Ridder Militaire Willems-Orde Hakkenberg overleden (video)

Ridder Militaire Willems-Orde Giovanni Narcis Hakkenberg is vrijdag op 89-jarige leeftijd in Ede overleden. De oud-marinier ontving de hoogste Nederlandse dapperheidsonderscheiding voor zijn daden tijdens de politionele acties in Nederlands-Indië.

Hakkenberg trad buitengewoon doortastend op toen hij als tijdelijk aangesteld sergeant van de mariniers in 1948 en 1949 diende bij de Mariniersbrigade op Oost-Java. Voor zijn heldendaden benoemde Koningin Juliana hem in 1951 tot Ridder Militaire Willemsorde vierde klasse.

Strijd met guerilla

Gedreven door rechtvaardigheidsgevoel en liefde voor Indonesië ging de marinier in kleine groepjes op pad. Hij bond de strijd aan met bendes en guerrillastrijders. Als detachementcommandant was hij bij veel belangrijke acties betrokken, zowel tegen opstandelingen als tegen het nieuw opgerichte Indonesische leger, de Tenara Nasionaal Indonesia (TNI).

Eenmaal sloeg hem de schrik om het hart. Op 25 oktober 1948 wilde hij in een kampong in Djakarta samen met anderen een TNI-groep overrompelen. Hij rekende op zo’n 6 tegenstanders, maar het bleken er 40. Met moed en overredingskracht bracht hij de actie alsnog tot een goed einde. Hakkenberg ontving de Militaire Willems-Orde (MWO) voor onder meer 5 van dit soort acties.

Werken aan Birma-spoorlijn

De in Soerabaja geboren Hakkenberg meldde zich in 1941 in Indië aan bij de marine om in Europa tegen de Duitsers te vechten. Na zijn opleiding bleek hij echter nodig in eigen land. De dreiging van de Japanners was inmiddels te groot. Toen Nederlands-Indië in 1941 capituleerde kwam Hakkenberg in krijgsgevangenschap. Hij werkte onder meer aan de beruchte Birma-spoorweg in Thailand. Aan het eind van de oorlog woog hij nauwelijks 40 kilo.

Hakkenberg bleef bij de marine. Na de onafhankelijkheid van Indonesië diende hij op diverse posten, voordat hij in Java bij de Mariniersbrigade in actie kwam. De Ridder MWO verliet in 1974 als kapitein het Korps Mariniers.

Vaak onderscheiden

Hakkenberg kreeg in zijn loopbaan veel onderscheidingen. Behalve de Militaire Willems-Orde Ridder vierde klasse, ontving hij de eremedaille in goud in de Orde van Oranje-Nassau, het Oorlogsherinneringskruis (2 gespen), het Ereteken voor Orde en Vrede en het Nieuw-Guinea Herinneringskruis.

Er zijn nu nog 5 levende Ridders MWO. De Engelsman Ken Mayhew (1917), Edward Fulmer uit de Verenigde Staten (1919) en de Nederlanders Albert Hoeben (1920), Cornelis van den Hoek (1921) en de enige actief dienende militair kapitein Marco Kroon (1970).

Ik ben geboren in Soerabaja op 6 december 1923. Mijn moeder is een dochter van een Duitse militair in KNIL-dienst. Mijn vader was geboren uit een Hollandse vader en een Indische moeder. Ik ben op mijn zeventiende jaar in dienst gekomen en op mijn achttiende jaar werd mijn schip getorpedeerd in de zeeslag in de Javazee. En mijn broer is ook getorpedeerd in die zeeslag in de Javazee maar mijn broer en zes neven zijn erin gebleven. Van de acht mensen ben ik de enige overlevende. En daar waren we krijgsgevangenen. In Japan heb ik moeten werken in steenkoolmijnen. Toen ben ik stiekem met een vliegtuig meegegaan naar Soerabaja en ben ik in Soerabaja gebleven. Toen kwamen de politionele acties. Op een moment kreeg ik bericht: er zijn drie of vier man gesignaleerd. Ik was namelijk ordercommandant van een eenheid. Ik had een chauffeur met een jeep en die heb ik ook maar meegenomen. Ik dacht: ach, dat is zo gebeurd. Toen zijn we rustig ernaartoe gegaan, mijn chauffeur en ik. Mijn chauffeur maakte de deur open en ik zag zo'n dertig, veertig mensen in dat huis, helemaal bewapend. Even schrok ik, maar die lui schrokken nog erger dan ik en die gaven zich over, ongelooflijk. Die hadden mitrailleurs en alles bij zich. En wij hebben deze lui toen naar het hoofdkwartier afgevoerd. Niemand kon het geloven. En toen ik dus onderweg was naar Curaçao met de compagnie mariniers en toen werd er voorgelezen dat ik de Militaire Willems-Orde kreeg. Ik was al blij met die Bronzen Leeuw en toen kreeg ik ineens de Militaire Willems-Orde. Maar ben ik dan werkelijk een held, zit ik me af te vragen. Ik moet toch niet anders doen? Ik ga mijn jongens toch niet zomaar ten prooi geven aan de dood? Ik ben als matroos in dienst gekomen en ik ben als kapitein bij de mariniers eruit gegaan. Alleen dat ik dus het laatste moment van mijn leven nog getroffen ben door een hersenbloeding en een aorta-operatie tegelijk dat had ik nooit verwacht.