Toespraak van minister Lodewijk Asscher bij de uitreiking van de Geuzenpenning aan Radhia Nasraoui op 13 maart 2013 in Vlaardingen

Mevrouw Nasraoui, Koninklijke Hoogheid (Prins Constantijn), Dames en heren,

Een cel is maar twee meter lang
en nauw twee meter breed…

Ik ben hier gekomen om een ode te brengen. Een ode aan mensen met de moed om zich te verzetten tegen dictatuur en discriminatie. Een ode aan mensen met de morele kracht om een ongelijke strijd aan te gaan tegen onrecht en onderdrukking. Een ode aan de Geuzen van toen, en aan mensen die nu, in de geest van de Geuzen, strijden voor vrijheid en democratie.

Radhia Nasraoui is zo’n vrouw die dat durft, die dat doet. Zij heeft de moed en de morele kracht om, onder de moeilijkste omstandigheden, op te komen voor de mensenrechten.
Ze koos als jong advocaat al voor de verdediging van politieke gevangenen en was, tien jaar geleden, één van de oprichters van de vereniging ter bestrijding van marteling in Tunesië (Assocation de Lutte contre la Torture en Tunisie). Ze heeft in haar persoonlijke leven een hoge prijs moeten betalen voor deze principiële keuzes.

Ik heb daar bewondering voor. Een grenzeloze bewondering. Ik voel het ook als een plicht om haar en andere verdedigers van mensenrechten te steunen. We hebben het over universele mensenrechten, waar we ook wereldwijd voor op moeten komen. Juist wij, die wonen in een democratie, mogen niet, mogen nooit, nalaten om grove schending van de mensenrechten, aan de kaak te stellen.
Er zijn landen waar verdedigers van mensenrechten worden gehinderd, getreiterd, gecriminaliseerd. Daar mogen we niet over zwijgen. Nooit.
Het is onaanvaardbaar dat verdedigers van mensenrechten onschuldig vast worden gehouden of voor hun leven moeten vrezen omdat ze vreedzaam opkomen voor de rechten en vrijheden van anderen.
Als Nederlandse regering zullen we ze altijd en overal steunen. Niet alleen als het gaat om mensen die opkomen voor de rechten van homo’s in Rusland en fundamentele vrijheden in de Arabische wereld. Maar ook als iemand in Nederland zijn nek uitsteekt en Turkse jongeren aanspreekt op hun Jodenhaat. Ook die verdient onze steun.

Verdedigers van mensenrechten spelen een essentiële rol in het bestrijden van onrecht en onderdrukking in eigen land. Verdedigers van mensenrechten spelen een essentiële rol in het bevorderen van het democratiseringsproces in eigen land. Het is onze plicht om deze verdedigers te verdedigen.

Ik vind het geweldig dat er ieder jaar weer een Geuzenpenning wordt uitgereikt als eerbetoon aan mensen en organisaties die zich inzetten voor mensenrechten en zich verzetten tegen dictatuur en discriminatie.
Het is mooi dat de Stichting Geuzenverzet 1940-1945 daarmee de idealen en de nagedachtenis aan de Geuzen levend houdt.  Ik ben grootgebracht in het besef dat het door helden als de Geuzen komt dat wij er nog zijn.Nederlandse verzetsstrijders, geallieerde soldaten, helden die bereid waren hun leven te geven voor de vrede en vrijheid waarin wij nu leven.
Ik hoor tot een generatie die nooit voor de keus (van de achttien in de cel) heeft gestaan en zich alleen maar kan afvragen: ‘Wat zou ik hebben gedaan?’ Wat kan een man, oprecht en trouw
nog doen in zulk een tijd? Hij kust zijn kind, hij kust zijn vrouw en strijdt de ijdele strijd.

Ik weet niet of ik de moed zou hebben van de verzetsstrijders van toen. Ik hoop het. Maar ik hoop ook dat ik het nooit hoef te bewijzen. En dat onze kinderen het ook nooit hoeven te bewijzen.
Het is voor onze, het is voor hun toekomst van het grootste belang dat we ons blijven herinneren wat er toen is gebeurd. Dat mogen we nooit vergeten. Om te voorkomen dat het nog eens gebeurt.
Als onze grootouders er niet meer zijn om het te vertellen, als onze ouders er niet meer zijn om het te vertellen, dan zijn wíj het die het onze kinderen moeten vertellen. Dan zijn wíj het die de waarden en de woorden door moeten geven. De waarden van de democratie. De woorden van (Jan Campert in het gedicht) de ‘Achttien doden’.
Gedenkt, die deze woorden leest,
Mijn makkers in de nood
en die hen nastaan ’t allermeest
in hunne rampspoed groot,
zoals ook wij hebben gedacht
aan eigen land en volk.

Het is goed dat de Stichting Geuzenverzet 1940-1945 ons helpt herinneren. Niet alleen aan wat er in het verleden in Nederland is gebeurd, maar ook wat er nu in de wereld om ons heen gebeurt.
Nog steeds zijn er regimes die de mensenrechten aan hun laars lappen. Nog steeds zijn er verdedigers van de mensenrechten die in een cel zitten of ieder moment in een cel gegooid kunnen worden.
Daarom ben ik hier om een ode te brengen aan de mannen en vrouwen die bereid waren en bereid zijn persoonlijke offers te brengen in een strijd voor een vrije, democratische, rechtvaardige samenleving.
Radhia Nasraoui doet dat in het land waar de Arabische lente begon, met de Jasmijnrevolutie, maar waar nu de noodtoestand van kracht is. Tunesië. Een land dat dankzij internet het maar één muisklik van ons is verwijderd.

Ik kan thuis zó zien hoe ze in Tunesië de Harlem Shake dansen. In dat Tunesië is mevrouw Nasraoui één van de mensen die de samenleving  van binnenuit proberen te veranderen, te verbeteren.
Zij stelde en stelt het martelen aan de kaak. Een strijd waarin wij haar alleen maar solidair kunnen steunen. Marteling is in strijd met artikel 5 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.
‘Niemand zal onderworpen worden aan martelingen, noch aan een wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing.’

Het is onze plicht om iedereen, overal,  in de strijd tegen ontoelaatbare schending van de mensenrechten te steunen. Schouder aan schouder. Hand in hand. Samen zijn we niet machteloos.
Het zijn mensen als mevrouw Nasraoui die ons het goede voorbeeld geven. In de geest van de Geuzen. Mensen met de moed om zich te verzetten tegen de dictatuur. Mensen met de kracht om persoonlijke offers te brengen voor de vrijheid van anderen. Mensen met het hart om discriminatie en rassenhaat aan de kaak te stellen. 
Dat zijn mijn helden. Dat zijn de helden waar we eeuwig trots op moeten zijn.