Toespraak Algemene Leden Vergadering PO Raad

Staatssecretaris Dekker sprak op dinsdag 22 januari de Algemene Leden Vergadering van de PO Raad toe, nadat Rinda den Besten tot nieuwe voorzitter van de raad was gekozen.

Dames en heren,

•&nbs “Het is vandaag een bijzondere dag. Want naast de VO-Raad, de MBO-Raad, de HBO-Raad en de VSNU hebben we nu dan ook de PO-Raad.” (...) Met deze woorden begon de toenmalige staatssecretaris van Onderwijs Sharon Dijksma haar toespraak op 22 januari 2008, vandaag op de kop af 5 jaar geleden, bij de oprichting van de PO-Raad. Ik vermoed dat er een heleboel mensen die er toen bij waren, nu ook in de zaal zitten. Steekt u even uw hand op? (...) Okay, ik zie veel zittenblijvers. Anders dan op school is dat een goed teken: dat betekent continuïteit in het bestuur. Gefeliciteerd met uw eerste jubileum!

•    Dit eerste lustrum markeert het einde van een periode. Ook van het voorzitterschap van Kete Kervezee, die er vanaf de start bij was, maar binnenkort met pensioen gaat. Daarom hebt u vandaag Rinda den Besten als nieuwe voorzitter gekozen. Een uitstekende keus: ik kan u daarmee van harte feliciteren. Ik ken Rinda goed vanuit mijn vorige functie als wethouder van onderwijs in Den Haag. We spraken elkaar regelmatig, o.a. in de G4. (…) Jammer van haar politieke kleur, maar desondanks kan ik haar van harte aanbevelen!

  • Bij de start kreeg u van de toenmalige staatssecretaris een missie mee, ik citeer: ‘verder vorm en inhoud geven aan de kwaliteit van het onderwijs’. Een doelstelling met de nodige ruimte voor individuele interpretatie. Vervolgens kreeg u te maken met minister Van Bijsterveldt, die op haar beurt eigen beleidsaccenten inbracht. En nu staat er weer een nieuwe staatssecretaris voor u, die natuurlijk ook weer het beste voor heeft met het onderwijs… Ik kan me best voorstellen dat u denkt: “Wie is die Sander Dekker, waar staat hij voor, en wat wil hij nu weer van ons?”
  • Mijn ervaring met het primair onderwijs heb ik vooral in mijn vorige functie als wethouder van Den Haag opgedaan. Ik heb zelf geen kinderen; maar om me heen, in mijn kennissen- en vriendenkring, hebben veel van mijn leeftijdsgenoten kinderen die nu in het basisonderwijs zitten. En ik denk dat u dat wel zult herkennen: als je elkaar treft, dan gaat het al heel gauw over de kinderen, en over school. En onderwijsbestuurders worden nogal eens op de staat van het onderwijs aangesproken, ‘to put it mildly’.
  • Met onderwijs is het net als met voetbal: iedereen praat erover mee, iedereen heeft er een mening over, iedereen weet wat er fout zit en iedereen weet hoe het eigenlijk zou moeten. Van de ene kant is dat voor bestuurders best lastig - al was het maar omdat je op feestjes ook weleens over iets anders wil praten - maar van de andere kant mag je verschrikkelijk blij zijn met die enorme betrokkenheid.
  • Die betrokkenheid komt natuurlijk niet uit de lucht vallen. Het onderwijs raakt je kinderen; en wat je kinderen raakt, dat raakt jou als ouder. Elke ouder wil het beste voor zijn kinderen, en dus ook het allerbeste onderwijs. Want daar worden de talenten van kinderen tot ontwikkeling gebracht, daar doen ze de kennis en vaardigheden op die ze nodig hebben in onze maatschappij. Dat zijn de belangrijke taken die je de school toevertrouwt. Terecht dat ouders daar heel kritisch op zijn.
  • Omdat voor je kinderen het beste nog niet goed genoeg is, kan het onderwijs altijd beter. Dat is nooit af. Het onderwijs moet ook beter, vind ik. We behoren tot de vijf rijkste landen ter wereld, maar ons onderwijs zit daaronder, in de subtop. En we worden de afgelopen jaren links en rechts ingehaald. Niet alleen ‘the usual suspects’ Hong Kong en Singapore geven ons het nakijken, maar ook andere Westerse landen scoren steeds beter dan Nederland. Noord-Ierland steekt ons de loef af met lezen én rekenen. In Finland en Denemarken wordt beter gelezen, in België (Vlaanderen) is men ons met rekenen de baas. Dat mogen we niet op ons laten zitten!
  • We zijn het aan onze kinderen en daarmee aan onze toekomst verplicht om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. En dat verbeteren kan -  door wat we goed doen vol te blijven houden. Zo zijn we op één punt wereldkampioen: de kwetsbare leerlingen zakken bij ons niet zomaar door het ijs. Daar mogen we samen heel erg trots op zijn. Ook u verdient als bestuurders alle lof voor dit wapenfeit.
  • Tegelijkertijd moeten we kritisch voor onszelf blijven en verbeteren waar het kan. Zo moeten we constateren, dat onze bovengemiddelde leerlingen ondermaats presteren. Bij de top laten we talent onbenut. Dat moet en kan anders. Als we óók de beste leerlingen uitdagen om tot de toppen van hun kunnen te gaan, als we ook die bovenlaag optimaal bedienen, dan hebben we een grote stap van ‘goed’ naar ‘excellent’ onderwijs gezet. Kortom: ik wil naar een ambitieuze onderwijscultuur, waarin ieder kind het maximale uit zichzelf kan halen.
  • Van goed naar excellent: dat verschil wordt door de school zelf gemaakt. Want als je scholen met vergelijkbare populaties en vergelijkbare bekostiging naast elkaar zet, dan zie je dat de leerlingen van de ene school beduidend beter presteren dan die van de andere. Het succes zit in de ambitie en bevlogenheid van schoolleiders en docenten, in hun heilige vuur. Daarom blijven we investeren in schoolleiders en docenten. Dat zijn de mensen die het verschil maken. De school is zo goed als zijn leider, het onderwijs zo goed als de leraar die voor de klas staat.
  • Als je wilt toewerken naar excellentie, dan moet dat dus vooral gebeuren door schoolleiders, docenten… en bestuurders! U bent per slot van zake de baas. U spreekt ambities uit. U zet de lijnen neer. Goed onderwijs wordt niet in Den Haag gemaakt, maar op school. Op de scholen die u bestuurt. Ook de onderwijskwaliteit behoort daarbij tot uw verantwoordelijkheden, zoals we gaan onderstrepen in het Nationaal Onderwijsakkoord. Ik vind het heel belangrijk dat we dat samen doen, in een cultuur waarin we kritisch zijn op elkaar, en ook graag van elkaar willen leren zodat we ons aan elkaar kunnen optrekken.
  • In de ambitie om de kwaliteit van het onderwijs te verhogen, hebt u als bestuurders een heel belangrijke taak. En ook een heel lastige. Om de vergelijking met het voetbal weer even terug te halen: als bestuurders kunt u niet de show stelen op het veld. U scoort geen winnende goal, en u maakt niet die spraakmakende redding. Maar u zorgt er als bestuur wél voor, dat er een team in het veld komt dat de competitie aan kan. Met een juiste mix van spelers die de ambities onder een bezielende leiding kunnen vertalen in sprankelend spel.
  • De docenten zijn de trainers, maar ook degenen die talenten scouten. Talent dat nu nog te vaak onopgemerkt blijft, en daardoor niet volledig tot ontplooiing komt. En daar kunt u als bestuur iets aan doen. Want u kunt als doel stellen dat elk kind eruit moet halen wat erin zit. De ideale randvoorwaarden om dat te kunnen bereiken; de cultuur waarin het vanzelfsprekend is dat de schoolleiding en de docenten zich professioneel blijven ontwikkelen; kortom, het klimaat waarin topprestaties worden geleverd; dat is úw zorg.
  • Daarmee beland ik nu tot slot bij de opdracht die ik u wil meegeven. “Je kunt altijd meer dan je denkt”, zeggen we tegen leerlingen. Maar dat geldt natuurlijk voor iedereen, ook voor staatssecretarissen, ook voor bestuurders. Zelfs als het goed gaat, mogen we nooit tevreden zijn, maar altijd scherp kijken of de lat nog een stukje hoger kan. Wat kunt ú doen om de kwaliteit van ons onderwijs nóg beter te maken? Ik weet zeker dat u kansen en mogelijkheden ziet. En als we vervolgens allemaal op onze eigen scholen een stapje extra zetten, dan maken we samen een reuzensprong voor het onderwijs in Nederland. En voor alle kinderen die daar nog het meest van profiteren. Dan kunnen we samen meer bereiken dan we nu misschien voor mogelijk houden. Dat kom ik over vijf jaar graag met u vieren!