nederlander zijn omdat ik ook Limburger ben.

Ik kan ook Europeaan zijn omdat ik Nederlander ben.

Andersom kan niet.

Ik kan niet eerst Europeaan zijn en dan pas Nederlander.

Of eerst Nederlander en dan pas Limburger.

Zo is dit met ons allemaal als een soort Matroesjka-pop opgebouwd.

Omdat wij Nederlanders zijn, zijn wij ook Europeanen.

Het wil niet zeggen dat je dan eurocraat of godbetert zakkenvuller bent.

Het is een gelaagde maatschappelijke verbondenheid die niet zozeer met je cultuur te maken heeft, maar de plaats in de politieke en sociaaleconomische omgeving waar je in verkeert.

En die omgeving wordt vormgegeven door Europese instellingen.

Ik heb persoonlijk in die omgeving mogen werken.

In dit gebouw.

Bij de Europese Commissie bij de toenmalige commissaris Van den Broek.

Ik vond het werken in de commissie leuk maar ook moeilijk.

Juist door die culturele verschillen.

Ik had veel te maken met een Duitse directeur-generaal en die man was extreem hiërarchisch.

Die hiërarchie was ik niet gewend.

Dat zal voor jullie ook wennen zijn.

Jullie zullen merken dat die verhoudingen anders zijn dan wij gewend zijn.

Het eerste jaar ging het werken ontzettend moeizaam, maar toen ik er eenmaal een jaar gewerkt had, vond ik het een feest.

Omdat je veel kunt bereiken als je dat eenmaal goed beheerst.

Als je dat soort dingen leuk vindt, dan is dit de plek waar je moet zijn.

Dit bedrijf, ja daar heb ik mijn hart aan verpand.

Daar voel ik mij het meeste in thuis.

Dat heeft niet alleen te maken met het feit dat we elkaar hier iets sneller verstaan dan in het buitenland.

Maar ook omdat je hier erg dicht op de huid zit van de vorming van beleid dat voor Nederland cruciaal is.

Ik heb ook mogen kijken bij de OVSE.

Met Max van der Stoel een aantal jaren lang.

Een hele andere soort organisatie.

Een veel complexere omgeving met veel minder directe wetgeving of andere macht.

Maar in diplomatieke zin een geweldige uitdaging om met meer dan 40 landen over gevoelige onderwerpen te kunnen spreken.

En al die landen te kunnen benaderen.

Steeds meer landen te leren kennen en ook zo proberen mensenrechten, rechten voor minderheden en het Nederlands belang beter voor het voetlicht te brengen en resultaten te boeken.

Dit is iets anders dan zeep verkopen.

Ik heb niets tegen zeep verkopen.

Sterker nog, ik hoop eraan te kunnen bijdragen dat er ontzettend veel zeep van Unilever in de komen jaren kan worden verkocht.

Maar het verkopen van dingen met hele concrete en tastbare resultaten is iets heel anders dan beleid maken.

Beleid maken en een toekomst vormgeven is niet altijd meteen tastbaar.

Als ik nu terugkijk naar de afgelopen jaren dan zie ik wel dat je twee benaderingen kunt hebben.

Een hele betrokken benadering, direct op de huid van de ontwikkelingen.

Toegeven dat je niet altijd gelijk hebt en goed rekening houden met het belang van een ander, dat is een benadering.

We hebben ook de benadering die we in dit land geprobeerd hebben het afgelopen decennium.

Dat is eindeloos met je vuist op tafel slaan.

Roepen dat iedereen het moet zien zoals jij het ziet en iedereen die het niet zo ziet eigenlijk gek is.

Die benadering geeft je op korte termijn best voldoening.

Maar op lange termijn levert dat voor een land met de positie van Nederland bar weinig resultaat op.

Wat de grote staatsman Willy Brandt ooit eens zei: “Wie eindeloos met zijn vuist op tafel slaat, beschadigt vooral zijn vuist en niet de tafel.”

Ik denk dat dit voor Nederlanders de afgelopen jaren wel eens toepasselijk is geweest.

Goed, een lang verhaal, maar een ding wil ik nog aan jullie kwijt: het allerbelangrijkste, het is gewoon ontzettend leuk.

Het is gewoon een feest om dit te mogen doen.

Een feest om erover te mogen vertellen.

Een feest om op terug te kijken.

Een feest om te zien dat je ontzettend ver kunt komen met de talenten die je hebt.

Als je die kneedt.

Als je die vormt.

Als je die in de internationale omgeving verder aanscherpt.

Ik wens jullie een eindeloos feest de komende, wat zal het zijn, 40 jaar dat jullie je hiermee kunnen bezighouden.

Veel succes!